|
MYSTIEK/KABBALA: REISGIDS NAAR HET GELUK HET ZEVENDE TEKEN: DE OPWEKKING VAN LAZARUS Over het Lazarus-wonder en de identiteit van de evangelist Johannes. Het zevende teken wordt in Joh 11 beschreven als de opwekking van Lazarus. De naam Lazarus is een Grieks-Latijnse verbastering van de Hebreeuwse persoonsnaam Eliezer of Eleazar (= God heeft geholpen), die in de Bijbel meer voorkomt. Het is de verdienste van Steiner geweest, om middels zijn vermogen om in de Akasha-kroniek te lezen, uit de doeken te hebben gedaan, wat deze opwekking in wezen geweest is: Een inwijding, vergelijkbaar met die inwijdingen, die plachten voltrokken te worden in de oude heilige mysteriën van b.v India, Chaldea, Egypte, Thracie en Griekenland. Jezus verschijnt met dit zevende wondergebeuren, kort voordat het Golgotha-mysterie zal plaats vinden, als degene, die met zijn inwijding van Lazarus, daarmee ook de afsluiter is der oude mysterie-cultussen. Hij immers wordt de initiator van de nieuwe cultusvormen van het Christendom. De oude mysterie-inwijding vond plaats, doordat de inwijder (de mustos), de inwijdeling (de neophutos) in een toestand van schijndood bracht, door dien IK, zijn astrale lichaam en het leeuwendeel van zijn etherisch lichaam, de geestelijke wereld binnen te brengen. Deze ontrukking van de inwijding uit zijn fysisch lichaam duurde drie en een halve dag, de tijdsspanne, waarin de neofiet rechtstreekse kennis van de geestelijke wereld opdeed. Na de plaatsgevonden verzadiging met deze kennis werd hij door zijn initiator weer teruggebracht in zijn fysiek lichaam, waarna de inwijdeling een ingewijde geworden was. Dit ceremonie werd in een tempel of in een graftombe voltrokken. Bij Lazarus in een grafspelonk te Bethanie, zijn woonplaats, een dorpje oostelijk van Jeruzalem. Waarom nu, vertelt Johannes niet letterlijk wat er gebeurt is, maar doet hij voorkomen alsof Lazarus inderdaad vrij plotseling gestorven was en door Jezus weer levend gemaakt werd? De reden ligt voor het grijpen! Het was in heel de oudheid een ongeschreven, maar allerwegen stipt gerespecteerde wet, dat de esoterische inwijdingsweg der mysteriën een geheim was, waar de buitenstaander niets van te weten mocht krijgen. Als nu, wat vroeger algemeen werd aangenomen, de apostel Johannes ( de zoon van Zebedeus en de broeder van de apostel Jacobus) de schrijver was van het Johannes-evangelie, dan kon de verklaring van het opwekkingsverhaal zijn, dat Johannes, als een niet ingewijde er ook geen weet van gehad heeft, Martha en Maria en de andere familieleden, waar Jezus bevriend mee was, bleven onkundig van wat er werkelijk geschied was. Ook als Jezus Martha, die meent, dat haar broeder gestorven is, troost (Joh. 11,25) en haar zegt, dat Lazarus zal opstaan, vertelt hij haar niets over de plaats gevonden inwijding. Nu was Steiner een der eersten, die er op wees, dat Lazarus, en niet de apostel Johannes, de schrijver was van het Johannes-evangelie. Dit staat al te lezen in zijn in 1902 verschenen boek: 'Das Christentum als mystische Tatsache und die Mysterien des Altertums'. Steiner kon aantonen, dat Lazarus, die na zijn inwijding de inwijdingsvolle naam Johannes kreeg, ook de schrijver was van de Johannes-brieven en van de Openbaring van Johannes. Het was juist de inwijding, die hem de visioenen had geschonken, die in de Openbaring of Apokalypse door hem geboekstaafd werden. Als Lazarus dus de auteur van het Johannes-evangelie is, bestaat er een andere reden, dan die geldende voor de apostel Johannes, waarom hij zijn eigen inwijding niet vertelt, zoals die geschied is. Het was immers, zoals wij hierboven reeds vermeldden, een mysteriegebod, dat inwijdingsritueel verboden kennis voor buitenstaanders was. Aan dat gebod heeft Lazarus zich stipt gehouden en vertelt zijn inwijding in die het wezenlijke gebeuren verhullende termen, die oningewijde oren horen mochten. De vruchten der inwijding, het verkregen inzicht in de geestelijke wereld en de daardoor nieuw gewonnen wijsheid, die waren geen geheim goed en die staan dan ook in het Johannes-evangelie, de Johannesbrieven en in de Apokalypse te lezen. Dat Lazarus de schrijver van het Johannes-evangelie was, heeft Steiner geschouwd. Andere hebben het auteurschap van Lazarus om tekstkritische redenen waarschijnlijk geacht. Er bevinden zich dan ook in de tekst van het evangelie sterke aanwijzingen, dat de apostel Johannes niet de schrijver was en Lazarus wel. Welke zijn die? In het laatste hoofdstuk (Joh. 21,20-25) stelt de schrijver zich aan zijn lezers voor als leerling, dien Jezus lief had. Deze term, 'de leerling, dien Jezus liefhad', wordt in het evangelie pas gebruikt na de inwijding van Lazarus. Zeer waarschijnlijk is het derhalve, dat de inwijding door Lazarus beleefd werd als het levende bewijs van Jezus' (voor)liefde voor hem. Dan moet het ook Lazarus zijn geweest en niet Johannes, de zoon van Zebedeus, van wie geschreven staat in Joh. 13,24 (De passage beschrijft een gedeelte van het laatste avondmaal): 'Er lag een van zijn leerlingen mee aan, rustend in de schoot van Jezus, hij die Jezus' liefde heeft ervaren'. Deze leerling kon niet een der twaalf apostelen zijn, ten aanzien waarvan Christus tijdens het avondmaal het misoffer instelt met de uitreiking van brood, als kenteken van zijn lichaam en de wijn, als kenteken van zijn bloed. Mattheus, Marcus en Lucas beschrijven deze communie-inwijding der apostelen, de auteur van het Johannes-evangelie niet. Waardoor en waarom niet? Kennelijk, omdat hij bij dit gedeelte van het avondmaal niet aan tafel was. De tijdelijke absentie van Lazarus is verklaarbaar uit de omstandigheid, dat hij al ingewijd was. Een tweede, andere en minder verreikende inwijding zou geen pas hebben gegeven. Zo vinden wij juist in de niet vermelding van de aposteleninwijding middels de brood- en wijncommunie een aanwijzing er voor, dat de in de schoot van Jezus rustende leerling, hem dien Jezus lief had, niet de apostel Johannes en wel de leerling Lazarus was, de schrijver van het evangelie. Wat Lazarus wel mocht meemaken en dan ook vermeldt, is de anticommunie, die Judas krijgt, als Christus een stuk brood neemt, dat in de wijn doopt en Judas de doordrenkte bete broods in de mond stopt. Men denke zich even in en proeve in zichzelf na, welk een enorm verschil het uitmaakt, of men eerst gewijd brood eet en daarna gewijde wijn drinkt, of dat men een stukje in wijn gedoopt brood te verorberen krijgt. De laatste gebeurtenis is het tegendeel van een heilige handeling. 'Toen voer de Satan in hem', zegt het evangelie dan ook. (Joh. 13,27) Judas verlaat daarna onverwijld de avondmaalsdis om Jezus te gaan verraden. Er moest er een zijn, die de kring der twaalf brak, om Jezus' weg naar Golgotha te effenen! Zo werden in Judas' wezen levende demonische machten door Jezus geactiveerd ten gunste van zijn heilsweg. Alleen de auteur van het Johannes-evangelie, de nieuwe Johannes, die Lazarus was, kon dit tragisch gebeuren, in tegenstelling tot de andere evangelisten, zo exact beschrijven! De nieuwe Johannes is het ook geweest, of beter gezegd, Lazarus' inwijding is het geweest, die Christus' opgang maar Golgotha mogelijk gemaakt heeft. Waarom kunnen wij dit zeggen? Hierom: Of de priesters in Jeruzalem begrepen hadden, dat de opwekking van Lazarus een door Jezus als initiator tot stand gebrachte inwijding was, of dat huns inziens Jezus het wonder verricht had een dode weder levend te maken, in beide gevallen was Jezus door het gebeurde in Bethanie hun aartsvijand geworden. Immers, bevroeden zij een inwijding, dan was het in hun ogen een onvergefelijk vergrijp, dat deze zonder hun medeweten en zonder hun sanctie door ene Jezus buiten Jeruzalem, en buiten de tempel tot stand gebracht was; een mysteriegebeuren bovendien, waartoe zij zelve niet bij machte waren het te voltrekken. Betrof het gebeurde in Bethanie in hun ogen het weer tot leven brengen van een gestorvene, dan was nu toch wel overvloedig gebleken, dat Jezus een zo gevaarlijke concurrent van hun priestermacht was, dat deze wonderendoener nu maar eens uit de weg te worden geruimd. Daarom komt de Hoge Raad, het Sanhedrin, bijeen om Jezus een proces aan te doen, dat op diens ter dood veroordeling bestemd was uit te lopen. Johannes vermeldt dan ook, dat direct na de opwekking van Lazarus de overpriesters en Farizeeërs het Sandherin bijeenriepen. Kajafas, de hoge priester van dat jaar spreekt dan de gedenkwaardige woorden tot de raadsleden (Joh. 15,50-53): 'Gij hebt geen inzicht en de gedachte dringt niet tot u door, dat het beter voor u is, dat een mens sterft voor het Godsvolk, dan dat geheel ons volk ten onder gaat'. Johannes laat hier op volgen: 'Dit zei hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk en niet voor het volk alleen, maar ook om de verdeelde en verstrooide kinderen Gods tot eenheid te brengen. Sinds die dag waren zij besloten hem te doden'. Waar wij bij de bespreking van het zesde teken zagen, dat dit ook te zien gaf, dat Christus de opperheer van het karma was, moge het duidelijk zijn, dat Jezus precies voorzien had, hoe hij met de inwijding van Lazarus de stap deed, die hem zou brengen naar Golgotha, de poort van de dood, die hij doorschrijden zou. Het zevende teken was dus ook deze stap en de laatste die nodig was om die versmelting van Christus met Jezus te bewerkstelligen, dat het Golgotha-mysterie kon gaan plaatsvinden. |