|
MYSTIEK/KABBALA: REISGIDS NAAR HET GELUK IK BEN DE OPSTANDING EN HET LEVEN AFBEELDING VAN DE OUDE "OTZ-CHIIM" AFBEELDING VAN DE NIEUWE "OTZ-CHIIM" MET DE ZEVEN IK-BEN-WOORDEN Het vijfde der zeven Ik-Ben-Woorden: Ik ben de Opstanding en het Leven. (Joh 11:25) Tijdens het inwijdingsgebeuren van Lazarus troost Christus Lazarus' zuster Martha, die meent, dat haar broeder gestorven is en dat dit niet geschied zou zijn, als Jezus vroeger ter plaatse was geweest. Eerst beperkt Christus zich tot de troostwoorden: 'Uw broeder zal opstaan'. Jezus bevindt zich namelijk in de moeilijke positie, dat hij Martha uit de put wenst te helpen, maar dat hij haar niet wil mededelen, dat Lazarus slechts schijndood is, waar haar broeder een inwijding doormaakt. Als Martha opmerkt, dat zij weet, dat Lazarus zal opstaan in de opstanding ten laatsten dage, zoals onder de Joden het volksgeloof luidde, ontneemt hij haar dit soort opstandingsgeloof door er Martha omzichtig van te overtuigen, dat Lazarus' opstaan uit de graftombe weldra in Christus' aanwezigheid zal gaan plaatsvinden. Na de woorden: 'Ik Ben de Opstanding en het Leven', zegt Christus tot haar: 'Wie in mij gelooft, zal leven, ook wanneer hij sterft; en ieder, die leeft in Mij, zal door de tijden heen (of: in der eeuwigheid) niet meer sterven. Vertrouwt gij daarop? Het antwoord van Martha luidt: 'Ja Heer, ik geloof, dat gij de Christus zijt, Gods Zoon, die in de wereld komt'. (Joh 11:27). Christus heeft appel gedaan op Martha's Ik, haar boven tijd en ruimte uitstijgende eeuwige kern. Die neemt Christus' opstandingskracht in zich op. Haar droefenis is weg en zij gaat heen om haar zuster Maria naderbij te roepen, om ook haar met Christus' levenskracht in aanraking te brengen. Kort daarop volgt de scène van Lazarus' uittreding uit de graftombe, in de Ogilvie-vertaling fraai weergegeven door de woorden: 'Lazarus, kom in U zelf, treed naar buiten'. (Joh 11:43) De plaatsing van 'Ik Ben de Opstanding en het Leven' in Hod. Tegenover Aristoteles' categorie 'poiein = doen', waarin wij de vorm onderkenden voor de inhoud van Nezach, konden wij de categorie 'paschein = lijden' of ondergaan plaatsen als de vorm voor de inhoud van Hod. Bracht Geburah een confrontatie met 's mensen buitenwereld, Hod geeft de confrontatie met de binnenwereld, die geen ondergaan beoogt te brengen, maar een ondergaan. Dat kan een aangename reflectie zijn op goed geslaagde daden uit Nezach, die men nog eens in de geest ondergaat, voor ze rustig de revue te laten passeren. Daarvoor behoeft Christus uiteraard geen woord van troost aan te reiken. Wel voor het ondergaan van leed, een lijden, dat voort kan komen uit mislukt doen in Nezach of uit een ander noodlottig gebeuren, waarvan men het slachtoffer geworden is en waardoor alle doen in Nezach lam gelegd werd. Het voor deze sephirah van het innerlijk reflecteren uitgesproken 'Ik Ben de Opstanding en het Leven', heeft de bedoeling, dat mens zich innerlijk wapent tegen het identificatief gedrag van een zich laten onderdompelen in welke vorm van ondervonden smart dan ook: Een remedie tegen het lam gelegd zijn. Dus niet de vlucht in de depressie, maar het moedig onder ogen zien van zijn bestaanssituatie, ten einde niet bij de pakken te gaan neerzitten en wel een innerlijk-bestand-zijn op te bouwen. Bij die opbouw helpt het Christuswoord: 'Ik Ben de Opstanding en het Leven'. Als de mens die kracht in zich opneemt, kan hij opstaan uit de put, waar hij in zat, al voelde hij zich ook tot stervens toe ellendig, berooid en verlaten. Wie deze opstandingskracht van Christus toevoegt aan de inhoud van zijn Ik, formeert daarmee de sterkte van het innerlijk-bestand-zijn. Hij metamorfoseert een op de wind heen en weer zwiepend populiertje in een stevige storm-bestendige eik. De inplanting van de opstandingskracht, waardoor het populiertje eik wordt, gebeurt door middel van een innerlijk gesprek. Dat is een gesprek van het Ik (de Individualiteit uit Tiphereth) in confrontatieve communicatie met de Persoon in Hod. Persoon en Individu groeien beide middels deze interne dialoog. Dat geldt voor minder schokkende omstandigheden, dan de Johannestekst beschrijft in de onthutsing van Martha en ook voor nog veel schokkender ervaringen. Maar steeds is Hod het aangrijpingspunt in de persoon van de mens voor de versterking zijnen Individualiteit middels helder doordachte, even nuchtere als diepgaande zelfconfrontatie! Wat wel eenduidig vaststaat is, dat er heel wat heen en weer gereis heeft plaats te vinden van Tiphereth naar Hod, terug naar Tiphereth, weer naar Nezach, weer naar Hod, enz. Voordat dit traject op de levensreis al zijn vruchten tot rijpheid heeft gebracht. De som dezer vruchten is dat men heel wat meer weet dan voordien, toen zij hun rijpheid nog niet bereikt hadden. Deze vrucht der vruchten heeft een speciale naam en die is: Het Geweten. Het echte geweten. Het 'geboorte-uur' van het geweten. Was er in de opbouwingstijd van de gewaarwordings-ziel (Gedulah) en in die van de verstands-gemoeds-ziel (Geburah) nog geen geweten aanwezig? Ja en nee ! In Gedulah en in Geburah was de Individu nog niet losgeschild uit de Persoon. In Tiphereth pas ontstaat de hoogst eigen individuele norm, die een intern geboren norm is. De norm van Gedulah is nog een externe, die van het gewoonte-recht van het volk, de clan of het gezin, waar men deel van uitmaakt. Die wordt in Geburah verhard en geëgaliseerd tot een letterlijk vastgestelde wetsnorm van een godsdienstige en/of politieke groepering. Een gebeuren, dat, historisch bekeken, in de middeleeuwen uitgroeide tot de antinomie, de normenstrijd, tussen Kerk en Staat. Een individuele normstelling geschiedt pas na de geboorte van de bewustzijnsziel. Naast de externe normen van familie, interne Ik-norm van de Individualiteit tot leven, het echte geweten, de conscientia, waar Christus zijn kracht in en zijn kroon op plaatst. Dit geweten is identiek met wat de wijsgeer zedelijk bewustzijn noemt. Zinvol is het er tenslotte op te wijzen, dat er nog een ander Christus-woord is, dat doorstraalt in Hod. Dat is het Ik-Ben-Woord uit Geburah: 'Ik ben het Licht der Wereld'. Geburah bracht ons de confrontatie met de buitenwereld; de onder Geburah gelegen sephirah Hod, de confrontatie met de binnenwereld. Ook in onze binnenwereld voor de binnenwereld zelve kunnen wij Christus' Licht laten schijnen. Dat Licht steekt dan die innerlijke verlichting in ons aan, die deze sephirah de glorie geeft, die de rechtstreekse inhoud is van het woord Hod. Dat is dan een intensivering van Hods' glorie, waarover gesproken werd in de 2e paragraaf van dit hoofdstuk, een vergroting daarvan, pas mogelijk geworden door de komst van Christus in ons. AFBEELDING VAN DE OUDE "OTZ-CHIIM" AFBEELDING VAN DE NIEUWE "OTZ-CHIIM" MET DE ZEVEN IK-BEN-WOORDEN |