|
MYSTIEK
TERESA VAN AVILA: INQUISITIE De eerste vrouw die na Margreet weer
een landkaart van haar ziel toont aan een breder publiek is Teresa van Avila. Ook zij deed dit in een uitermate
vijandige omgeving: een vrouwvijandige, anti-joodse, anti-mystieke mannelijke cultuur,
bewaakt door theologen. 'Twintig clerici van de inquisitie
bewaken de vrede in mijn rijk beter dan een heel leger,' meende koning Filips II, niet ten
onrechte. Stammend uit een familie van
'bekeerde joden' - haar vader was om die reden door de inquisitie veroordeeld - een vrouw
die over zichzelf schrijft, nog wel in de volkstaal, en die een nieuwe innerlijkheid
propageert: zo'n vrouw zat al bij voorbaat in de verdachte hoek. Teresa werd er door gefrustreerd:
'Als ik eraan denk dat ik als een vrouw geboren ben, voel ik me als verlamd. Van de kansel werd verkondigd dat
'vrouwen zich met spinrokken en de rozenkrans moeten bezighouden en zich om andere vormen
van vroomheid maar niet moeten bekommeren'. Teresa weet echter wel beter: 'Wat een geluk als God een vrouw de tirannie van een echtgenoot bespaart. Zeer vaak ruïneert dit haar lichaam,
vaak ook de ziel.'
Maar in het klooster voelt zij zich
eveneens gefrustreerd. Haar broer gaat het avontuur zoeken
in Amerika, de hele christelijke wereld staat in brand en zij doet maar niets! Zij loopt aan alle kanten vast en
haar onvrede openbaart zich in een zware neurose en in psychosomatische ziekten. Zij kan geen latijn lezen en als in
1559 de grootinquisiteur alle geestelijke werken in de volkstaal, inclusief de bijbel,
verbiedt, houdt zij alleen haar eigen verbeeldingskracht over. Zij krijgt prompt spectaculaire
visioenen. Maar ook hier wordt door haar
biechtvaders met het kapmes gewerkt. Zij bevelen haar 'een vuist te maken
tegen de verschijningen'. 'Om gek van te worden,' verzuchtte
Teresa. Haar crisis duurt achttien jaar. Achteraf noemt ze dit proces 'deze
strijd en halfslachtigheid om tegelijk met God en de wereld vriendschap te onderhouden'.
Met de wereld als tegenpool van God
bedoelt zij dan de wereld van haar affectieve relaties en contacten, producten van haar
extraverte aanleg. 'God zij geprezen dat Hij mij van
mijzelf heeft bevrijd.' Zij hervindt zichzelf in het diepste
centrum van haar ziel. Van daaruit kijkt zij op een nieuwe
wijze naar mensen en dingen en kan zij rusteloos bezig zijn zonder zichzelf te verliezen. Waar was ik toen ik u zocht? Gij waart aan mij tegenwoordig,
maar ik was van mijzelf vervreemd. Gij waart in mijn binnenste en ik
was buiten en daarbuiten zocht
ik U. Deze karakterisering van een
neurotische levenscrisis stamt van Augustinus. Teresa herkende zich hierin. Zij was daarna zeker van zichzelf en
opgewassen tegen de inquisitie. Zij draait de zaak om: in plaats van een mannelijke
hervormer te volgen, hervormt zij een mannenorde.
Ze gaat op de inquisiteurs af,
neutraliseert hun bedenkingen en maakt hen niet zelden tot haar vrienden. Gewaarschuwd dat de inquisitie haar
te grazen zal nemen, zegt zij lachend: Het zou er met mijn ziel zeer
slecht voor staan als er iets van dien aard was dat ik bang zou zijn voor de inquisitie. Als men hiertoe een reden zou
opgeven, zou ik zelf er naartoe gaan. Uit de frustratie van het machteloos
neerzitten en tegelijk menen tot iets groots geroepen te zijn verlost zij zichzelf door
uit te gaan van wat ze in concreet kan en is: Slechts een vrouw en zonder
betekenis, zag ik mij niet in staat iets te doen van wat ik graag zou hebben gedaan om de
Heer te dienen... Daarom besloot ik dat kleine beetje te doen dat ik vermocht. Teresa was bijzonder begaafd. Slim en tegelijk zachtaardig,
impulsief en zakelijk, extatisch en nuchter observerend. Als schrijfster hoort ze tot de top
van de Spaanse literatuur.
Zij schrijft spontaan, zonder
doorhalingen en zonder te herlezen. Zeer direct, met humor en met grote
aandacht voor het gewone, de details, het type mens, de praktische kanten van een zaak. Ze is niet leerstellig, schrijft
vanuit ervaring en richt zich tot iemand, maar komt wel tot nieuwe verbeeldingen van het
mystieke proces en zoekt steeds naar wat zij noemt 'nieuwe woorden'. Zij vindt nieuwe woorden voor een
nieuw soort bidden: 'Het gebed van rust'. Bidden kan iets zijn van woorden. Teresa is er niet tegen, maar vindt
dat een gebed nergens toe dient als het zonder inhoud is, en verdedigt tegenover de
inquisiteurs het belang van het 'innerlijk bidden'. Bidden als het proces dat het leven omvormt, als een gegrepen worden, als vorm van leven en bron van activiteiten die overal mogelijk zijn. 'Weet dat gij, in de keuken werkend,
God tussen potten en pannen kunt vinden' zegt Teresa tegen haar mede zusters.
Het is het rustpunt in ene leven dat
zeer actief kan zijn. Die liefde blijft voortdurend
actief en zoekt wat ze kan doen. Zij kan niet in zichzelf besloten
blijven. Evenals het water naar het schijnt
niet in de aarde besloten kan blijven, maar naar een uitweg zoekt. Om duidelijk te maken hoe de mens tot
in dit rustgevend centrum kan doordringen, gebruikt zij een nieuw beeld voor wat
traditioneel de 'grond', de 'top' of de 'vonk' van de ziel genoemd wordt. Zij noemt dit het 'binnenste
verblijf' van het 'kasteel van de ziel'. De weg is voor haar geen beklimmen
van een mystieke ladder. De kosmos speelt nauwelijks een rol.
Het vroegere beeld van de kosmos
wordt bij haar een beeld van de menselijke psyche: in het centrum het goddelijke licht,
daaromheen in cirkels de vele lagen van de psyche, daarbuiten is er dan de duisternis.
De mens moet dus vanuit de duisternis
door alle lagen (verblijven in het kasteel) heen dringen in het binnenste verblijf 'waar
de meest geheime dingen tussen God en de ziel plaatsvinden'. In dit centrum ontdekt de mens
datgene wat hem overstijgt en wat tegelijkertijd de grond is van het bestaan. Deze 'weg naar de volmaaktheid'
beschrijft zij ook in de vorm van een autobiografie en vanuit wat zij om zich heen zag. Zij beschrijft eveneens zeer
nauwkeurig de bijverschijnselen van de mystiek en geeft haar mening hierover. Bij Teresa begint de moderne
psychologische benadering van het verschijnsel mystiek. Een weg door de psyche heen naar de
persoonskern, waarbij zij bijna vanzelfsprekend psyche en lichaam, aardse passie en
geestelijke liefde als een eenheid ziet. Wij zijn geen engelen, maar hebben
een lichaam. Het zou dwaasheid zijn van onszelf engelen te maken zolang we op aarde zijn en zo aan de aarde gebonden als ik. |