|
NIETZSCHE: DE ANTICHRIST
BIJBEL: HET PRIESTERBOEK PAR EXCELLENCE Is eigenlijk het beroemde verhaal aan
het begin van de bijbel wel begrepen - over de helse angst van god voor de wetenschap? Het is nooit begrepen. Dit priesterboek par excellence
begint billijkerwijs met de grote innerlijke angst voor de priester: hij kent
slechts een groot gevaar, derhalve kent 'god' slechts een groot
gevaar. De oude god, een en al 'geest', een
en al hogepriester, een en al volmaaktheid, wandelt wat voor zijn plezier in zijn tuinen:
alleen, hij verveelt zich. Zelfs goden strijden vergeefs tegen
de verveling. Wat doet hij? Hij vindt de mens uit - de mens is
onderhoudend...
Maar kijk, ook de mens verveelt zich.
Het erbarmen Gods met de enige moeilijkheid die aan paradijzen inherent is kent geen grenzen: weldra schiep hij nog andere dieren. Eerste misgreep Gods: de mens
vond de dieren niet onderhoudend - hij ging ze overheersen, hij wilde niet eens 'dier'
zijn. Bijgevolg schiep god de vrouw. En inderdaad, nu was het afgelopen
met de verveling - maar ook met nog iets anders! De vrouw was Gods tweede
misgreep. 'De vrouw is in haar wezen slang,
Heva' - iedere priester weet dit; 'van de vrouw is alle onheil ter wereld
afkomstig' - ook dit weet iedere priester. 'Derhalve is ook de wetenschap
van haar afkomstig'... Pas op door de vrouw heeft de mens
leren proeven van de boom der kennis. Wat was er gebeurd? De oude god bevloog een helse angst.
De mens zelf was zijn grootste misgreep geworden, hij had zich een rivaal geschapen, de wetenschap maakt gode gelijk, - als de mens wetenschappelijk wordt is het afgelopen met de priester en goden! Moraal: de wetenschap is het
verbodene zonder meer - zij alleen is verboden. De wetenschap is de eerste
zonde, de kiem van alle andere zonden, de erfzonde. Dit alleen is moraal. 'Gij zult niet kennen' - heel
de rest volgt hieruit. Gods helse angst verhindert hem niet
slim te wezen. Hoe verdedig je je tegen de
wetenschap? Dat is lange tijd zijn voornaamste
probleem geweest. Antwoord: weg met de mens uit het
paradijs!
Het geluk, de lediggang brengen
iemand op gedachten zijn slechte gedachten... De mens mag niet denken. En de 'absolute priester' vindt de
ellende uit, de dood, de levensgevaarlijke zwangerschap, alle mogelijke narigheid,
ouderdom, geploeter, en de ziekte in de eerste plaats - allemaal middelen in de
strijd tegen de wetenschap! Ellende staat de mens niet toe
te denken... En toch! Ontzettend! Torenhoog verheft zich het bouwwerk
der kennis, bestormt de hemel, het wordt de goden zwart voor de ogen - wat te doen! De oude god vindt de oorlog
uit, hij scheidt de volkeren, hij zorgt dat de mensen elkaar vernietigen (de priesters
hebben de oorlog altijd nodig gehad...). De oorlog - onder meer een grote
rustverstoorder voor de wetenschap! Ongelooflijk! , de emancipatieweg van de priester, De kennisneemt zelfs ondanks oorlogen
toe. En de oude god neemt een laatste
besluit: 'de mens is wetenschappelijk geworden - er is niets aan te doen, hij moet
verzopen worden!' Men heeft mij begrepen. Het begin van de bijbel bevat de hele
psychologie van de priester.
De priester kent slechts een
groot gevaar: de wetenschap - het gezond begrip van oorzaak en gevolg. Maar de wetenschap gedijt over het
algemeen uitsluitend onder gunstige omstandigheden - je moet tijd, je moet geest over
hebben om te 'kenen'. 'Derhalve' moet de mens
ongelukkig gemaakt worden', dat is te allen tijde de logica van de priester geweest. Men raadt reeds wat,
overeenkomstig deze logica, eerst hiermee in de wereld gekomen is - de 'zonde'...
Het begrip van schuld en straf, heel
de 'zedelijke wereldorde' is uitgevonden tegen de wetenschap - tegen de
aflossing van de priester door de mens... De mens mag niet naar buiten,
hij moet naar binnen schouwen; hij mag de dingen niet intelligent en voorzichtig
bekijken, als iemand die te leren heeft, hij mag helemaal niet kijken: lijden moet
hij... En wel dusdanig lijden dat hij altijd
de priester nodig heeft. Weg met de dokters! Wat men nodig heeft is een
heiland.
Het begrip van schuld en straf, met
inbegrip van de leer der 'genade', der 'verlossing', der 'vergeving' - allemaal door en
door leugenachtig en verstoken van elke psychologische realiteit - het is allemaal
uitgevonden om het menselijk causaliteitsbesef te verstoren - het is een aanslag op
het begrip oorzaak en gevolg! En geen aanslag met de vuist,
met het mes, met eerlijke haat en liefde, nee, vanuit de lafste, sluwste, laagste
instincten! Een priesterlijke aanslag! Vampirisme van bleke onderaardse
bloedzuigers! Als de natuurlijke gevolgen van een daad niet langer 'natuurlijk' zijn, doch slechts beschouwd worden als bewerkstelligd door begrijpelijke spoken van bijgeloof, door 'god', door 'geesten', door 'zielen', als louter 'morele' consequenties, als beloning, straf, vingerwijzing, middel tot stichting - dan is de voorwaarde tot kennis vernietigd - dan is de grootste misdaad tegen de mensheid voltrokken. Nogmaals, de zonde, deze vorm van
menselijke zelfschennis par excellence, is uitgevonden om wetenschap, om cultuur,
om elke verheffing, elk niveau van de mens onmogelijk te maken: de priester voert de heerschappij
door de uitvinding van de zonde. OP deze plaats ontsla ik mij niet van
de plicht een psychologie van het 'geloof', van de 'gelovigen' te geven, juist, zoals
billijk is, ten voordele der 'gelovigen'.
Als er op dit moment nog zijn die
niet weten in hoeverre het oneerbaar is 'gelovig' te zijn - of anders een
kenmerk van decadence, van gebroken levenswil - reeds morgen zullen zij het weten. Mijn stem bereikt ook de hardhorigen. Het schijnt, als ik het tenminste
niet verkeerd verstaan heb, dat er onder de christenen een soort waarheidscriterium
bestaat dat men het 'bewijs vanuit de werkzaamheid' noemt. 'Het geloof maakt zalig: dus
is het waar.' Je zou hier allereerst tegen in
kunnen brengen dat juist die zaligmakende werking niet bewezen, doch slechts beloofd
is: de zaligheid verbonden met de voorwaarde van het 'geloof' - je moet zalig
worden, omdat je gelooft... Maar dat werkelijk gebeurt wat
de priester de gelovige voor het zich aan elke controle onttrekkende 'hiernamaals'
belooft, waarmee zou dat bewezen zijn? Het zogenaamde 'bewijs vanuit de
werkzaamheid' is dus eigenlijk opnieuw een vorm van geloof aan de stelling dat het effect,
dat men zich van het geloof voorstelt, niet achterwege blijft. Geformuleerd: 'Ik geloof, dat het
geloof zalig maakt - derhalve is het waar.'
Maar hiermee hebben wij het einde
reeds bereikt. Dit 'derhalve' zou als
waarheidscriterium het absurdum zelve zijn. Laat ons echter, met enige
toegeeflijkheid, aannemen dat de zaligmaking bewezen zou zijn door het geloof (niet
slechts gewenst, niet slechts een belofte uit de enigszins verdachte mond van een
priester): Zou zaligheid - lust, met een technische term - ooit een bewijs van de waarheid
zijn? In zo geringe mate, dat het bijna een
bewijs van het tegendeel, en elk geval de grootst mogelijke argwaan tegen 'waarheid'
oplevert als er lustgevoelens meespreken over de vraag 'wat is waar?' Het bewijs van de 'lust' is een
bewijs voor 'lust', en verder niets; voor alles ter wereld, vanwaar zou het
vaststaan dat juist ware oordelen meer genoegen zouden opwekken dan valse en,
overeenkomstig een geprestabiliseerde harmonie, onvermijdelijk een nasleep zouden hebben
van aangename gevoelens? De ervaring van alle strenge,
diepzinnig geaarde geesten leert het tegendeel. Men heeft voor elk strobreed waarheid
moeten worstelen, men heeft in ruil darvoor vrijwel alles moeten prijsgeven waar anders
ons hart, onze liefde, ons vertrouwen in het leven aan gehecht is. Er is ziele-grootheid voor nodig: de
dienst der waarheid is de zwaarste dienstbaarheid.
Wat betekent dus rechtschapenheid in
geestelijke aangelegenheden? Dat je streng bent tegenover je eigen
hart, dat je 'mooie gevoelens' veracht, dat je van elk ja en nee gewetenskwestie maakt! Het geloof maakt zalig; derhalve
liegt het... Dat het geloof onder bepaalde
omstandigheden zalig maakt, dat zaligheid van een idee-fixe nog geen waar
idee maakt, dat het geloof geen bergen verzet, maar wel bergen neerzet waar er geen zijn:
een vluchtige wandeling door een gekkenhuis is voldoende om een en ander
bevredigend toe te lichten. Zij het dan niet voor een
priester: want die loochent instinctief dat ziekte ziekte en gekkenhuis gekkenhuis is. Het christendom heeft de ziekte
nodig, ongeveer zoals het hellendom een overschot aan gezonden nodig heeft - ziek maken
is eigenlijk de verborgen bedoeling van heel het kerkelijke systeem van heilsprocedures. En de kerk zelf - is zij niet het
katholieke gekkenhuis als uiteindelijk ideaal? De aarde in het algemeen als
gekkenhuis? De religieuze mens, zoals de kerk hem wil, is een typische decadent; het tijdstip waarop een religieuze crises een volk in haar greep krijgt wordt altijd gekenmerkt door een zenuwepidemie. De 'innerlijke wereld' van de
religieuze mens lijkt tot op de grens der verwisselbaarheid op de 'innerlijke wereld' van
mensen, die overspannen zijn en aan het eind van hun krachten; de 'meest verheven'
toestanden, welke het christendom de mensheid als waarde aller waarden boven het hoofd
gehangen heeft, zijn epileptoide - de kerk heeft uitsluitend krankzinnigen ofwel
oplichters heilig verklaard. Ik ben ooit zo vrij geweest heel de
christelijke training van boete en verlossing te kenschetsen als een methodisch
opgewekte folie circulaire, billijkerwijs op een daartoe reeds geprepareerde, dus
door en door morbide bodem. Het staat niemand vrij christen te
worden: tot het christendom word je niet 'bekeerd' - je moet er ziek genoeg voor zijn... Wij anderen, die de moed
hebben tot gezondheid en eveneens tot verachting, hoe zeer zijn wij niet
gerechtigd een religie te verachten die geleerd heeft het lichaam te miskennen!
Die zich niet wil losmaken ven het
bijgeloof van de ziel! Die uit ontoereikende voeding een
'verdienste' maakt! Die in de gezondheid een soort vijand, duivel, verzoeking bestrijdt!
Die zich zelf heeft aangepraat dat je
met een 'volmaakte ziel' zou kunnen rondlopen in een kadaver van een lichaam, en daartoe
verplicht was een nieuw begrip van 'volmaaktheid' in elkaar te flansen, een bleek,
ziekelijk, idiootdweperig verschijnsel, de zogenaamde 'heiligheid' - heiligheid, zelf niet
meer dan een syndroom van het verarmde, ontzenuwde, ongeneeslijk verdorven lichaam! De christelijke beweging is als
Europese beweging van meet af aan een collectieve beweging van alle mogelijke uitschot- en
afvalelementen (die met het christendom naar de macht streven). Niet
het verval van een ras komt erin tot uitdrukking, nee, in deze beweging wordt elk
aggregaat gevormd van samenklonterende en elkaar zoekende decadence-vorming overal
vandaan. Niet de corruptie van de antieke
wereld zelve, de hoogstaande antieke wereld, heeft het christendom mogelijk
gemaakt, zoals wel is aangenomen: de geleerde idiotie die ook thans nog iets dergelijks
staande houdt kan niet krachtig genoeg tegengesproken worden. In de tijd dat de ziekte, verdorven
parialagen van het gehele imperium zich zelf kerstenden, was juist het tegenovergestelde
type, het niveau, in zijn fraaiste en rijpste gedaante aanwezig. Het grote getal kreeg de overhand;
het democratisme van de christelijke instincten behaalde de overwinning.
Het christendom was niet 'nationaal',
niet door ras bepaald - het wendde zich tot alle mogelijke onterfden van het leven, het
had zijn bondgenoten overal. Het christendom is gefundeerd op de
rancune der ziekten, op het instinct tegen de gezonden, tegen de gezondheid
gericht. Alles wat geschapen is, trots en
overmoedig, de schoonheid bovenal is het christendom een kwelling voor oog en oor. Ik herinner nogmaals aan de
onschatbare uitspraak van Paulus: 'wat zwak is voor de wereld, wat dwaas is
voor de wereld, wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is heeft God
uitverkoren': dat was de formule, in hoc signo heeft de decadence
gezegevierd. God aan het kruis - is de
vreselijkste insinuatie die van het symbool uitgaat nog altijd niet duidelijk? Alles wat lijdt, alles wat aan het
kruis hangt, is goddelijk ... We hangen allemaal aan het kruis,
derhalve zijn wij goddelijk... Wij allen zijn goddelijk...
Het christendom betekende een
overwinning, en een mentaliteit van meer niveau is eraan ten onder gegaan - het
christendom is tot dusver het grootste ongeluk dat de mensheid overkomen is. Het christendom staat eveneens in
tegenstelling tot elke geestelijke welgeschapenheid - het kan uitsluitend zieke
rede gebruiken als christelijke rede, het kiest partij voor alles wat idioot is, het
spreekt een vloek uit over de 'geest', over de superbia van de gezonde geest. Omdat de ziekte een wezenlijk
bestanddeel is van het christendom, moet ook de typische christelijke toestand,
'het geloof', een vorm van ziekte zijn, moet de kerk alle rechtstreekse,
rechtschapene, wetenschappelijke wegen tot kennis afwijzen als verboden wegen.
Twijfel is reeds zondig... Het volslagen gebrek aan
psychologische zindelijkheid bij de priester - hetgeen zich in de oogopslag verraadt -
komt voort uit de nawerking der decadence - men moet hysterische wijven of anders
racistisch aangelegde kinderen maar eens observeren om te zien hoe regelmatig instinctieve
valsheid, lust tot liegen om het liegen, onvermogen tot directe blikken of gebaren
uitdrukking zijn van decadence.
'Geloof' betekent niet willen
weten wat waar is. De piëtist, de priester van beide
seksen, is vals omdat hij ziek is: zijn instinct eist dat de waarheid op geen enkel
punt tot haar recht komt. 'Wat ziek maakt, is goed; wat
voortkomt uit de volheid, uit de overvloed, uit de macht is slecht': zo ervaart de
gelovige het. Het dwangmatig liegen - daaraan herken ik ieder die voor theoloog in de wieg gelegd is.
|