LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      NIETZSCHE: LEER DE GROTE DENKERS  

  NIETZSCHE: DE EEUWIGE TERUGKEER  

Hiermede is voor Nietzsche de overgang naar een dynamisch voluntaristische metafysica gegeven.

Het geheim van alle bestaan is kracht, en kracht is in wezen steeds wil tot de macht.

De dingen, ook de mensen, zijn "dynamische quanta", geladen en dus in een verhouding van "hoogspanning" staande tot andere dynamische quanta, steeds gereed te ontploffen tot wilswerkzaamheid.

Alle wezens zijn "wilspunktuaties", die in hun dynamische spel van voortdurende worsteling hun kracht vermeerderen of verliezen.

De universele tendentie van de dingen is streven naar accumulatie van kracht, naar veroveren van macht, naar sterker worden, naar steeds meer zijn.

Weerstand bieden, overmacht winnen - dat is de geheime impuls van alle gebeuren, en natuurlijk ook het levensgebeuren, bezielt.

De elementen van de werkelijkheid groeperen zich soms, gaan een verbinding aan om te "conspireren", zodanig dat geen enkele de nader onderwerpen kan.

Wil tot macht is de bewegende kracht in alle bestaan - in het anorganische, zowel als in het organische, als in het zuiver geestelijke, al is dit laatste in de grond slechts van weinig betekenis: het bewustzijn zelf is maar een oppervlakkige schaal, iets toevallig, iets toegevoegds - een epiphaenomeen.

Schopenhauriaansch klinkt het, wanneer Nietzsche leert, dat de wereld in wezen uit een veelheid van wilseenheden bestaat, die echter geen zelfstandige substanties zijn, maar slechts verzamelpunten, kruispunten in het eeuwige worden: krachtpunten in een eeuwig bewegend spanningsveld.

De wereld is "een dionysische wereld van eeuwig-zichzelf-scheppen en eeuwig-zichzelf-vernietigen, een eeuwig worden, een eeuwig worstelen   en streven, zonder rust, zonder oponthoud, zonde einde en zonder doel."

"Want had de wereld een doel, zo moest het reeds bereikt zijn."

Zinloos wentelt de wereld door het ruim, zij vergaat, wanneer haar tijd gekomen is en telkens ontstaat zij opnieuw uit haar as.

Evenals de Pythagoreers  en de Stoïcijnen, maar inzonderheid in aansluiting bij Herakleitos, leert Nietzsche een "eeuwige terugkeer" van alle dingen en van alle leven, van alle vormen en van alle bewustzijn te gelegener tijd.

De eeuwige terugkeer is voor hem het volwaardige surrogaat voor al het Generzijdse, voor alle onsterfelijkheid en voor alle andere heilsbeloften.

En zelfs de mindere schone vooruitzichten, ja de rilling van afgrijzen, die de gedachte van de "eeuwige terugkeer" van alle leed, alle ellende, alle gruwelijkheid wekt, heeft haar betekenis: zij werkt selecterend: slechts de sterken en de dapperen kunnen haar dragen, verdragen en verduren.

Schopenhauer verwierp, evenals het Boeddhisme, ter wille van het grenzeloze lijden dit leven en deze wereld en verlangde niets liever dan het Nirvana, in de toestand van de vergetelheid, waar de snerpende zweepslagen van de wil niet  meer gevoeld worden, over te gaan.

Ook Nietzsche ziet dus het lijden verbonden met de rusteloze wil, maar hij aanvaardt het leven, ja, zozeer bemint hij het,dat hij voor alle eeuwigheid willend lijden, strijden en ondergaan met alle dingen, alle toestanden, alle gebeurtenissen.

De wereldontwikkeling beschrijft een kringloop, die zich reeds oneindige malen herhaald heeft en zich nog oneindige malen herhalen zal.

De tijd is weliswaar oneindig, maar niet de kracht, die zich in hem ontplooit, zodat deze telkens opnieuw moet beginnen, nadat zij verbruikt is, nadat zij haar spel heeft volbracht.

En zij speelt met steeds dezelfde bouwdoos, die slechts één enkele vorm van combinaties duldt: juist hetzelfde keert steeds opnieuw terug, in het worden, het vloeien handhaaft zich het zijn:

Deze wereld is een monster van kracht, zonder begin, zonder einde, een vaste, onwrikbare grootheid van kracht, die niet groter, niet kleiner wordt ..., niets oneindig-uitgebreids, maar als bepaalde kracht in een bepaalde ruimte voorhanden, een ruimte, die niet ergens "leeg" is, integendeel de kracht is overal, als een spel van krachten en krachtgolven, tegelijkertijd een eenheid en een veelheid, hier zich tezamen hopend en daar tegelijk zich verminderend, een zee van in zichzelf stormende en stotende krachten, eeuwig zich veranderend, eeuwig terugvloeiend, met de reusachtige tijdspanne van de wederkeer ...., zichzelf bevestigend in deze gelijkheid van zijn banen en zijn jaren, zichzelf zegenend , als dat, wat eeuwig terugkeren moet, als een worden, dat geen verzadiging kent: deze, mijne dionysische wereld van eeuwig-zichzelf-scheppen en eeuwig-zichzelf-vernietigen, deze geheimenis-wereld van de dubbele wellusten, dit mijn "generzijds van goed- en boosheid", zonder doel, wanneer niet in het geluk van de kringloop  een doel ligt, ... : deze mijne wereld, wie is helder genoeg, om haar te aanschouwen, zonder zich blindheid te wensen? ...  En wie dit vermocht, moest hij dan niet nog méér doen? Met de "ring der ringen", zichzelf verloven? Met de beloften van de eigen terugkeer? Me de ring van de eeuwige zelf-zegening, zelfbevestiging? Met de wil tot nog-en-keer-wilen? Tot terugwillen van alle dingen, die ooit zijn geweest? Tot veroveren willen van alles, wat ooit zijn zal?

Deze heroïeke wereldbeschouwing, zo vol mystieke wereldvroomheid, leert dan anderzijds beseffen, dat ieder ogenblik in het leven eeuwigheidswaarde heeft, dat de mens derhalve ieder ogenblik zo heeft te besteden, dat het waard is talloze malen terug te keren.

Met andere woorden:"druk op ieder schijnbaar vergankelijk ogenblik, op ieder komend en verdwijnend heden de stempel van de eeuwigheid.Zodoende wordt gij,nietig mens, zoon van de stof, de dienaar, neen de incarnatie van die God, die de Grieken vereerden als Dionysos-Zagrues,  zich zelf ten dode wijdende, om in eeuwige herhaling zich te hernieuwen en weer op te staan".

God is dood, of zo hij leeft dan in de mens: "Waren er goden, hoe zo ik het kunnen verdragen, géén God te zijn?"

Dat is de slotsom van de levensleer van Nietzsche.