|
NIETZSCHE: DE ANTICHRIST
DE MACHT VAN DE PRIESTER Het godsbegrip was vervalst, het
begrip moraal ook; maar het joodse priesterdom liet het daar niet bij. Allerminst: de hele geschiedenis
van Israël konden zij niet gebruiken: weg ermee! Deze priesters hebben het wonder van
vervalsingkunst gewrocht dat voor ons gedocumenteerd is in een goed deel van de bijbel:
zij hebben hun eigen volksverleden met een onvergetelijke verachting jegens elke
overlevering, jegens iedere historische realiteit, vertaald in religieuze termen,
dat wil zeggen er een stompzinnig heilsmechanisme van schuld jegens Jahweh en straf, van
vroomheid jegens Jahweh en beloning van gemaakt. Deze uiterst schandalige daad van
geschiedvervalsing zou ons veel pijnlijker treffen als de kerkelijke
geschiedsinterpretatie van tientallen eeuwen ons niet vrijwel immuun gemaakt had voor de
eisen der rechtschapenheid in historicis. En de kerk werd gesecondeerd door de
filosofen: de leugen van de 'zedelijke wereldorde' doortrekt de hele ontwikkeling
van zelfs de nieuwere filosofie. Wat betekent 'zedelijke wereldorde'?
Dat er, eens en voor al, een
goddelijke wil bestaat over wat de mens moet doen en laten; dat de waarde van een volk,
een enkeling wordt afgemeten aan de mate waarin Gods wil gehoorzaamd wordt; dat Gods wil
zich in de lotgevallen van een volk, van een enkeling manifesteert als beheersend,
dat wil zeggen straffend of belonend al naar gelang de graad van gehoorzaamheid. De realiteit in plaats van
deze erbarmelijke leugen luidt: een parasitair soort mens, dat alleen kan gedijen op
kosten van alle gezonde levensvormen, de priester, misbruikt Gods naam: hij noemt
een toestand van de maatschappij, waarin de priester de waarde der dingen bepaalt, 'het
rijk Gods'; Hij noemt de middelen waarmee een dergelijke toestand bereikt of in stand
gehouden wordt 'Gods wil'; hij beoordeelt met kil cynisme de volkeren, de tijdperken, de
enkelingen hiernaar of zij de overmacht der priesters gediend dan wel bestreden hebben. Je moet ze bezig zien: onder de
handen van de joodse priesters werd de grote tijd in de geschiedenis van Israël
een periode van verval, terwijl de ballingschap, de duurzame ellende veranderde in een
eeuwige straf voor die grote tijd - een tijd waarin de priester nog niets
betekende.
Zij hebben van de machtige, uiterst
vrij uitgevallen gestalten uit Israël geschiedenis al naar behoefte armzalige
kruipers en konkelaars dan wel 'goddelozen' gemaakt, ze hebben de psychologie van elk
groot gebeuren vereenvoudigd tot de formule voor idioten 'gehoorzaamheid of
ongehoorzaamheid jegens god'. Een stap verder: de 'wil Gods' (dat
wil zeggen de voorwaarden tot behoud van de macht van de priester) moet bekend zijn
- en voor dit doel is er een 'openbaring' nodig. In normale bewoordingen: er ontstaat
behoefte aan een kolossale literaire vervalsing, er wordt een 'heilige schrift' ontdekt -
en onder de groots mogelijke priesterlijke poeha, met boetedagen en jammerklachten over de
lange tijd van 'zonde' wordt zij openbaar gemaakt. 'Gods wil' stond allang vast: het
hele onheil bestaat hieruit dat men van de 'heilige schrift' vervreemd is. Reeds Mozes was 'Gods wil'
geopenbaard... Wat was er gebeurd? De priester had, streng en pedant,
tot de grote en kleine belastingen toe die aan hem betaald moesten worden (niet te
vergeten de smakelijkste stukjes vlees: (de priester is namelijk een biefstukvreter), eens
en voor al geformuleerd hoe hij het wil hebben, 'wat Gods wil is'...
Van nu af aan is alles in het leven
zo geregeld dat de priester overal onmisbaar is, bij alle natuurlijke
gebeurtenissen van het leven, bij de geboorte, het huwelijk, de ziekte, de dood, om nog
maar te zwijgen van het 'offer' (de maaltijd), verschijnt de heilige parasiet op het
toneel om ze te onnatuurlijken - of zoals dat in zijn jargon heet: te 'heiligen'. Want een ding moet men goed
begrijpen: natuurlijke zede, elke natuurlijke instelling
(staat,rechtsorde,huwelijk,zieken- en armenzorg), elke door het levensinstinct gestelde
eis, kortom alles wat intrinsiek waardevol is wordt door het parasitisme van de priester
door en door van zijn waarde, ja, met waarde in tegenstelling gebracht: het krijgt
behoefte aan een sanctie achteraf - er ontstaat behoefte aan een waardeverlenende
macht die de natuur ontkent juist door een waarde te creëren... De priester ontneemt de natuur haar
waarde, haar heiligheid: dat is nu eenmaal de prijs voor het feit dat hij bestaat. Ongehoorzaamheid jegens god, dat wil
zeggen jegens de priester, tegen de 'wet', wordt nu voorzien van de naam 'zonde'; de
middelen om zich weer 'met god te verzoenen' zijn, wat ook billijk is, middelen waardoor
de onderworpenheid aan de priester alleen nog maar des te grondiger gewaarborgd wordt;
alleen de priester 'verlost'...
Bij een psychologische controle
blijken in elke priesterlijk georganiseerde maatschappij 'zonden' onontbeerlijk te worden:
het zijn de eigenlijke handvaten van de macht, de priester leeft van de zonden, hij
is er op aangewezen dat er 'gezondigd' wordt... Hoogste regel: 'God vergeeft hem, die boete doet' - in normale bewoordingen: die zich aan de priester onderwerpt.
|