|
NIETZSCHE: DE ANTICHRIST
ZEDELIJKE WERELDORDE Ik wil op deze plaats een
zucht niet onderdrukken. Er zijn dagen dat ik
bezocht word door een gevoel, zwarter dan de zwaarste melancholie - de
mensenverachting. En opdat ik geen twijfel
laat bestaan over wat en wie ik veracht: het is de mens van heden, de mens die
het noodlot tot mijn tijdgenoot gemaakt heeft. De mens van heden - ik stik
zowat van zijn onreine adem... Tegenover het verleden
bezit ik, evenals alle mensen van inzicht, een grote tolerantie, dat wil zeggen
grootmoedige zelfcontrole: Ik beweeg mij door het gekkenhuis van complete
millennia, of dat nu 'christendom', 'christelijk geloof' of 'christelijke kerk'
heet, met sombere voorzichtigheid - ik kijk wel uit de mensheid voor haar
geestesziekten verantwoordelijk te stellen.
Maar
mijn gevoel slaat om, barst los zodra ik de nieuwere tijd, onze tijd bestreed. Onze tijd is mondig... Wat voorheen alleen maar
ziek was, is heden onfatsoenlijk geworden - het is onfatsoenlijk thans christen
te zijn. En hier neemt mijn walging
een aanvang. Ik kijk om mij heen: er is
geen woord meer over van wat vroeger 'waarheid' heette, wij kunnen er niet meer
tegen als een priester het woord 'waarheid' ook maar in de mond neemt. Zelfs bij de geringste
aanspraak op rechtschapenheid moet je vandaag de dag beseffen dat een theoloog,
een priester, een paus met elke zin die hem over de lippen komt niet alleen
dwaalt, maar liegt - dat het hem niet langer vrij staat te liegen uit
'onschuld', uit 'onwetendheid'. Ook de priester weet net zo
goed als iedereen dat er geen 'god' meer bestaat, geen 'zondaar', geen
'verlosser' - dat 'vrije wil', 'zedelijke wereldorde' leugens zijn - de ernst,
de grondige zelfoverwinning van de geest veroorlooft niemand meer hier geen
benul van te hebben...
Alle
begrippen van de kerk zijn herkend voor wat ze zijn, de boosaardigste
valsemunterij die er bestaat, met als doel de natuur, de natuurwaarden van hun
waarde te beroven; de priester zelf is herkend voor wat hij is, de gevaarlijkste
soort parasiet, de spin die het leven vergiftigt... Wij weten, ons geweten weet
het thans, wat die naargeestige uitvindingen van priesters en kerk eigenlijk
waard zijn, waartoe zij gediend hebben, die bedenksels waarmee de mensheid in
die toestand van zelfschennis gebracht is die iemand kan doen gruwen van haar
aanblik - de begrippen 'hiernamaals', 'laatste oordeel', 'onsterfelijkheid' der
ziel', de 'ziel' zelf: het zijn folterwerkingen, het zijn hele systemen van
gruwelen, krachtens welke de priester de heerschappij heeft gegrepen en
behouden... Iedereen weet dit; en
desondanks blijft alles bij het oude. Hoe ver is het niet gekomen
met het laatste restje eerbaarheid, zelfrespect, als zelfs onze staatslieden,
wat anders een uiterst ongevangen soort mensen is, door en door christelijke
metterdaad, zich op dit moment nog christen noemen en het avondmaal bijwonen? Een jonge vorst aan de
spits van zijn regimenten, een schitterende uiting van zelfzucht en
zelfverheffing van zij volk - die echter, zonder een spoor van schaamte, er voor
uitkomt christen te zijn! Wie anders wordt door het
christendom ontkend? Wat discrimineert wat als
'wereld'? Dat je soldaat bent,
rechter of patriot; dat je je verzet; dat je op je eer gesteld bent... Elke praktijk op ieder moment, elk instinct, ieder waardeoordeel dat in daden wordt omgezet is vandaag de dag antichristelijk: wat moet de moderne mens niet een misgeboorte van valsheid zijn, dat hij zich desalniettemin niet geneert nog christen genoemd te worden!
|