|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
HET KONINKRIJK VAN GOD IS HIER-EN-NU Over het koninkrijk van God wordt
gepredikt alsof het zich ergens anders bevindt in de tijd, in de ruimte, maar altijd
ergens anders - niet hier en nu. Waarom? Waarom is het koninkrijk van God niet
hier en nu. Waarom in de toekomst, of ergens
anders? De oorzaak is de menselijke geest. De menselijke geest verdwijnt in het
heden. Hij leeft in de toekomst, in hoop, in
de belofte van de toekomst; hij beweegt door verlangen. Verlangen vraagt tijd, verlangen kan niet bestaan als er geen tijd is. Wat zou er met verlangen gebeuren als
je je er plotseling van bewust werd dat de tijd verdwenen was, dat er geen tijd is, geen
morgen? Het kan niet bewegen, het verdwijnt
met de tijd. In de grond van de zaak is tijd geen
fysisch, maar een psychologisch verschijnsel. Tijd bestaat niet buiten jou, het is
het functioneren van je geest zelf dat de tijd schept. Een Jezus leeft zonder tijd, jij
leeft in de tijd.
Daarom hebben alle Boeddha's - Jezus
is een Boeddha, een verlicht mens - er de nadruk op gelegd: 'wees zonder verlangen,
dan zullen de poorten des hemels zich plotseling voor je openen.' Maar wil je zonder verlangen leven,
dan moet je leven in het hier en nu, want dan is er geen brug waarover je je naar de
toekomst kunt begeven; dan is er geen brug om waar dan ook heen te gaan. Verlangen is die brug. De geest heeft de tijd nodig, de
geest kan niet zonder de tijd. Hoe meer tijd je hebt, hoe meer
plaats de geest heeft om te spelen, rond te knoeien. Dan kan hij vele, vele verlangens en
dromen in het leven roepen en in die verlangens en dromen leven. Priesters hebben het altijd doen
voorkomen alsof de hemel zich in de toekomst bevond, omdat alleen de toekomst door de
geest kan worden begrepen en je alleen ter wille van die toekomst geëxploiteerd kunt
worden - en je voelt je bovendien op je gemak. Als er gezegd wordt: 'het koninkrijk
van God is hier en nu,' dan ben je niet gereed.
Er zijn nog vele verlangens die
vervult moeten worden voor je kunt vertrekken, er moeten vele, vele dingen gedaan worden
voor je er denkt het koninkrijk van God binnen te gaan. Je droomt nog en bent niet bereid
wakker te worden, je hebt tijd nodig. De priesters trekken je aan, maar
geen Boeddha, geen Jezus, want Jezus spreekt in termen van niet-tijd. Hij is een ongemakkelijke vriend. Met Jezus leven betekent in
voortdurend ongemak leven. Hij staat je het aangename dromen
niet toe, hij staat je geen tijd, geen toekomst toe - hij zegt dat er geen morgen is. En morgen helpt je ook nog op een
andere manier: zoals je bent, nu op dit moment, aanvaard je jezelf niet, je weet dat je
niet veel waard bent. Je weet dat je zelfs jezelf niet kunt aanvaarden, zoals je nu bent. Hoe zou God je dan kunnen aanvaarden? Nee, dat is onmogelijk. Je kunt het je niet voorstellen. Je hebt jezelf veroordeeld. Je voelt je zo schuldig, hoe zou God
je kunnen accepteren? Het is onmogelijk. Als het koninkrijk zich nu, op dit
moment, zou openen, als de deur uitnodigend open zou staan, zou je de moed niet kunnen
opbrengen om binnen te gaan. Je hebt wat tijd nodig om te
veranderen, je hebt wat tijd nodig om goed te worden, je hebt wat tijd nodig om een heel
mens te worden. Je hebt wat tijd nodig om een massa
dingen te doen, zodat je wezen aanvaardbaar wordt, zodat zelfs God je kan liefhebben. Je hebt vele verlangens - ze hebben
tijd nodig. Er wachten veel 'ik zou graag' - ze
hebben tijd nodig. De hele moraliteit van de wereld - de
vormen verschillen, maar de essentie is dezelfde - veroordeel je: je bent slecht, er moet
iets gebeuren, je moet goed gemaakt worden. En daarom gepolijst worden, je moet
waardig gemaakt worden. En daarom als er iemand zegt: 'de
deur staat nu open', dan voel je niet op je gemak. Dan kun je niet binnengaan. Maar als hij zegt: 'in de toekomst,'
dan is er nog tijd genoeg. Je bent gerust, je kunt het
overdenken, je zult jezelf bijschaven. Je kunt een beeld scheppen, een
ideaal, en je zult dat ideaal navolgen zodat je op een dag een heilige wordt.
En daar houdt het verstand je voor de
gek: als je uit kunt stellen, blijft het verstand hetzelfde, en om hetzelfde te kunnen
blijven, wil het verstand uitstellen. Om niet te veranderen, heb je idealen
nodig; om de sprong niet te wagen, heb je tijd nodig zodat je uit kunt stellen. Uitstel is de basis waarop je kunt
blijven die je bent. Als dit huis in brand staat, stel je
niet uit, je springt er eenvoudig uit. Je vraagt zelfs niet: 'waar is de deur? Waar zijn de trappen? Waar moet ik heen? Je zoekt geen leraar, geen gids - je
springt er gewoon uit. Ergens is
de deur. Waar je ook bent, vanwaar de reis ook begint. En je zegt niet: 'Ben ik klaar om te worden gered? Ben ik het waard?' Nee. Al die vragen komen niet in je op. Tijd betekent uitstel en er zijn
miljoenen redenen waarom je wilt uitstellen. Een ervan is: veel zaken zijn nog
onvervuld - je hebt nog niet van deze wereld genoten. Je bent miljoenen keren op deze
wereld geweest, je hebt er op miljoenen manieren van genoten, maar nog blijft de honger,
blijft de dorst. Niet omdat er niet genoeg tijd was.
Want gedurende het hele verleden ben
je hier geweest - en het hele verleden betekent eeuwigheid, het is zonder begin - sinds de
eeuwigheid ben je hier geweest, op miljoenen manieren handelend, miljoenen verlangens
vervullend, en toch ben je nog hongerig en dorstig. Denk je dat je meer tijd nodig hebt?
Je hebt al meer dan genoeg gehad. Er is niet meer tijd nodig, maar inzicht, gewaarzijn dat
het verlangen door de aard ervan onvervuld moet blijven. Hoeveel tijd je ook gegeven wordt,
zelfs vele eeuwigheden, toch blijft het verlangen onvervuld. Het is de aard van het
verlangen onvervuld te blijven. Het zal steeds weer opkomen en hoe
meer je het probeert te vervullen, hoe sterker het zal worden. Je geeft je over aan seks, je denkt dat je het verlangen ernaar vervult - maar je doet niets anders dan het verlangen aanwakkeren. Morgen komt het terug, zelfs nog
heftiger, nog wellustiger, met nog meer verwachtingen. Opnieuw voed je het, en morgen klopt
het weer aan je deur, met meer razernij, met meer hoop - en iedere dag groeit het. Je gaat er steeds meer naar hongeren. Je wakkert het aan, maar er is geen
vervulling. En zo gaat het met elk verlangen: je
eet, de honger verdwijnt, maar alleen om weer terug te komen. Kan honger voor altijd door voedsel
worden verdreven? Bestaat er ook maar een mogelijkheid
dat de honger voor altijd verdwijnt door te eten? Je hebt dorst, je drinkt water - denk
je dat de dorst voor altijd verdwijnt door het drinken van water? Nee, dat ligt niet in de aard van
het verlangen. En dit zijn gewone verlangens, zoals
je begrijpt. Ze zijn herhaalbaar, en hoe meer je
ze herhaalt, hoe meer je gehypnotiseerd wordt, want herhaling is hypnose: je deed het
gisteren, je doet het vandaag, en je hoopt het morgen te doen; je herhaalt je verlangen.
En hoe vaker je het herhaalt, hoe
meer je in zijn ban raakt. Maar tot nu toe is er niets gebeurd,
en er zal nooit iets gebeuren, omdat de aard zelf van het verlangen onvervuld moet
blijven. Als je dat begrijpt, is de toekomst
niet meer nodig - dan kun je in het hier en nu blijven. En als er geen toekomst meer is, is
er geen verlangen meer. Probeer het van de andere kant te
begrijpen: je hebt op alle mogelijke manieren geprobeerd jezelf te transformeren - je
herinnert je je voorgaande levens niet, maar je kent dit leven - je hebt al het mogelijke
gedaan om jezelf te transformeren. Ben je een klein beetje getransformeerd? Zelfs maar een klein beetje? Of blijf je gewoon dezelfde, - hier een beetje opgepoetst, een beetje bijgeschaafd hier of daar - maar is er een werkelijke transformatie. Heeft er een transformatie in je
plaats gehad? En als die tot nu toe niet heeft
plaatsgehad, wat voor reden is er dan te denken dat ze in de toekomst plaats zal hebben? En als je op dezelfde manier
doorleeft, steeds uitstellend, dan gebeurt het nooit. Want uitstel is een list van de geest
om de transformatie nooit te doen plaats vinden. Dat is de meest diepgaande list, en
die moet je begrijpen. Waarom stel je uit tot morgen? Omdat je het nu direct niet wilt doen. Je speelt een spitsvondig spelletje:
je zegt: 'nu direct is het moeilijk, maar morgen zal het gemakkelijk zijn.' Maar elke morgen wordt tot vandaag,
en als het weer morgen is, is het vandaag en je zegt: 'nu direct is het moeilijk, maar
morgen zal ik het doen.' Op die manier voelt de geest zich
gerust - en het wordt nooit morgen. Uitstel is geen weg tot
transformatie. Tot nu toe heb je niets anders gedaan
dan uitstellen, uitstellen en nog eens uitstellen.
Elk moment heb je het uitgesteld, en
daarom ben je hetzelfde gebleven. Begrijp dit goed: transformatie is dit
moment, want het vraagt geen inspanning, het is een ontwaken. Het gaat er niet om te veranderen,
het gaat er niet om iets met jezelf te doen. Je bent perfect, zoals je bent; zoals
je bent, ben je goddelijk; er ontbreekt niets aan je - je hoeft slechts te ontwaken. Word alleen maar wakker uit je dromen
en je slaap, open je ogen en zie de werkelijkheid, en de werkelijkheid verandert je:
plotseling, je bent niet meer wat je in het verleden was. Als je niet meer om de toekomst
bekommert, is het verleden direct verdwenen. Dat is een van de fundamentele
levenswetten: als je niet meer om de toekomst bekommert, verdwijnt het verleden
onmiddellijk, dat kan niet anders. Het is net zoiets als het bouwen van
een brug over een rivier. Er zijn oevers nodig om een brug te
slaan. Als een oever verdwijnt, kan de
andere alleen de brug niet dragen - de brug stort neer, alles verdwijnt. Het verleden en de toekomst vormen de
twee oevers, en tussen deze twee heb je een brug van verlangens gebouwd. Je bent altijd op weg ergens heen, altijd
op weg ergens heen. Als je het niet snel bereikt, zegt je
verstand: 'ga snel voort.' Ik heb eens een verhaal gehoord over
twee bedelaars die op straat een motorfiets vonden - iemand was vergeten de sleutel mee te
nemen. Daar was de motor met een zijspan,
dus sprong een van de vagebonden op de motor en de andere in het zijspan, en zij stoven
weg naar de volgende stad. Na een kwartier keek degene die reed
naar zijn vriend.
Diens gezicht was hoogrood, alsof hij
gek geworden was of stervende. Hij vroeg: 'wat is er aan de hand?' De ander zei: 'verminder je vaart
wat, want dit ding heeft geen bodem en ik heb de hele tijd hard gelopen.' Dat ding dat je wenst heeft geen
bodem. Je bent stervende omdat je de hele
weg hard gelopen hebt, en steeds maar harder en het ding heeft geen bodem. Verlangen heeft geen bodem, daarom kan het niet vervuld worden. Wanneer zul je er in slagen een pot zonder bodem met water te vullen? Dat is onmogelijk. Waarom ben je niet in staat de
bodemloze pot van het verlangen te vullen? Je hebt nooit gekeken of hij al of
niet een bodem had - je sprong gewoon. En je hebt zo hard gelopen dat er
geen gelegenheid was even halt te houden om te kijken wat er gebeurde. Alle priesters hebben dit
geëxploiteerd. Maar Jezus is geen priester - er is
niemand te vinden die meer anti-priester is dan Jezus. Een werkelijk religieus mens is nooit
een priester, dat kan hij niet zijn, omdat een priester je zwakheden exploiteert. Een werkelijk religieus mens, een
meester, wil je sterker maken. En een priester is niet meer dan een handig mens die je zwakheid kent. En die zwakheid is het kijken naar de
toekomst, het uitstellen; ergens uiteindelijk, zul je het koninkrijk van god binnengaan -
maar niet nu direct. Je hebt vele andere dingen te doen,
veel, meer belangrijke verlangens moeten vervuld worden. God staat altijd onder aan je lijst,
en de lijst is eindeloos lang. Hij krijgt geen enkele kans. Hij staat onderaan.
|