|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
JEZUS KOMT, MAAR JE HERKENT HEM NIET Het gebeurt steeds weer opnieuw:
Jezus komt, maar je herkent hem niet: Boeddha komt, maar je herkent hem niet. Hoe komt dat? En dan denk je eeuwenlang over Jezus
en Boeddha. Dan worden er religies geschapen, er
worden grote organisaties geschapen voor hem die je niet begrepen hebt toen hij er was. Waarom loop je een levende Christus
mis? Dat moet je zien te begrijpen, omdat
het door iets moet zijn dat diep in de geest is geworteld, dat in de aard van de geest
zelf zit. Het is geen persoonlijke vergissing,
het is geen fout die deze of gene maakt. Duizenden jaren lang werd hij door
het menselijk verstand gemaakt. We moeten doordringen in dit verstand
en het begrijpen. Een ding is zeker, het verstand kent
geen heden, alleen maar een verleden en een toekomst. Het heden is zo klein dat het
verstand er geen vat op kan krijgen. Op het moment dat het verstand er vat
op krijgt is het al verleden geworden. Daarom kan het verstand zich het
verleden herinneren, het kan naar de toekomst verlangen, maar het kan het heden niet zien.
Het verleden is omvangrijk, de
toekomst is omvangrijk; maar het heden is zo klein als een atoom, zo subtiel, dat het
tegen de tijd dat je je er van gewaar wordt, voorbij is. En je bent niet zo erg gewaar. Je kunt je alleen van het heden
gewaar zijn, als je zeer intens gewaarzijn hebt. Je moet volkomen wakker zijn; als je
niet helemaal wakker bent, kun je het heden niet zien. Je bent al dronken van het verleden
of van de toekomst. Het verstand is dronken. Het kan het heden niet zien, dat voor
zijn neus ligt. Het verstand is vol dromen en
verlangens. Je hebt geen tegenwoordigheid van
geest.
Daarom loop je Jezus mis, en Boeddha,
daarom loop je Krishna mis, en dan huil je en klaag je eeuwenlang, dan voel je je
eeuwenlang schuldig. Eeuwenlang denk je, bid je, bespiegel
je, en als Jezus er is loop je hem mis. Je kunt Jezus alleen ontmoeten als je
tegenwoordigheid van geest verwerft, een tegenwoordigheid die geen verleden kent, die geen
toekomst kent; alleen zo'n tegenwoordigheid kan in het heden kijken. En dan is het heden eeuwig. Maar die eeuwigheid bestaat in de
diepte, ze is geen lineaire beweging, ze is niet horizontaal - ze is verticaal. En dan moet je ook dit in gedachten
houden: je kunt het verleden begrijpen omdat je, wil je iets begrijpen, tijd nodig hebt om
te denken, te theoretiseren, te filosoferen, te systematiseren, te redeneren. Dan kun je de dingen intellectueel
ordenen. Maar als Jezus aanwezig is, kun je
niet denken - je hebt geen tijd om te denken. Het verstand heeft tijd nodig om te
denken. Het tast rond in het duister. Op de een of andere manier schept het
een soort begrijpen, dat helemaal geen begrijpen is. Als je inzicht hebt, kun je
rechtstreeks naar een feit kijken en dan wordt de waarheid over dat feit je onthuld. Als je geen inzicht hebt moet je
nadenken. Bedenkt wel dat een mens met inzicht
nooit denkt, hij kijkt alleen maar naar het feit. En dat kijken maakt de zaak duidelijk. Een man zonder inzicht denkt. Hij is net een blinde die zijn huis
uit wil: voor hij zijn huis uit gaat moet hij denken: 'waar is de deur, waar is de trap,
waar is het hek?' Maar iemand die kan zien, gaat gewoon
uit als hij dat wil. Hij denkt nooit: 'waar is de deur,
waar is de deur, waar is de trap, waar is het?' Omdat hij kan zien, hoeft hij niet te
denken. Als je blind bent, is het heel erg
nodig om te denken. Denken is een surrogaat, het verbergt
je blindheid.
Iemand die kan zien, denkt nooit. Jezus is geen denker, Aristoteles is
een denker. Boeddha is geen denker, Hegel is geen
denker. Een verlicht mens denkt nooit, hij
kijkt alleen maar, hij heeft ogen om te zien. En die blik alleen toont hem de weg,
de deur, het hek, en dan gaat hij op weg. Als Jezus er is, staat het hek open,
maar jij bent blind. De mogelijkheid is groot dat je Jezus
zelf vraagt: 'waar is de deur? Waar is het hek? Welke kant moet ik op?' Er bestaat een beroemd schilderij van
William Hunt. Toen het voor het eerst in Londen
werd geëxposeerd, stelden de critici een vraag. Het schilderij stelt Jezus voor, een
van de mooiste afbeeldingen van Jezus; Jezus staat aan een deur. De deur is gesloten en het lijkt
alsof hij al eeuwenlang gesloten is, er groeit onkruid tot vlak voor de deur; het lijkt of
hij eeuwenlang door niemand is geopend. Hij ziet er heel oud haveloos uit en
Jezus staat voor die deur, het schilderij heet 'Ziedaar, is sta aan de deur'. Er zit een klopper aan de deur, en
Jezus houdt die klopper vast. Het is een prachtig schilderij, maar
critici zijn altijd op zoek naar de een of andere fout; hun hele geest is gericht op iets
dat ontbreekt. Ze vonden een fout; er zit een
klopper op de deur, maar geen knop. En daarom zeiden ze tegen Hunt: 'de
deur is okay, Jezus is okay, maar je hebt een ding verkeerd gedaan; er zit geen knop op de
deur.' Hunt lachte en zei: 'deze deur gaat
van binnenuit open' - Jezus staat aan de deur van een mens, aan zij hart. Hij kan van buitenaf niet worden
geopend, en daarom hoeft er geen knop te zijn, er is alleen een klopper. Hij gaat van binnenuit open, de deur
van het hart. Jezus komt en klopt aan je deur, maar
jij begint te denken.
Je doet de deur niet open, het is
veel waarschijnlijker dat je bang wordt en de deur beter vergrendelt: 'wie weet wat voor
iemand er buiten staat? Hij ziet eruit als een vagebond. Wie weet wat hij doet, als je de deur
open hebt gedaan? Als je je hart een keer geopend hebt,
word je kwetsbaar; dan ben je niet meer zeker en veilig. En die man ziet er uit als een
volkomen vreemde. Je kunt hem niet vertouwen. Daarom mis je Jezus, als hij aan je
deur komt. Maar Jezus is een vuur. Als je je hart een keer opent, zul je
totaal verbranden. Als de vreemdeling je hart eenmaal
binnenkomt, is het onbekende doorgedrongen in het bekende. Nu kan je geest niet meer op dezelfde
manier voortbestaan als voorheen; je kunt niet meer dezelfde zijn. De continuïteit is verbroken, het verleden is dood - je kunt het zelfs in dromen niet meer bedenken, alles wat je had vergaard is verdwenen. Die man verbrandt je volkomen, die
man zal een dood zijn.
En je bent bang, omdat je niet weet
dat achter iedere dood een nieuwe geboorte staat. Hoe voorkomender de dood, hoe
voorkomender de geboorte - totale dood, totale geboorte. En die man zal je de totale dood
geven. Je bent bang? Wie is er bang? Dat is nu juist degene binnen in je,
die jij niet bent. Het is het ego, dat je in je verleden
opgehoopt hebt, je identiteit; je bent iemand met een positie, met prestige, met macht,
iemand met kennis, respectabel. Dat ego zal volkomen vernietigd
worden. Dat ego zegt tegen je: 'wees op je
hoede! Open de deur niet zo snel. Niemand weet wie het is daarbuiten. Zorg dat je daar eerst zekerheid over
krijgt.' En tegen de tijd dat je er zeker van bent, is Jezus vertrokken, omdat hij niet voor altijd en eeuwig aan je deur kan blijven staan wachten. Het is zo'n zeldzaam verschijnsel;
het doordringen van het onbekende in het bekende, het doordringen van de eeuwigheid in de
tijd. De ontmoeting van een Jezus met jou
is zo'n zeldzaam verschijnsel, dat het er slechts enkele momenten is en dan is het
verdwenen. Je faalt - je hebt geen tegenwoordigheid van geest.
|