|
OSHO: HET MOSTERDZAAD
JEZUS ZEI: KLOOF EEN STUK HOUT EN IK BEN DAAR ... Jezus zei steeds opnieuw: 'ik ben
niet teruggekomen om de oude geschriften tegen te spreken, maar om ze te vervullen.' Maar welke geschriften, wat voor
geschriften? Dat zei hij er nooit bij. Als hij gekomen in om het Oude
Testament te vervullen, dan is zijn verklaring fout, omdat bijna alles wat hij zegt in
tegenspraak is met het Oude Testamant. Het Oude Testament is vol wraak - de
vader, de God, is heel wraakzuchtig. Angst vormt de basis van het Oude
Testament en zijn religie: je moet godvrezend zijn. En Jezus zegt: God is
liefde. Liefde kun je niet vrezen, en als er liefde is kan er geen vrees zijn. Hoe zou je kunnen liefhebben als je
vreest?
Angst is vergif voor liefde, angst
betekent de dood van de liefde. Hoe kun je iemand liefhebben als je
bang voor hem bent? Angst kan haat scheppen, maar angst
kan geen liefde scheppen. Een religieus mens in het OT is
godvrezend en in het NT heeft een religieus mens God lief. En liefde en angst zijn twee totaal
verschillende dimensies. Jezus heeft gezegd: 'er is gezegd dat
als iemand een van je beide ogen letsel toebrengt, steek dan zijn beide ogen uit. Maar ik
zeg je, als iemand je op de ene wang slaat, keer hem dan de andere toe.' Dat is totaal niet-joods, het bestond
niet in de joodse traditie. Als Jezus zegt: 'ik ben gekomen om de
geschriften te vervullen,' welke geschriften bedoelt hij dan? Als hij in India geweest was en
gezegd had: 'ik ben gekomen om de geschriften te vervullen,' dan zouden ze hem begrepen
hebben, omdat de Upanishads de geschriften zijn, hij is gekomen om de Dhammapada te
vervullen, de uitspraken van Boeddha zijn de geschriften die hij kwam vervullen - zij
hebben liefde als basis, medeleven. Maar de joodse geschriften houden
zich helemaal niet bezig met liefde en medeleven, ze houden zich bezig met angst en
schuld. Daarom hebben de joden wel begrepen
dat, wat Jezus ook mocht zeggen, hij niet was gekomen 'om onze geschriften te
vervullen'. Een uitspaak die vergelijkbaar is met
wat hier volgt, kun je niet in het OT vinden: 'Ik ben het licht dat boven hen
allen is, ik ben het al, en het al komt uit mij en het al komt tot mij. Kloof een stuk hout en ik ben
daar; licht een steen op en je zult me daar vinden.' Je kunt duizenden van dit uitspraken in de Upanishads vinden, in de Gita, bij Boeddha, maar je kunt geen enkele parallel in het OT vinden. Dus tot het vervullen van welke
geschriften is hij gekomen?
Hij is gekomen om andere geschriften,
andere tradities te vervullen. Deze uitspraak berust volkomen op de Vedanta, probeer dus
eerst het standpunt van de Vedanta te begrijpen, dan kun je ook deze uitspraak begrijpen. Jezus werd als jood geboren, hij
leefde als jood, stierf als jood, maar dat alles alleen wat zijn lichaam betreft. Verder was Jezus een zuivere hindoe.
Je kunt niemand vinden die meer
hindoe is dan Jezus, omdat de basis van de religie van de Upanishads ook zijn basis is. Hij schiep de hele structuur op die basis, probeer dus te begrijpen. De joden zeggen: 'God is de schepper
en het heelal is geschapen en het geschapene kan nooit de schepper worden. Hoe zou het schilderij, de schilder
kunnen worden? Hoe kan het gedicht de dichter
worden? Dat is onmogelijk. Als het gedicht probeert de dichter
te worden, dan is het gedicht gek geworden; en als het schilderij wil bewijzen en beweren
'ik ben de schilder' dan heeft het schilderij het fout. De mens is het schepsel en God is de
schepper. En die afstand kan nooit volkomen
verdwijnen, de afstand blijft bestaan. Je dichter bij God komen, steeds
dichter bij hem, maar je kunt nooit tot God worden. Dat is de grondslag van het joodse
denken. En de mohammedanen leerden het weer van de joden. Mohammedanen zijn joodser dan Jezus;
wat het denken, de manier van denken betreft staat Mohammed dichter bij Mozes dan bij
Jezus. Mohammed leerde niet veel van de
Hindoes. Maar de Vedanta zegt: 'God is de
schepping, er bestaat geen afstand tussen God en de schepping. Hij heeft het heelal niet geschapen
op de manier waarop een dichter een gedicht schept, de relatie is die van de danser tot de
dans; en als de dans verdwijnt is de danser geen danser meer. Het heelal is niet gescheiden, het is
een. Het heelal werd niet in de tijd
geschapen; het wordt ieder moment geschapen en afgemaakt, het wordt ieder moment geschapen
want het is Gods eigen wezen. Zoals jij beweegt, zingt, bemint, zo
schept God - ieder moment. Hij is bezig met scheppen.
En de schepping is nooit gescheiden,
het is zijn beweging, zijn dans. Daarom kunnen de Upanishads zeggen: 'Aham Brahmasmi.' Dat kunnen de Upanishads zeggen, de
ziener die het geheim hebben leren kennen, kunnen dat zeggen, de zieners die het geheim
hebben leren kennen, kunnen dat zeggen: 'ik ben God.' En niemand zal denken dat dat
blasfemie is - het is de waarheid. Joden kunnen nooit zeggen: 'ik ben
god' - dat is blasfemie, niets is er erger dan deze bewering. Probeer jij God te zijn? Een schepsel dat probeert God te
zijn? Een slaaf die durft te beweren dat
hij de meester is? Dat is egoïsme. Wat in de Vedanta zuivere religie is,
is voor de joden en mohammedanen egoïsme. Vedanta zegt niet dat het ego is,
omdat dat gevoel 'ik ben God', alleen kan opkomen als het 'ik' volkomen verdwenen is. Als jij er niet meer bent, als het
huis leeg staat en de boot leeg is, dan word je je er plotseling van gewaar dat je het al
bent. Hoe zou je, als jij er bent,
kunnen denken dat je het al bent? Als jij er bent, ben je begrensd, heb
je een persoonlijkheid - dan is je bewering onwaar. Als 'ik' verdwijnt, als je zonder ego
bent, dan kun je voelen dat je het al bent. Jezus bewering berust op de
Upanishads. Je moet dus allereerst bedenken dat
de schepper en de schepping niet twee dingen zijn, ze zijn een. Verder dan de gewone mathematici
zeggen dat het deel nooit gelijkwaardig is aan het geheel, dat het deel nooit het geheel
kan zijn. Bij mechanismen is dat zo: neem een
stuk van je auto - dat stuk kan nooit de auto zijn, dat ligt voor de hand; je snijdt je in
je hand - je hand ben jij niet. Een deel kan het geheel niet zijn,
dat is alledaagse logica. En als de wereld een mechanisch ding
is, dan is het waar. Maar Vedanta zegt dat het bestaan
organisch is, niet mechanisch. Bij een organische eenheid wordt een
ander soort mathematiek toepasselijk: het deel is het geheel.
Daarom konden ze zeggen: 'ik ben God'
- omdat ik alleen maar een deel is, God is het al. Maar hoe kan een deel het geheel
zijn? Dat is de grootste denkbare onzin! Als er een mechanische verwantschap
bestaat tussen mij en het bestaan, dat is het niet mogelijk. Maar wel als er een organische
eenheid is. En er is een organische eenheid. Je bestaat niet als een afgezonderd
iets, compleet op zichzelf. Nee. Je bestaat niet als een eiland, je
bestaat als een golf van de oceaan, een organische eenheid, je bent een: De oceaan blijft
in je bewegen en 'golven' - je kunt zonder de oceaan niet bestaan. En als je werkelijk begrijpt, de
oceaan kan ook niet zonder jou bestaan; je bent totaal met elkaar verbonden. Je kunt zeggen dat de oceaan bestaat
in iedere golf, en je kunt zeggen dat hij niets anders is dan de som van alle golven. Een golf is dus niet is aparts: je
kunt geen golf wegnemen van de oceaan, je kunt hem niet mee naar huis nemen om aan je
kinderen te laten zien: 'ik ben naar de oceaan geweest en ik heb een golf meegebracht,' je
kunt de golf niet meebrengen. Je kunt water meebrengen, maar dat is
geen golf - dat leeft niet. Kijk eens naar de golvende oceaan: de
golven leven, omdat de oceaan hun leven is. Als ze tientallen meters oprijzen,
reikend naar de lucht, is het de oceaan die door hen oprijst.
Misschien zie je de oceaan niet,
misschien zie je alleen de golven, maar je kunt de golf en de oceaan niet van elkaar
scheiden, organisch zijn ze een. Vedanta zegt dat de schepping
organisch een is met de schepper, zonder God kan de wereld niet bestaan. Dit kunnen joden en mohammedanen ook begrijpen. Maar Hindoes zeggen nog iets anders,
het tweede deel: ze zeggen dat God niet kan bestaan zonder de wereld. Joden beschouwen dat als blasfemie. Wat zeg je? Dat God niet kan bestaan zonder de
wereld? Ja - hij kan niet bestaan, het is hem
onmogelijk te bestaan. Als hij de schepper is, als hij
scheppingskracht is, hoe zou hij dan zonder het heelal kunnen bestaan? Als er niets geschapen werd, hoe kan
hij dan schepper zijn? De wereld is niet onafhankelijk van
hem, maar hij is ook niet onafhankelijk van de wereld. Er bestaat een diepe, liefdevolle
verhouding; ze zijn van elkaar afhankelijk, ze vervullen elkaar, ze zijn een. De vervulling is zo totaal dat je hen
niet kunt scheiden en verdelen. En daarom kan een ziener die dit
weet, verklaren: 'Aham Brahmasmi, Anal Hak, ik ben God.' En als hij dat zegt, dan zegt hij
niets anders dan: 'ik en dit bestaan zijn niet twee.' Hij zegt alleen maar: 'je zult me
vinden waar je ook gaat, waar je ook gaat zul je me vinden. De vorm verschilt misschien, maar ik
zal er zijn.' En dat zegt Jezus ook: 'kloof en stuk
hout en ik ben daar...' Hoe kan Jezus in een stuk hout zijn
dat je klooft? De vorm kun je er niet vinden, je
zult er de zoon van Maria en Jozef niet vinden, je zult de timmermanszoon niet vinden als
je een stuk hout klooft. Wat dan wel? Het zijn zul je vinden - en hij zegt: 'ik ben het zijn. Mijn vorm verandert, maar ik niet.' 'Kloof een stuk hout en ik ben daar;
licht en steen op en je zult mij daar vinden.' Dat is zuivere Vedanta - een organische eenheid.
|