|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
ALLES IS GOD, ALLES IS IN GOD EN GOD IS IN ALLES God, de eenheid in de geestelijke
wereld, wordt in de stoffelijke wereld geopenbaard wanneer het mannelijke en het
vrouwelijke, het licht en de duisternis voor een rechtvaardig doel verenigd zijn, zegt de
joodse kabbala. God is de eenheid van licht en
donker; satan is de andere kant van God. De schepping is slechts vol van boze
dingen tot het moment waarop men ze leert zien in hun relatie tot het goede. Het ene bestaat niet zonder het
andere; wie geen verdriet heeft gekend, weet niet wat echte vreugde is; wie nimmer ziek is
geweest, kent de waarde van de gezondheid niet; licht openbaart zich aan duisternis. Goed en kwaad zijn dus, van uit de
eeuwigheid gezien, niet gelijk: deze opvatting zou een slecht uitgangspunt zijn voor de
moraal; goed en kwaad zijn allebei openbaringsvormen van dezelfde geest, maar...
verschillende openbaringsvormen.
Wie beseft dat ze tezamen de ene
kracht vormen, zal ook beseffen dat het goede en het kwade in de glans der eeuwigheid hun
betekenis pas verliezen zodra ze harmonisch samenwerken. Ook de kabbala erkent goed en kwaad
niet als onafhankelijke, elkaar bestrijdende krachten. Beide krachten zijn aan God onderworpen en 'het kwade vindt zijn oorsprong in het goede, en is een gevolg van een richtingsverandering van het goede (door straalbreking in het prisma der Idee)'. De mens heeft deel aan twee gebieden
tegelijk: aan de stoffelijke en aan de geestelijke wereld. Jesaja's woorden: 'Ik, Jahwe, formeer
het licht en schep de duisternis' geven aan, dat licht en donker niet op dezelfde
wijze tot aanzijn komen, en zij zijn ook in overeenstemming met de kabbala, waarin staat: 'Merk op, zei Hij, dat de Heilige
(God) een rechts en een links schiep voor het besturen van de wereld. Het ene wordt genoemd, het andere
kwaad: en Hij schiep de mens als samenvoeging van die twee.' Het kwade is geen gevolg van een
zondeval, maar van schepping door en uit God.
'God heeft in alle dingen het ene
tegenover het andere gesteld', en 'het goede loutert het kwade en het kwade loutert het
goede.
De verlossing van de mens kan dus
nooit bestaan in een vernietiging van het kwade! 'Wat tegenover elkaar staat werkt
samen, en uit hetgeen verschillend is komt de schoonste harmonie voort.' (Herakleitos) 'Het heelal bestaat
noodzakelijkerwijs uit tegendelen.' (Plotinus) In alle dingen werken de polaire
krachten, die de Logos, met het daarin werkende beeld, als hun gemeenschappelijke hoofd
hebben. Paulus noemt de Christus het hoofd
(Ef 4:15), zowel als het beeld (2Cor 4:4). Hij zegt Christus gestalte in
de mens moet krijgen (Gal 4:19) en dat alle mensen overeenkomstig het beeld in
gedaante veranderen (2 Cor 3:18). Het beeld is dus in feite niet 'de
Christus', maar de 'potentiële Christus'. Christus moet in ons groeien, en wij
worden pas een 'volkomen man' als Christus zijn volheid bereikt heeft (Ef 4:13), d.w.z.
als het beeld werkelijkheid geworden is. De tegendelen met hun gemeenschappelijke hoofd zijn bij de stoïcijn Cleanthes uitgebeeld als een 'tweesnijdend zwaard' (Hymne aan Zeus). Het natuurgebeuren wordt veroorzaakt
door het tweesnijdend zwaard van Zeus, die de eenheid is van het creatieve vuur en de
vormloze materie.
Het harmonisch samengaan van de
polaire krachten heet in de symboliek van het Oosten: het volgen van het Pad, van de lange
smalle weg! Ra was voor de Egyptenaren de eerste
verschijningsvorm van Amoen, de verborgene, die hierdoor tot levende God werd. Met het ontstaan van Ra nam de
schepping een aanvang: 'Het is Ra, de schepper van zijn
ledematen, die goden geworden zijn naast Ra', zegt het dodenboek, d.w.z. gij mensen,
die goden zijt, zijt één lichaam in Ra en elkaars ledematen! (Rom 12:5). Osiris was het geestelijk aspect van
Amoen en Ra, en de ontlichaamde mens, die voor de rechterstoel van Osiris werd geleid
(vanwaar Osiris de levende en de doden oordeelde), moest zich daar verdedigen door (in de
trant van 'de Vader en ik zijn 'één', (Joh 10:30) tot zijn rechter te zeggen: 'Ik ben Toem, het wezen dat ik als
enige ben, het oer-water. Ik ben Ra in zijn eerste
heerschappij. Ik ben de grote God, uit zichzelf
bestaand, de schepper van zijn naam.' Osiris is ieders innerlijk
rechter!
Ra is ongeschapen, maar schept zijn
ledematen, d.w.z. de wezens waarvan Asaf naar Egyptisch voorbeeld zegt: 'Gij zijt goden',
woorden door Jezus in bevestigende zin geciteerd. Paulus past de woorden 'Gij zijt één
in Ra en elkaars ledematen' terecht toe op de mensheid (niet op een kerk of een bepaalde
groepering!) 'Alzo zijn wij velen een
lichaam in Christus'. Hij gaat hierbij kennelijk uit van de
gedachte, dat de mens een tempel Gods is, d.w.z. gelijktijdig God en mens. De mens moet zich bewust Worden, dat hij zijn geestelijke
individualiteit met anderen gemeen heeft, zoals wij onze zuurstof, onze gas - en
waterleiding met anderen gemeen hebben. Het witte licht is, in zijn loop door
het prisma, het hoofd der spectrale kleuren op dezelfde manier, waarop de Christus het
hoofd der mensheid is, en de schepper van zijn ledematen. Terwijl er echter een ruimtelijke
scheiding te constateren valt tussen de lichtbundel, het prisma en het spectrum, hebben
het licht, de Idee en de gerealiseerde Idee alle drie hun verblijfplaats in de Logos. De Idee is dus de potentiële
Christus. De Idee-in-wording, d.w.z. de
uitdrukking van de Idee in Gods substantie, is de Zoon. De gerealiseerde Idee, de volkomen mens, is de Christus!
|