|
OVERIGE: SPOORZOEKEN
BAHAISME: GELIJKHEID VAN GOD EN MENS Het Bahaisme is in zijn kern
pantheïstisch en verkondigt de gelijkheid van God en mens. God en wereld vormen volgens deze
leer een absolute eenheid. God woont in de wereld en
manifesteert zich in hogere zin in Abraham, Mozes, Christus, Mohammed, Bab, Bahaullah en
anderen. Er zijn onafhankelijke en afhankelijke
profeten. De onafhankelijke (zoals Bahaullah)
ontvangen direct hun gaven van God. De afhankelijke zijn de maan gelijk.
Deze profeten krijgen hun gaven door
middel van de zon of de onafhankelijke profeten. De mens is niet onsterfelijk.
Zijn ziel keert terug tot de
kosmische geest. De wederkomst van Christus is de
wederkomst van zijn geest in de openbaring van Bahaullah. Deze eenheidsreligie zal de heilstaat
op aarde brengen, waarin alle mensen als broeders leven in algemene mensenliefde en alle
rassen en godsdiensten in volmaakte harmonie zijn verenigd. Daartoe is nodig wereldvrede,
een wereldgerechtshof, waaraan alle onenigheden van internationaal karakter moeten
voorgelegd worden, een wereldtaal, om de universele vrede te bereiken. In deze Bahai-heilstaat zullen mannen
en vrouwen gelijke rechten hebben. De mensenwereld - schrijft Bahaullah
- heeft twee vleugels, de ene de vrouw en de andere de man. De vogel kan pas vliegen, wanneer de
beide vleugels gelijkelijk ontwikkeld zijn. Als een vleugel zwak blijft is de
vlucht onmogelijk. Eerst wanneer de wereld der vrouwen
gelijk zal worden aan de wereld der mannen in het verkrijgen van deugden en volmaaktheden,
kan succes en welvaart zich ontwikkelen. De mens moet zich ontworstelen aan de boeien der natuurlijke wereld. Zolang hij in de boeien van de natuur
vastligt is hij een verscheurend dier.
Hij moet vrij worden en het
Koninkrijk Gods binnentreden. Dit wil niet zeggen, dat wereldvlucht
eis is. Wanneer we innerlijk los van
het aardse zijn, kunnen we ook van het aardse genieten. Het hoogste is: God liefhebben en de
medemens. Het leven in de geestelijke wereld
geeft eerst vreugde. De mens stijgt hemelwaarts door
heiliging en kuisheid, door waarachtigheid, reinheid, standvastigheid, eerlijkheid, en
opoffering van het leven. De ene mens moet zich ten dienste van
de andere stellen. Daar de liefde zich ook in daden
heeft te openbaren is het roeping vrijwillig zijn bezittingen met andere te delen. Treffend zijn de woorden van
Bahaullah: 'Het leven in deze vergankelijke wereld is spoedig ten einde en aardse roem,
rijkdom, behaaglijkheid en geluk gaan ras voorbij en zijn niet meer. Trekt de mensen tot God en roept de
zielen tot betrachting van het hemelse. Weest de wezen een goede vader, de
ongelukkigen een toevlucht en een herberg.
Zijt een schatkamer van rijkdom voor
de armen, een geneesmiddel en genezing voor de zieken. Zijt helpers van iedere bedrukte,
beschermers van iedere hulploze. Tracht steeds een menselijke ziel te dienen. Denkt niet aan eigen voordeel,
verdrukking en vijandschap. Gij moet voor iedere ziel in uw
omgeving goed zijn en weldaden bewijzen.' Het Bahaisme heeft zonder twijfel aantrekkelijke zedelijke idealen. Zijn profeten zijn begaafde,
hoogstaande mannen, die een sympathieke indruk maken. Ook dient deze leer zich aan met een
tedere mystiek, die ontroerend schoon aandoet. De warme, rustige extase van het
gebed is meeslepend. Toch moet ook tegen deze syncretische
beweging onze waarschuwing klinken. Haar hoge zedelijke idealen zijn grotendeels aan de
Bijbel ontleend. De liefde is voor het hoogste
en eigenlijk het enige volgens de Bahai-leer zal het ideaal der liefde verwezenlijkt
worden doordat de mens zichzelf van het kwaad verlost en in eigen kracht
opwaarts streeft.
Deze Oosterse modewijsheid heeft geen
Zaligmaker, geen schuldverzoener en strafdrager nodig. Het Bahaisme leert: de mens moet God
worden. Het christendom predikt: God wordt
mens om ons te redden. De verkondiging van de gelijkheid van
God en mens strijdt lijnrecht met de Christelijke leer van de soevereiniteit Gods. De Schrift noemt Jezus de Heiland der
wereld, de Zaligmaker voor alle volken, natiën, talen en tongen. Hij is de weg, de waarheid en het
leven, de Heer, voor wie alle knie zich buigen moet, de Koning aller koningen, die
over alle machten gebiedt. Kurt Hutten ziet het goede in deze
beweging en erkent, dat zij ernstig streeft naar het geluk en het zedelijk heil van de
mensheid, maar merkt dan terecht op: 'doch zij geeft in de plaats van Christus' boodschap
niet een betere, ja geeft er zelfs geen surrogaat voor in de plaats. Want zij schenkt geen antwoord op de
vraag, die in het middelpunt van het evangelie staat: de verlossing van de zonde en de
dood en de vrede van het kindschap Gods.
In artikel drie wordt beleden: 'Er is
een Heilig boek, het heilige boek der natuur, het enige geschrift, dat de lezer licht kan
geven.' Wanneer het oog der ziel geopend is
en de blik van de mens scherp is geworden, leest hij in het handschrift der natuur de
heilige wet, die door alle leraren van de mensheid uit dezelfde bron is gelezen en
onderricht is aan hun volgelingen. De Soefi's eerbiedigen de z.g. heilige boeken Avesta, Kabbala, Bijbel, Koran enz., en vinden in deze en andere boeken dezelfde waarheid als in het onvergankelijke handschrift der natuur, het enige heilige boek. De verschillende godsdienstleraren
hebben een bepaalde godsdienst gepredikt voor een bepaalde tijd in de taal van die tijd. Laten we echter niet zeggen: 'Hier in
mijn boek is de waarheid, in heldere woorden beschreven. Ik heb daar genoeg aan en gij
kunt mij niets meer vertellen'. Dat is alsof de landman zou zeggen:
Ik heb de regen van verleden jaar in mijn bakken bewaard; als de regen dit jaar komt heb
ik die niet nodig! Inayat Khan zegt hiervan: 'Waaraan
heeft de wereld nu behoefte?
Dat is niet een bepaalde godsdienst,
niet een bepaalde Schrift, niet het aanhangen van een bepaald persoon. Wat de wereld nu nodig heeft, is het
ontwaken van het geestelijke ideaal voor de mensheid, het realiseren van het feit, dat de
mensheid zelf de Schrift is. De gehele natuur is de Schrift van
God, als de mensen die maar konden lezen... Wat nu nodig is voor de mensen, van
welk geloof ook, om hen uit hun bekrompen opvattingen te halen, om verdraagzaamheid te
wekken en een eenvoudige houding tegenover elkander te kweken, is de godsdienst van het
hart. Zo zal men de ware Kerk in het
mensenhart vinden, en zo zullen we de gevoelens eerbiedigen van ieder, die we in ons
dagelijks leven ontmoeten, 't zij vriend of vijand, ondergeschikte of onze meerdere, zodat
we hen niet kwetsen door onze bewegingen, onze daden, onze blikken'. Het vierde artikel is vooral van
betekenis: 'Er is slechts een religie: Het zonder afwijken voortgaan in de juiste richting
naar het ideaal, hetwelk de vervulling is van het levensdoel van elke ziel.' Achter alle vorm van godsdienst ligt
de eenheid, de waarheid verborgen. Ver achter en boven de woorden
straalt het licht der waarheid.
De verschillen tussen de godsdiensten
ontstaan voornamelijk door de ontoereikendheid der woorden. Het verschil tussen de
godsdiensten is slechts uiterlijk;
de innerlijke betekenis van alle is één. De meesten herkennen niet, om het
verschil in vorm, dezelfde waarheid, die achter iedere godsdienst ligt en daarvan het
leven, de geest is. Het Soefisme nu wil alle godsdiensten tot een wijsbegeerte
verenigen en deze wijsbegeerte terugbrengen tot de ene waarheid, die zich in vele
vormen laat kleden en die toch onzegbaar is. Het zegt niet: de ene opvatting is
juist en de andere foutief. Het geeft in wijsgerige zin de eenheid der verschillende opvattingen. De onderscheiden geloofsovertuigingen zijn de sporten van de ladder. Het zou dwaas zijn op de ladder te
blijven staan. Langs de sporten moet de mens naar
boven klimmen. De Soefist is een vrijdenker,
die aan ieder ook vrijheid van gedachten laat en prijs stelt op verdraagzaamheid.
Iedere ziel is geboren voor een
bepaald doel en het licht van dat doel is in zijn ziel ontstoken. Dat ideaal kan in de wereld of in
de hemel liggen. Daarom mogen wij onze beginselen niet
aan anderen voorschrijven. Zonde en deugd, recht en onrecht,
goed en kwaad zijn voor ieder mens niet hetzelfde - dat hangt af van hun graad van
ontwikkeling en de levenstoestand, waarin zij verkeren. 'De mens' - zo sterk drukt Inayat
Khan zich uit - 'is niet in staat enige gedachte, handeling of toestand als goed te
stempelen: zijn standpunt verandert onophoudelijk. Hoe weinig belangrijk zou de wereld
zijn, als allen volmaakt waren! Ze zou zijn als een piano, waarin
alle noten gelijk waren. Inayat Khan legt grote nadruk op het rechtsgevoel
in de mens. Het vijfde artikel zegt: 'Er is een
wet, de wet van wederkerigheid, welke kan worden vervuld door een onzelfzuchtig gemoed,
samengaand met een zin van ontwaakt rechtsgevoel.' Vele mensen zijn egoïsten, vervuld
van eigenbelang. Ze zien alleen ongerechtigheid,
wanneer ze die van anderen ondervinden. De mens kan slechts vredig in
harmonie met zijn medemensen leven, als het gevoel van gerechtigheid in hem ontwaakt is.
Dan komt er - artikel zes - een
Broederschap, de Broederschap der mensheid, die de kinderen der aarde zonder onderscheid
verenigt in het Vaderschap Gods. Het ene Leven manifesteert zich aan
de oppervlakte als een leven van verscheidenheid, maar in de grond is het een leven. Geen natie, ras of sekte kan ooit
beschouwd worden als een afzonderlijk deel der mensheid. De Broederschap der mensheid is vrij van alle verschillen en onderscheidingen van klasse, kaste, geloof, ras, natie of godsdienst. De Soefist verenigt de mensheid in de
Universele Broederschap.
De liefde - artikel zeven - is het
ene zedelijke beginsel, de liefde, die uit zelfverloochening voortspruit en bloeit in
goede daden. Alle kwaad en zonde komen voort uit
gebrek aan liefde. Alle edele daden wortelen in een
liefhebbend hart. Aan de mens, die liefheeft, worden de
geheimen van aarde en hemel geopenbaard. Het wegzinken in de stroom der
liefde maakt de mens tot God.
Er is volgens artikel acht een
voorwerp van lof, de schoonheid, die het hart van haar aanbidder verheft door alle
aspecten heen van het geziene tot het ongeziene. De mens, die de schoonheid ziet van
zon, maan, sterren en planeten, de schoonheid van planten en dieren, de schoonheid van de
mens zelf, heeft God aangebeden, de Bron van schoonheid, het Ongeziene, waaruit dit alles
is voortgekomen en waarin alles is verzonken. De waarheid moeten we volgens de
Soefi-leer niet buiten ons zoeken. Er is een Waarheid, de ware kennis
van ons wezen, innerlijk en uiterlijk, die de kern is van alle Wijsheid (artikel negen).
De eerste weg tot de kennis der
waarheid is dus: In zichzelf te zoeken naar de waarheid van zijn eigen wezen. Zodra de mens tot de kennis van zijn
diepste innerlijke wezen is gekomen, is hij in staat het leven om zich heen te verstaan;
dan begint God tot hem te spreken, omdat God, die in zijn eigen hart verborgen was, de
gelegenheid heeft gevonden zich te openbaren. De mens heeft daarom de roeping zich
te bevrijden van de zelfzucht, het valse ik te vernietigen om langs dit pad op te klimmen
tot onsterfelijkheid en daarin algehele volmaking te vinden (artikel tien). Dan bemerkt de mens aan het einde van
zijn reis dat hijzelf het doel was van zijn tocht. 'Ik ben bestemming', zegt de Soefist.
|