|
OVERIGE: HET BEGON IN HET PARADIJS
BEWEGING ALS FICTIE De gewone wijze van denken van de Ik-mens draagt een strikt dualistisch karakter, dat wil zeggen het is een vorm van denken,
die uitsluitend berust op het spel der tegendelen en die hij hanteert met wat hij noemt
zijn zin voor logica. In deze categorie van denken past het
begrip beweging, daar beweging het middel is om het een van het ander gescheiden te
houden, of om de scheiding in schijn op te heffen. De algemene opvatting is dan ook, dat
beweging bestaat als een feit in de natuur, onafhankelijk van de mens of zijn psyche. Maar wijsgerig denken vertelt ons,
dat, aangezien de mens zijn eigen wereldbeeld opbouwt in verband met de vermogens waarover
hij beschikt, ook beweging moet beschouwd worden als voorstelling in een vorm van
bewustzijn, welke niet totalitair werkt maar partieel, dit wil dus zeggen: in een IK-bewustzijn. Dat deze een objectief karakter
krijgt doordat miljarden Ik-mensen dezelfde impressies als beweging interpreteren en dat
en dat talloze geslachten hetzelfde hebben gedaan, doet aan het dit van de subjectiviteit
der beweging niets af.
Het wijst er alleen op, dat de
Ik-mensen over een overeenkomstige apparatuur beschikken met een overeenstemmende wijze
van openbaring, al verkeren deze dan ook voor ieder mens in een individuele toestand van
meer of minder geschiktheid. Nu is in de voorgaande bladzijden
telkens de stelling naar voren gebracht, dat de mens beschikt over 5 zintuigen, waarmee
hij waarneemt op basis van het driedimensionale. Ook is betoogd, dat ieder wezen en
ieder verschijnsel gebonden is aan het primordiale drie-ene, dus altijd deel heeft aan de
potentialiteit, de idealiteit en de realiteit, de drie in een. Dit geldt niet alleen voor de
materiele wereld, aan welke de Ik-mens een typisch driedimensionaal karakter toekent, maar
ook voor de psychische en geestelijke werelden. Hoe de mens ook de wereld wil
indelen, het primordiale drie-ene doet zich altijd en overal gelden. De oorspronkelijke eenheidswereld -
die nimmer ophoudt een eenheidswereld te zijn - is alleen in het bewustzijn van de Ik-mens
uiteengevallen in een veelheidwereld. Het driedimensionale, voortgebracht
in het bewustzijn van de Ik-mens, bestaat dus niet onafhankelijk van die Ik-mens: deze
schept immers zijn eigen wereldbeeld.
Werkelijk is alleen het totaal, dat
er zodanig (dus in de vorm van eenheidsbesef) kan ervaren worden door een wezen, dat, van
ons begrip uit, in staat is tot zevendimensionale waarnemingen.
Elke voorstelling van wat wij minder
dan zevendimensionaal waarnemen is dus uitsluitend (subjectieve) interpretatie.
Iedere
interpretatie is, uit den aard der zaak, subjectief! Al onze driedimensionale wereld niet
een product was van ons bewustzijn, maar op zichzelf bestond, zou deze in volkomen
bewegingloze toestand verkeren, het zou een bevroren wereld zijn. Maar deze wereld is in beweging,
althans voor ons bewustzijn, ze verkeerd in een toestand van worden en vergaan, dus van
onophoudelijke herschepping. Daarom kan ze onmogelijk
driedimensionaal zijn, of beter gezegd: onze driedimensionale voorstelling ervan is een
illusie. Dit laatste toont reeds, dat het
volkomen onjuist is te menen dat wij de driedimensionale wereld stoffelijk ervaren,
hetgeen wil zeggen vijfdimensionaal. Wellicht geeft onderstaande
uiteenzetting een duidelijker beeld van wat bedoeld wordt.
Onze zintuigen verschaffen ons een
driedimensionale voorstelling, die wij de stoffelijke wereld noemen. Deze voorstelling maakt, zodra ze is
opgenomen, deel uit van de psychische wereld, waar ze gecombineerd wordt met emotionele en
intellectuele factoren. Dit leidt tot de voorstelling, dat
het psychische leven tot uiting komt langs 5-dimensionale weg op basis van het
3-dimensionale. De fysieke 3-dimensionaliteit komt
dan tot uitdrukking als de basis van de psychische driehoek. Op zijn beurt vormt de psychische
driehoek, als voorstelling van een wereld waarin de mens in contact komt met factoren van
oneindigheid en eeuwigheid. Deze leidt dan tot een 7-dimensionale
bewustwording op basis van het 5-dimensionale. Aangezien de geestelijke drieheid
geen ik-bewustzijn kent, daar het geen verbijzonderingen ervaart - alleen totaliteit - en
ook de fysieke drieheid geen ik-bewustzijn kent, behoort het ik-bewustzijn tot de
5-dimensionale beschouwingswijze. Hierboven is reeds opgemerkt, dat het
'ik', hoewel een potentiële verbijzondering, niet stabiel is, maar een steeds
verglijdende factor, geen twee ogenblikken zichzelf gelijk, ook al geeft men er zich
rekenschap van.
Dit 'ik' beschikt over het lichaam en
vereenzelvigt zich ermede. Daarom aanvaardt 't het 3-dimensionale heel gewillig en heel
natuurlijk als grondslag van zijn bestaan. Voor de ik-mens, dat is dus de mens,
die volkomen gebonden is aan zijn ik-bewustzijn en overtuigd is te verkeren in een
3-dimensionale wereld, voor deze mens is alles apart, op zichzelf: zijn waarnemingsorganen
vertellen hem dat. Hij ondergaat zichzelf ook als
volstrekt afgezonderd en als hij zegt dat hij een is met alle andere mensen, dan is dat
een woord, geen werkelijkheid: met zijn mogelijkheden is hij niet in staat de
mensheid te zien als een totaal. Al naarmate de ik-mens beschikt over
zuiverder gerichte en afgestemde vermogens, naar die mate ziet hij de wereld anders - een
enkeling is in staat deze als een totaal te ervaren. Het 'ik', dat is dus de uiting van
het potentiële in iedere verbijzondering, welke zich erkent als te bestaan op zichzelf,
d.w.z. afgescheiden, behoort tot een bewustzijnsfase welke gebonden is aan een
5-dimensionale wijze van ervaren op basis van het 3-dimensionale, waarmede bedoeld wordt,
dat de grondslag van al zijn leven en beleven gevormd wordt door wat hij langs
3-dimensionale weg waarneemt van het totaal - de z.g.n. stoffelijke wereld.
Voor de ik-mens is het 3-dimensionale
dus dominant in zijn 5-dimensionale wijze van waarnemen, waarbij er dan nog wel eens de
nadruk op gelegd mag worden, dat hij deze gehele 3-dimensionale wereld, die hij als zo
werkelijk meent te zien en te ondergaan, waarmede hij zich zelfs materieel een denkt,
slechts langs psychische weg ervaart, d.w.z. met behulp van zijn gevoelens en gedachten in
de vorm van voorstellingen, begrippen, aandoeningen. Maar al deze psychische werkingen
cirkelen om het materiele. Er is echter een relatief kleine
groep voor wie dit niet geldt. Voor hen begint het duidelijk te
worden, wat de Grote Nazarener bedoelde toen hij het verzamelen van schatten, welke de mot
en de roest verteren, ontried en aanspoorde de weg binnenwaarts te gaan. De weg binnenwaarts leidt tenslotte
naar een 7-dimensionale beschouwingswijze van de kosmos, naar de volheid, de totaliteit. Maar dat kan alleen wanneer de
verbijzondering 'ik' zo zeer verzwakt is, dat ze een neutrale factor wordt in het
levensproces. Dat geschiedt, wanneer het 'ik'
minder ervaart op basis van het 3-dimensionale en meer op basis van het creatieve denken.
Dan worden de contouren van de
stoffelijke wereld vager naarmate de dimensies van gevoelen en gedachten gaan overheersen,
wanneer niet bezit en zingenot het leven domineren, maar schoonheid, kunst, scheppend
denken, religie, mystiek. Dat betekent teruggang van de
potentiële factor en daarmee van het Ik. Dominant zijn dan de ideeën en reële factoren. Voor sommigen is het 5-dimensionale
de basis van de hoogst bereikbare drieheid, wanneer nog een zesde en zevende dimensie een
steeds meeromvattend waarnemen mogelijk maken en het universum ervaren wordt als een
totaliteit. Zolang de Ik-mens echter nog
aangewezen is op een 5-dimensionale vorm van ervaren op basis van het 3-dimensionale en
zolang hij dus aangewezen is op zijn vijf zintuigen met een daarbij behorend
verwerkingsstation, de hersenen, zolang ziet hij de wereld in compartimenten en zolang
heeft hij ruimte, tijd en beweging nodig om de wereld te ervaren, d.w.z. krijgt hij
indrukken welke hij interpreteert als ruimte, tijd en beweging. De vijf zintuigen, wier impressies de
mens psychisch, dus 5-dimensioaal, bewust worden, bevinden zich tussen twee gebieden van
zijn, van het absolute zijn der triade naar de weerkaatsing ervan in het 3-dimensionale
van de materie.
De eenheid, het volstrekte van het
spirituele, vindt zijn weerkaatsing in het vaste, onbeweeglijke van de 3-dimensionale
vormenwereld. De vijf zintuigen, die slechts in
opeenvolging kunnen waarnemen, en dus iedere impressie staccatogewis ervaren, maken op de
waarnemer de indruk, dat alles wat hij ervaart, beweging is. Dit betekent, dat zijn
oorspronkelijke eenheidswereld in zijn bewustzijn uiteengevallen is in een
veelheidwereld. Voor hem bestaat er dus afstand en
met de noodzaak om het ene toch weer aan het andere te verbinden, moet er beweging zijn om
deze afstand te doorlopen en tijd om deze beweging op een of andere wijze te registreren. En dat is dan een verkeerde of
omgekeerde wereld, zoals alles verkeerd is, onvolmaakt wat met een minder dan
7-dimensionaal gericht bewustzijn wordt ervaren. Het verkeerde zit 'm niet in de
wereld maar steeds in de beschouwer, die niet in staat is het gewenste aantal dimensies
aan te wenden. Zo wordt de wereld van de Ik-mens er
een van afstand en afgescheidenheid, in de plaats der spirituele eenheid, van
individualisme in de plaats van broederschap, van materialisme, van bijgeloof en wangeloof,
van haat, onverdraagzaamheid en duistere drangen, waar geestelijke waarden alleen moesten
gelden, liefde, begrip en stralend licht.
En in deze wereld van de Ik-mens is
alles in beweging, omdat zijn apparaat iedere indruk als beweging ondergaat. De wereld die hij zich schept kan
niet anders dan beantwoorden aan de mogelijkheden waarover het scheppende wezen beschikt. En die mogelijkheden liggen in de
organen die alleen in opeenvolging kunnen opnemen en uitzenden min of meer onder beheer
van een ik, dat de meest onstabiele factor is die men zich denken kan. Wie het Ene wil ervaren moet de
beweging aan zich voorbij laten gaan en stil worden, zoals het Ene stil is. Daarvoor heeft hij geen ledematen,
geen lichaam, geen 'ik' nodig, slechts centraliteit. Maar in de wereld van het vele
behoeft hij de ledematen en voortdrijvende energieën. En de dieren behoeven vleugels en
andere voortbewegingsorganen, de planten wasdom en slingers en zaden om zich te
verbreiden. De beweging heeft zich zozeer in het
mentale deel van zijn psyche vastgezet, dat alles zich vertoont in bewegende vormen. Het is niet moeilijk velen duidelijk
te maken, wanneer zij over deze problemen gaan nadenken, dat zij beweging ervaren als
gevolg van het feit, dat hun waarnemingsorganen alleen indrukken in opeenvolging toelaten.
Ook erkennen zij grif, dat zij niet
totalitair kunnen waarnemen, noch denken. Toch zijn zij overtuigd, dat er naast
deze subjectieve bewegingservaring nog een ander, objectief bewegen is, dat doorgaat ook
al zijn zij zelf stil geworden en niet meer tot waarnemen in staat. Dit is een gedachte, die in
verwarring brengt en welke dus nog een nadere beschouwing eist. In de eerste plaats kunnen wij
constateren, dat wanneer iemands bewustzijn totalitair werkt, dit niet inhoudt, dat niet
ook tegelijkertijd 5-dimensionale impressies worden opgenomen, zo goed als iemand, die
mentaal bezig is een probleem uit te werken en al zijn aandacht daarop heeft gericht, met
zijn voet bezig kan zijn de maat aan te geven bij een melodie uit de verte en
waartegenover zijn bewustzijn geheel passief staat. Dit is een gedachte, die in
verwarring brengt en welke dus nog een nadere beschouwing eist. In de eerste plaats kunnen wij
constateren, dat wanneer iemands bewustzijn totalitair werkt, dit niet inhoudt, dat niet
ook tegelijkertijd 5-dimensionale impressies worden opgenomen, zo goed als iemand, die
mentaal bezig is een probleem uit te werken en al zijn aandacht daarop heeft gericht, met
zijn voet bezig kan zijn de maat aan te geven bij een melodie uit de verte en
waartegenover zijn bewustzijn geheel passief staat.
Dat wil dus zeggen, dat iemand
7-dimensionaal bewust kan zijn, dat is totalitair bewust, eenheidsbewust, en toch over
gevoelens, gedachten en een lichaam kan beschikken - als product van gelijktijdig minder
dan 7-dimensionaal waarnemen. In het subject voltrekt zich eeuwig de eenheid der tegendelen. Alleen het 'ik' ervaart de
tegenstellingen en de tegendelen als werkelijkheden op zichzelf. Als het 'ik' weggevallen is, tijdelijk of voor goed op non-actief, klappen alle tegenstellingen en tegendelen in het ene subject samen. Zodra het 'ik' zich weer doet gelden
is het eenheidsbesef verbroken en daarmee de creatieve gedachte, het scheppend gebaar, het
alomvattende, bovenindividuele Ene. Want dit alles is terra incognito
voor het ik-bewustzijn, dat als basis van zijn bestaan erkent het 3-dimensionale. Wanneer in het ik-bewustzijn de
gedachte daagt, dat het werkelijk slechts 7-dimensionaal ervaren kan worden, bestaat de
mogelijkheid, dat het 'ik' van een opdringende factor een neutrale wordt, die een bepaalde
functie vervult in een zeer ingewikkeld proces en voortdurend van de ene toestand in de
andere overgaat en daardoor de indruk van beweging schept. Verder moet men er zich steeds
opnieuw rekenschap van geven, dat een volgende dimensie het absolute representeert ten
opzichte van een voorgaande.
Anders gezegd: de laatste is niet
anders dan een doorsnede van de voorgaande en is er dus een onbeperkt aantal keren in
begrepen. Men kan zich enigszins rekenschap
geven van deze wijze van voorstellen, als men denkt aan het begrip driehoek. Dit begrip is een abstractie,
zetelend in onze verstandelijkheid en het maakt dus deel uit van het meer dan
3-dimensionale. Wie deze abstractie wil overdragen op
individuen, levend in een wereld op basis van het 3-dimensionale, ontwikkelt uit de
abstractie een oneindige reeks van ervaarbare driehoeken. Die term oneindige reeks wijst
er op, dat hiermede tegelijk de factor beweging naar voren schiet.
Van het stille, onnaspeurbare
abstractie voert een speciale vorm van waarneming ons naar een tastbare vorm en beweging:
dit is waarnemen op basis van het 3-dimensionale, waartoe men niet in staat is zonder
interventie der zintuigen. Zo geeft het begrip boek, dus
de abstractie boek, aanleiding tot het ontstaan van de miljarden boeken in de wereld,
boeken in allerlei grootte, vorm, kleur, wijze van binden, papiersoort en inhoud. En is niet de mens in beginsel, de
mens las soort, waarin vervat zijn alle kenmerken van alle mensen van alle mensen aller
tijden?
Zo is ook stof een begrip, ze is geen
substantie, zoals hout of koper of meel. Stof heeft nog nooit iemand gezien
tenzij aan een voorwerp. Maar dan op dezelfde wijze zoals hij
er lengte, breedte, kleur, enz. aan toekent. Maar evenmin als lengte en kleur
bestaat stof, welke zich voor ons ontvouwt als een oneindige reeks substanties,
waarneembaar aan voorwerpen. De zintuigen gehoor en gezicht
brengen de mens in contact met het meer dan 3-dimensionale, want zij dragen gevoelens en
gedachten aan hem over, maar steeds op basis van het 3-dimensionale. Deze laatste beperking houdt dus in,
dat de zintuigen in waarheid ook niet anders doen dan 'in contact brengen met'.
Daarmede houdt dus hun functie op. Daar oren en ogen bestaan op basis
van het 3-dimensionale, kunnen zij onmogelijk de driehoek van het psychische, dat
5-dimensional wordt waargenomen, overdragen. Zij nemen reeksen indrukken
op, die het hersenbewustzijn (dat dus ook werkt op basis van het 3-dimensionale!), opbouwt
tot gevoelsindrukken en gedachtebeelden, maar altijd op een of andere wijze gebonden aan
het driedimensionale.
De psychische driehoek - aangeduid
als potentialiteit, idealiteit en realiteit - waarmee de mens middellijk in contact kan
komen via zijn gezicht en gehoor, representeert echter het abstracte, het absolute voor
alles wat bestaat op basis van het 3-dimensionale.
Voor de ik-mens is al datgene
onwezenlijk wat betrekking heeft op onafhankelijk van 3-dimensionale materie werkende
gevoelens en gedachten. Daaronder valt dus ook een
hemelwereld.
Eigenlijk bestaan zij niet voor hem.
Hij heeft er als regel ook slechts
middellijk contact mee. Toch is bijna ieder mens in staat tot
direct contact, tot een vorm van totalitair waarnemen, waardoor het psychische 3-ene hem
onmiddellijk kan bereiken. Dit geschiedt in de vorm van intuïtie en inspiratie, ook wel in de vorm van intuïtie en inspiratie, ook wel in de vorm van 'gezicht', een voorstelling, welke hij dan gewoonlijk buiten zich meent waar te nemen, terwijl ze innerlijk de hersen- en zintuigzenuwen beroert. Voorspellingen in de vorm van dag- en
nachtdromen behoren tot de laatste categorie. Maar van intuïties en inspiraties
krijgt men gemakkelijker de indruk, dat ze direct vanuit de wereld, de levende
wereld, van het meer dan 3-dimensionale, ons beroeren.
Ook zij worden echter weer op basis
van het 3-dimensionale uitgewerkt in de vorm van stelsels, organisaties, leerstellingen,
boeken, kunstwerken, verreikende impulsen. Dan vloeit wat als een totaal
ontvangen is, een inspiratie, een meer dan 3-dimensionale indruk, uiteen in een serie
details, klanken, tekens, benaderbaar voor zintuigen. De indrukken die oog en oor ontvangen
en doorgeven aan de hersenen, vertolken slechts benaderingen, een soort doorsneden of
delen van doorsneden van wat 5-dimensionaal moest worden waargenomen, dat wil zeggen
psychisch. Deze benaderingen, die dan door het
hersenbewustzijn geïnterpreteerd worden en opgebouwd tot een subjectief totaal, verhouden
zich tot de psychische, d.i. 5-dimensionale uitdrukkingen, als een schilderij of een
tekening zich verhouden tot de levende natuur waarnaar ze genomen zijn. Tot de werkelijkheid van het
5-dimensionale leidt geen onzer vijf zintuigen, ook niet als ze op de meest innige wijze
tegelijkertijd een veelvoudige indruk van een gebeurtenis overdragen. Zij behouden hun gescheiden karakter
en hangen volkomen samen met onze ervaringen van de tijdruimtelijke wereld. 5-dimensionale waarnemingen op basis
van het 3-dimensionale behouden steeds hun 3-dimensionale karakter en verhinderen hun
opvang in een hogere eenheid.
Zuiver 5-dimensionale waarneming - en
dat wordt dan een psychische ervaring op basis van het creatieve denken - kan daarom
alleen geschieden buiten de zintuigen om. Dan ervaart men gevoelens en
gedachten niet langer als doorsneden, als gevolgen van onbegrepen oorzaken, maar als
levende werkelijkheden, als wezens op zichzelf met een eigen leven. De ik-mens meent, dat hij
rechtstreeks in aanraking komt met het 3-dimensionale en indirect met gevoelens en
gedachten. Maar voor wie 5-dimensionaal bewust
is, wordt het duidelijk dat de situatie juist omgekeerd moet zijn. Het 5-dimensionale agerende
bewustzijn van de ik-mens met zijn in opeenvolging waarnemende organen, is dusdanig
geconstrueerd, dat de mens zijn indrukken ontvangt in de vorm van beweging met behulp van
een daarbij passende tijd. De ik-mens kan in zijn subjectieve
5-dimensionale bewustwording onmogelijk totalen qua totaal benaderen. Zelfs een symfonie, een schilderij,
een film bestaan niet als totaal voor hem. Hij zal moeten erkennen, dat deze wel
als totaal bestaan, maar dan op een wijze, die voor hem niet benaderbaar is, zijn
ervaringsmogelijkheden laten slechts kennisname toe van kleine details, die zijn
bewustzijn weer verbindt tot een nieuw totaal, waarmee hij zich tevredenstelt, om de
eenvoudige reden dat hij niet anders kent.
Een symfonie bestaat voor hem slechts
als een reeks van tonen en als hij er een, of een samenklank van enige hoort is de
voorgaande reeds verdwenen. Bovendien kan deze nooit herhaald
worden op de wijze en onder de omstandigheden waaronder hij ze eens hoorde: iedere
herhaling is anders: panta rhei. (Alles is een vloeiende beweging). Ook een landschap in de natuur of op
een schilderij komt tot hem in kleine details, die zijn ogen aftasten en doorgeven aan
zijn hersenbewustzijn. Zijn organen glijden langs de reeks
verschijnselen en zijn hersenbewustzijn ontvangt ze in een reeks, dus in de vorm van
beweging. Maar het vrije bewustzijn, d.i. het
bewustzijn dat zich niet laat gelden door middel van een orgaan zoals de hersenen, werkt
7-dimensionaal, wat inhoudt dat het een totalitair karakter heeft, niet beheerst wordt
door tijd en ruimte. Daar het ongescheiden is van het
totale bewustzijn, betekent dit, dat het altijd overal is. Intuitieven en helderzienden kunnen
daarvan getuigen. Het 7-dimensionaal agerende
bewustzijn komt in hen reeds tot uiting, zoals het ongetwijfeld reeds werkzaam is in het
onderbewuste van ieder mens, ook van de meest primitieve, ja juist in de laatste het
sterkst, omdat hij dichter bij de natuur staat en haar invloed als een totaal ondergaat.
Maar zodra een individu geheel opgaat
in zijn normale vorm van bewustwording, n.l. 5-dimensionaal op basis van het
3-dimensionale, anders gezegd psychisch-materieel, kan hij slechts in opeenvolging
waarnemen en slechts subjectieve interpretaties geven van wat hij op deze wijze ervaart. Elk subject dat niet totalitair
bewust is, dus niet 7-dimensionaal, is aangewezen op 5-dimensionale bewustwording, hetzij
op basis van het potentiële (dat is het 3-dimensionale) hetzij op basis van de idealiteit
of van de realiteit, wat inhoudt indirect waarnemen, waarnemen in opeenvolging door middel
van organen. Dit brengt noodzakelijkerwijs mede
bewegingsindrukken en daarmede gepaard de waan te leven in een tijd-ruimtelijke wereld. De 7-dimensionale bewustwording kent
subject noch object, daar het alle tegendelen en alle tegenstellingen in zichzelf heeft
samengevat. Immers de 7-dimensionale
bewustwording berust op het beginsel van eenheid. De minder dan 7-dimensionale
bewustwording stelt een hier en een daar, een ik en een niet-ik, een subject en een object
en stelt daarmede al het niet-subjectieve buiten eigen bewustzijn, ondanks het feit dat
het er een mee is.
Alles wordt object, zijn lichaam,
andere lichamen, verschijnselen - die hij alle buiten zich denkt. Daardoor heeft hij in zichzelf het
onvermogen gewekt direct te kunnen waarnemen. Hij kan, wat hij buiten zich gesteld
heeft niet meer direct (tijdloos, ruimteloos en bewegingsloos) waarnemen maar slechts
langs een omweg, via zintuigen en zijn hersenen, die zijn indrukken dan weer samenbundelen
tot een soort subjectief totaal. Noodzakelijkerwijs is dit een zeer
povere, zeer summiere vorm van bewustwording, welke meebrengt dat de mens alles scheef
ziet, onvolkomen, in doorsneden. Gelukkig geeft hij zich daarvan nooit
rekenschap, omdat hij opgaat in eigen subjectiviteit. Alles wat de ik-mens als niet-ik
ondergaat maakt deel uit van het gehele vormenleven van de planeet waartoe hij behoort,
een vormenleven dat geldt voor de planeet, wanneer diens bewustzijn niet 7-dimensionaal is
gericht maar 5-dimensionaal op basis van het 3-dimensionale: de winden, de beweging der
oceanen, de uitbarstingen van vulkanen, de aswenteling, de seizoenen, enz. enz. Het zijn alle volkomen onbegrijpelijk
grootheden, die hem beroeren op een of andere wijze en waarvoor hij in de loop der tijden
wel verklaringen vindt, gewoonlijk wetenschappelijk heel aardig versierd maar volkomen
waardeloos, daar ze nimmer de werkelijkheid kunnen benaderen.
De mens kan ze alleen transponeren in
termen van beweging, van tijd en ruimte, wat, zolang hij geen hogere aspiratie kent dan
ik-mens te zijn, volkomen voldoende voor hem is. En als ze niet langer voldoende voor
hem zijn? Dan zal hij eens beseffen, dat, wil
hij de werkelijkheid benaderen, hij nog twee treden stijgen moet op de imaginaire ladder
waarop hij staat: 1.
Hij moet zijn 5-dimensionale wijze van bewustwording op basis van het 3-dimensionale
omzetten in een 5-dimensionale op basis van het creatieve denken en/of van de emoties, in
het bijzonder die van de liefde. De laatste is, volgens de apostel,
nog steeds 'de meeste'; 2.
Hij moet daarna dit gehele stelsel van bewustwording niet langer zien als een totaal, maar
als de basis van een nieuw totaal, maar als de basis van een nieuw totaal, het ultieme
totaal der hoogste bewustwording door middel van de geestelijke drieheid in de abstracte
zuiverheid van potentialiteit, idealiteit en realiteit dat slechts 7-dimensionaal kan
worden benaderd worden. Dan houdt het persoonlijk 'ik' op te
tiranniseren. Dan verstilt de beweging in de
ruimteloosheid en tijdloosheid van het Ene Zijn.
Ieder mens, die tot beschouwingen
over de voorafgaande uiteenzettingen gekomen is, stelt zich steeds de vraag: kan ieder
mens individueel deze status bereiken langs een lange weg van evolutie in een wereld
waarvan ruimte en tijd het karakter bepalen? Of is dit slechts een
individualistische, maar schonen droom van ieder 'ik' dat zich hoopt te handhaven voorbij
de grenzen van de dood? Zo'n 'ik' kan, helaas, niet
begrijpen, dat het juist het 'ik' zelf is, het persoonlijke en individuele, welke het
verwerven van die hoger status in de weg staan. Slechts wanneer het bewustzijn niet
werkt door kanalen, welke we aanduiden als persoonlijkheid en individualiteit, kan er
sprake zijn van 7-dimensionaal te benaderen, universeel bewustzijn. Maar niemand komt tot 7-dimensionaal
bewustzijn, tot volmaakt eenheidsbesef, dus tot verwerkelijking van de hoogste Drie in
Een, die niet het 5-dimensionale heeft doen opgaan in het 7-dimensionale. Het 'ik' gaat noodzakelijkerwijze
teloor wanneer het bewustzijn zich uit op basis van de Eenheid. En is het nu niet zo, dat het
universele bewustzijn zich eeuwig openbaart, terwijl beweging, ruimte en tijd slechts
middelen zijn van het als 'ik' functionerende bewustzijn om te komen tot kennis van
zichzelf? In de eeuwige openbaring van dit universele bewustzijn is vervat een onbeperkt
uitingsvermogen, dat bewustwording mogelijk maakt op 7 trappen, anders gezegd: langs 7
dimensies (welke zich steeds combineren in drieën, dus als 3-dimensionaal, 5-dimensionaal
en 7-dimensionaal, waarvan de laagste 3 steeds dienen als basis van de volgende).
Voor die bewustwording springen dan
steeds de middelpunten van bewustzijn te voorschijn welke de functies met de daarbij
passende organen oproepen om harmonisch te passen in het grote geheel. En zo'n middelpunt van bewustwording
is de ik-mens in talloze graduaties, in talloze bewustzijnsmogelijkheden. Zulke verwerkelijkingen zijn ook
kunstenaars, genieën, mystici, heiligen, wijsgeren. Zulke verwerkelijkingen zijn ook de
allergrootsten van het menselijk geslacht, de Christussen, de Boeddha's. Wanneer we het menselijk levensproces
vanuit die hoogte kunnen bezien wordt het duidelijk, dat, zolang de mens zich vermeit in
zijn individueel menszijn, zolang alle gebeuren circuleert om zijn persoonlijk ik, wat
meebrengt dat een bestaan van dit 'ik' na de lijfdood alleen maar belangrijk schijnt - hij
slechts schimmen najaagt. Hij verveelvoudigt slechts zijn leven in beweging, ruimte en tijd. Zodra hij zich echter kan beschouwen
als deel van een machtig, onoverzienbaar geheel, is het alleen van belang dat hij dit deel
is. En als men de menselijke factor niet
geheel wil uitschakelen kan men er aan toevoegen, en hoe hij dat deel is.
In het algemeen kan men echter
opmerken, dat in de menselijke gegevens de mogelijkheden van dit hoe liggen besloten,
zodat hij daar individueel niets aan kan wijzigen. De mate waarop hij 'zijn best kan
doen' is daarin ook verdisconteerd. Voor een deel der ik-mensen is dit een volkomen
troosteloze wijze van levensbeschouwing. Daar ze zich zelf zo gewichtig
gevoelen met hun sterk ik-besef, kunnen zij zich niet voorstellen, dat zij niet zelf de
teugels in handen hebben en er geen vrije wil op na zouden houden. Indien ze echter in staat waren tot
observatie van hun collega-ik-mensen zouden ze zien, dat deze collega's helemaal niet 'hun
best doen', maar zich zonder weerstand laten meevoeren op de levensstroom. En ze eisen van de anderen dat deze
hen 'nemen zoals ze zijn', dat wil zeggen met al hun goede en onaangename eigenschappen,
waaraan ze, naar hun eigen zeggen, niets kunnen veranderen. In hun hart staan ze dus eigenlijk op
het standpunt van hun 'einmaligkeit' en zij verwerpen de idee van reïncarnatie met daarin
vervat de mogelijkheid om na een groot aantal levens de bewustwording der totaliteit te
kunnen verwerkelijken. De 'ik-mens'gelooft daarom aan de
verlossing, daar hem geleerd is, dat dit het enige middel is om door de Vader in de hemel
in de hemel in zijn rijk van totaliteit te worden opgenomen. En hij vergeet, dat in dit rijk geen enkel 'ik' kan binnengaan, omdat dit 'ik' een product is van minder dan 7-dimensionale bewustwording. De aanhanger van de leer der
reïncarnatie erkent tenminste, dat in de loop van talrijke incarnaties zijn 'ik', dat hem
gevangen houdt in paren van tegendelen, zodanig zal verzwakken (doordat hij zijn aandacht
steeds krachtiger en steeds meer permanent gaat richten op hogere waarden, welke berusten
op het beginsel van eenheid), dat het geleidelijk een neutraal middelpunt vormt en alleen
een ideale middelpuntvorming toelaat. Hoe deze leer echter in
overeenstemming is te brengen met de factoren ruimte en tijd, die geen universele factoren
zijn maar de individuele middelen om bewust te worden in een 5-dimensionale wereld op
basis van het 3-dimensionale, terwijl reïncarnatie berust op een niet-individuele tijd,
evenals alle evolutietheorieën - dit zijn moeilijkheden waarmede de reincarnisten zich
tot nu toe weinig hebben ingelaten. En hoewel hun leer op zichzelf grote
aantrekkelijkheid heeft zullen zij toch moeten beginnen meer licht te doen vallen op het
tijdsprobleem en wat daarmede samenhangt. Maar ook zonder de leer van
reïncarnatie (welke toch reeds aanvaardt, dat het bij de reïncarnatie niet gaat om het
lichaam en deze ook niet betrekking kan hebben op het 'ik', dat een steeds verglijdend
beginsel is in de mens, zodat herinnering aan vorige bestanen is uitgesloten) is een
levensbeschouwing zoals wij hierboven aangaven volkomen bevredigend.
Als de mens zich erkent als deel van
een machtig geheel, dat hem voorzien heeft van een vorm van subjectiviteit welke hem
veroorlooft het hoogste voor hem bereikbare als het hoogste te erkennen en welke hem
dwingt (zonder dat hij er zich rekenschap van geeft) datgene te doen waartoe hij geroepen
is op de plaats, die hij vervult en waarmee hij gemeenlijk volkomen instemt - dan maakt
het voor het individu niet veel uit of hij 'einmalig' is in dat grotere bewustzijn waartoe
hij behoort en dat hij dus is, of dat hij vele malen terug moet komen zonder daaraan enige
herinnering te bewaren. Met rechtvaardigheid heeft dit alles
niet van doen. Want ook rechtvaardigheid behoort tot de wereld der betrekkelijkheden.
|