|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
CHRISTUS: DE GEREALISEERDE IDEE De 'apostel' Paulus, de feitelijke
stichter van het christendom, was een eclecticus (gekozene). Hij was onbekend met de evangeliën
en uit zijn brieven blijkt niet de geringste bekendheid met de leer en het leven van de
evangelische Jezus. De Christus-Jezus was voor hem de
personificatie van een begrip, dat veel ouder was dan het christendom: de Christus was
voor hem de gerealiseerde Idee. Zijn woorden: 'God is in Christus op
de wereld', betekenen niet anders dan dat God zijn denkbeeld aan het verwerkelijken is en
zich daardoor openbaart. God schiep alles door zijn
beeld (Col 1:15,16): zoals het witte licht (de eenheid) bij zijn gang door het prisma het
spectrum te voorschijn tovert, zo roept de goddelijke wil, door zich op de Idee te
concentreren, de veelheid der dingen in het leven. Willen is een denkproces: een
denkbeeld is een denkproduct, dat in een denkvermogen ontstaat en dat gerealiseerd wordt
met de, aan het denkvermogen ontleende denkkracht.
Men kan het hele proces omschrijven
als: de Idee schept zichzelf. Door de kosmos te scheppen openbaarde
de godheid haar bestaan en legde zij zich grenzen op. Schepping is namelijk slechts
mogelijk wanneer tegenover kracht weerstand,
d.w.z. tegenkracht, wordt gesteld. Kracht en tegenkracht,
middelpuntzoekende en middelpuntvliedende kracht, licht en duisternis, goed en kwaad, God
en satan zijn twee kanten van dezelfde medaille; ze hebben dus geen bestaan los van elkaar
en bestaan slechts krachtens elkaar en hun eenheid. 'Zwischen
Gut und Bose wieviel Unterschied ist da?' (Lao-tse). Satan is het boze aspect van God,
zijn andere kant, en de eenheid van beide kanten wordt plastisch uitgebeeld in de
Januskop: twee gezichten aan een hoofd. God beschikte toen Hij zich ging
openbaren slechts over zijn eigen substantie. Hij nam zich als het ware een rib uit
het lijf. De scheppende energie werkt tot een
bepaald doel. Energie is neutraal, op zichzelf goed
noch kwaad, nuttig noch schadelijk.
Haar kwaliteiten hangen af van de
vormen waarin ze tot uiting komt. Het 'andere van God' moet worden tot 'een volkomen man',
tot 'de mate van volheid van Christus' (Ef 4:13). In de volheid der tijden (als
Christus volgroeid is) zal 'alles vergaard zijn tot één in Christus' (Ef 1:10). God heeft de dingen geschapen, zegt Paulus, door zijn beeld (Col 1:15), door de Christus-Jezus (de persoonsverbeelding van het beeld). Paulus zag de Christus-Jezus niet als
een persoon, die bedrijfsleider was in de fabriek van zijn Vader, maar als een instrument
waarmee en waardoor gewerkt werd, en wordt. Zoals de witte lichtbundel zich splitst in de veelheid der spectrale kleuren bij zijn gang door het prisma, zo gaat de ene kracht over in de veelheid der, voor de schepping benodigde, krachten bij haar gang door de Idee.
|