LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON      

  DE APPELAFFAIRE  

'Overigens is Adam niet uit het paradijs gezet omdat hij van de verboden vrucht gegeten had, maar omdat de goden bang waren dat hij hun helemaal gelijk zou worden door ook nog te eten van de boom des levens, - een andere magische boom (een ander taboe).

Als de goden vreesden dat hij onsterfelijk zou worden, dan kan hij niet aldus geschapen zijn geweest.

De hele, traditionele, uitleg van het zondevalverhaal in het boek Genesis berust op tendentieuze dwalingen, opzettelijk bedacht om een filosofisch tintje te geven aan een kinderlijk verhaaltje.'

Zij die geloven dat Jezus een historische figuur is, geloven daarom nog niet allen, dat hij de mensheid door te fungeren als zondebok of offerlam voor anderen.

Dat geloof is een erfstuk van het animisme, waaraan wij ontgroeid dienen te zijn.

Velen kunnen bovendien niet in de kerkelijke verlossingstheorie geloven, omdat ze niet kunnen geloven in een Shyloch-achtige godheid: zij hebben een minder primitieve godsvoorstellingen.

Zij beseffen, op grond van nuchtere overwegingen en de waarschuwingen vervat in het boek zelf, dat zij de bijbel - voor zover betrouwbaar - niet naar de letter mogen lezen.

Het boek 'Genesis' is natuurlijk geen persverslag van de 'zondeval' van een koppel 'volmaakt geboren' mensen, en kan dan ook geen steun verlenen aan de kerkelijke sprookjes van erfzonde en verlossing.

Een mens die tot zondigen in staat was, kan niet volmaakt zijn geweest en, nadat Adam in Eva's appel had gebeten, zei de oppergod tot zijn collega's: 'ziet, de mens is geworden als wij, kennende het goede en het kwade'.

De appelaffaire bracht de mens niet ten val, maar verschafte hem een promotie!

Hij werd als de goden en verwierf de kennisse, die hij dus tevoren nog niet had bezeten.

De val van de mens is, evenals de val der engelen, een mythe, die een bijzonder stadium in het wordingsproces markeert.

De val der engelen beeldt de oorspronkelijk eenheid uit van de polaire krachten van goed en kwaad.

Datzelfde wordt, op primitieve wijze, ook uitgedrukt in het Onze Vader.

Men bidt daarmee tot God '... en leidt ons niet in bekoring...', hoewel dit de taak van de Satan heet te zijn, de taak dus van de concurrent.

Het is onzinnig te geloven, dat een 'volmaakt geschapen' mens iets zou kunnen doen tegen de wil van een 'almachtige' God.

Het is even kinderlijk om te geloven, dat God iemand een verbod zou opleggen, waarvan Hij in zijn alwetendheid geweten moet hebben dat het overtreden zou worden, en het is verre van goddelijk om, als die verwachte overtreding dan plaatsvindt, in zulk een onredelijke mate boos te worden en het hele nageslacht van de daders mee te duperen!

'De ziel die zondigt, die zal sterven.

De zoon zal niet dragen de zonde zijns vaders' (Ezech 18:20).

Wat door de kerk als een 'zondeval' wordt uitgelegd houdt in werkelijkheid de diepe lering in, dat - in de woorden van Jung 'die Emanzipation des Ichbewustsein eine luziferische Tat darstellt, en dat dus de mens, met het emanciperen van bewuste tot zelfbewuste ziel, zich bewust wordt van te zijn gekluisterd aan de Prometische rots der tegendelen.

Prometheus bracht de mensheid 'vuur' (d.w.z. geest), waardoor ze op een hoger plan kwam te staan, zoals ook de 'zonen Gods' uit het O.T. gedaan hadden, die, door zich met de kinderen der mensen te encanailleren, een ras van halfgoden veroorzaakten.

Keren wij terug tot het bijbelse sprookje: en God zei: alles mag hier, als je maar van die ene boom afblijft!

Datzelfde motief vinden wij terug in vele sprookjes.

De held of de heldin van die sprookjes mag alle kamers van het kasteel betreden, behalve een; en degene die het verbod uitvaardigt, geeft voor zijn daad nooit een redelijk motief op, maar dreigt slechts met iets vreselijks.

Ieder die het sprookje hoort of leest, weet dan ook van tevoren dat de held dat verbod stellig zal overtreden, en daar is het juist om begonnen!

Zou de held van het verhaal gehoorzaam blijven, dan ging het sprookje als een nachtkaars uit.

Het dreigen met een zware straf zonder redelijke motivering is, psychologisch gezien, slechts een prikkel om de overtreding uit te lokken; het wekt de menselijke nieuwsgierigheid op!

De ongehoorzaamheid moet plaatsvinden, anders zou er geen sprookje verteld kunnen worden!

Zo duidt dan ook het paradijssprookje erop, dat God wilde dat de mens de kennisse zou verwerven en 'Onzer een' zou worden.

Zou Eva - de psyche - niet van de boom der kennisse gegeten hebben, dan zouden er nog geen mensen op aarde geweest zijn; dan zouden er nog geen zelf-bewuste zielen zijn geweest.

God gebood de mens niet om van de boom der kennisse te eten: uiteindelijk moet de mens zijn doel bereiken door zijn eigen wil te oefenen en uit te oefenen.

Voor hem die van de boom der kennisse gegeten heeft, geldt het sprookje niet meer.

Het nieuwe verbod voor de nieuwe sfeer, waarin die ziel dan verder leeft, luidt: '... opdat hij niet ete van de boom des levens en leve in eeuwigheid!' (Gen 5:22).

De zondeval-mythe symboliseert de steeds weer plaatsvindende menswording van submenselijke dieren, het tot zelfbewustzijn groeien van bewuste zielen.

Zelfbewustzijn is een zich bewust zijn van zijn bewustzijn.

'Bij de beschouwing van het bewustzijn van zichzelf kan er een werkelijke eenheid van het denken en zijn inhoud ontstaan.

Hier treden wij 'het rijk der waarheid' binnen, gelijk Hegel het heeft uitgedrukt.' (Prof. Clay)

De menswording, die dus bestaat uit het verwerven van zelfbewustzijn door individuatie van de geest, is het begin van de cultuur.

Het dier gaat door het leven zoals het er van nature uitziet.

De mens moet steeds de natuur verbeteren en is zich steeds bewust van zijn onvolmaaktheid.

Hij begint met zich, als medicijnman, een keten van tanden om de hals te hangen, of zich te tooien met apestaarten; hij eindigt met de vele kostbare gewaden van een de mis celebrerend priester.

Hij begint met wat stenen op elkaar stapelen en eindigt met het bouwen van wolkenkrabbers; hij begint met een stenen knots en eindigt met geleide projectielen.

De cultuur is het wezenlijke van de mens: hij plaats hierdoor de wereld in een samenhang met zijn eigen leven.

Met de cultuur ontstaat en groeit natuurlijk ook haar tegendeel: de wancultuur (o.a. lintjes, lege tradities en conventies, alles wat opgelegd wordt en wat men moet doen om voor beschaafd door te gaan, alles wat dient tot camouflage).

Het dier doet niet aan 'werken in het zweet zijns aanschijns', het weet niet van het 'omscheppen' der dingen naar eigen idee.

Het dier kent slechts 'genieten van' en 'vernietigen'.

Het in het zweet zijns aanschijns werkende wezen daarentegen erkent zijn vermogens in arbeid; de techniek is zijn triomf; door arbeid maakt het zich vrij en emancipeert het tot hoger bewustzijn.

De arbeid waartoe Adam werd veroordeeld, was geen straf, maar een bewijs van en een voorwaarde tot zijn menswording.

De mythe van de verboden vrucht geeft het moment aan waarop een dierenziel, als celziel begonnen, evolueerde tot mensenziel, - dus na vele levens te hebben te hebben geleefd in bijpassende lichamen.

Het verschil tussen de planten-, dieren- en mensenziel is er dus een van graad, of, als u wilt, een door graduele groei ontstaan faseverschil; het is geen principieel verschil.

'Menig dier beschikt, zoals proefondervindelijk is aangetoond, over een denkvermogen.

Wat eraan ontbreekt is het zelfbewustzijn en zonder dat ik-gevoel kunnen wij ons zulke specifiek menselijke eigenschappen als innerlijke vrijheid, bewuste wil, verantwoordelijkheidsgevoel en dergelijke niet voorstellen.

De zelfbewuste geest is het dus, die wij als iets exclusief-menselijks beschouwen.'

Dat zelfbewustzijn groeit tijdens het voormenselijke bestaan en demonstreert zich in het menselijke.

'... dat het geestelijke principe pas (merkbaar) reageert wanneer de hersenprocessen een bepaald stadium van organisatie hebben bereikt (men moet de evolutie van het lichaam niet verwarren met de evolutie van de gebruiker van het lichaam); bij lagere organisaties blijft het (geestelijk principe) verborgen; het wordt niet actief en verbindt zich niet met de fysiologische processen in de hersenen, zodat er ook geen psychische verschijnselen in de betekenis van bewuste vrije geestesproducten zich manifesteren.

De geest is dus niet iets wat ontstaan is uit het reeds bestaande (en ook geen extra uitrustingsstuk), maar iets wat er altijd geweest is, ofschoon het niet tot uitdrukking kon komen zolang het (volwaardige) instrument er niet was waarop het zich kon uiten.'

Het ogenblik der menswording van het dier is dus het moment waarop de geest kan doorbreken, het ogenblik waarop de ziel een zodanige bewustzijnsgraad bereikt heeft, dat ze, met een bijpassend hersenapparaat, haar ik-gevoel kan manifesteren.

Toen Adam en Eva het taboe van de verboden vrucht overtraden, kenden zij het verschil tussen goed en kwaad nog niet en waren ze dus nog niet tot een bewuste zonde in staat.

Ook het plegen van geslachtelijke gemeenschap kan niet als een zondeval uitgelegd worden, want het plukken van die vrucht was door God niet verboden, integendeel: de opdracht 'gaat en vermenigvuldigt u' ging aan de appelaffaire vooraf en de bijbel vermeldt niet, dat die opdracht destijds op andere wijze kon worden vervuld dan met de nog heden populaire dierlijke methode.

Het is ook in strijd met de Schrift om aan te nemen, dat Adam en Eva de zonde in de wereld brachten.

De 'boom der kennisse' floreerde reeds voor de zogenaamde zondeval en dus ook het goede en het kwade, waarvan de boom kennis droeg.

Het kwade ontstond niet op aarde, maar in de hemel, toen Lucifer eruit geduiveld werd, of - in de woorden van Luc. 10:18 - eruit gebliksemd.