|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
DE CHRISTUS IS ... HET GODDELIJKE IN DE MENS Paulus, de Grieks opgevoede Romeinse
jood, predikte een heel andere Christus dan het latere christendom: hij bracht de Christus
van een oeroud mysterie: '... naar mijn evangelie en de
prediking van Jezus Christus naar de openbaring der verborgenheid, die van oudsher
verzwegen is geweest, maar u nu (door mij) geopenbaard is...' (ROM. 16:25) Het is ook zeer goed mogelijk, dat de
naam van Jezus in de brieven van Paulus op een latere vervalsing wijst; het is althans een
wel zeer merkwaardig feit, dat deze apostel van Christus van het leven en de
prediking van de evangelische Jezus niet de minste notitie neemt en diens leringen
en gelijkenissen volkomen negeert. Als men alleen maar zou beschikken
over de epistels van Paulus, dan zou de evangelische Jezus volslagen onbekend zijn
gebleven. Noch de persoon, noch de prediking
van Jezus hadden zijn interesse; hij brengt een mysteriegod, wiens aardse leven volkomen
onbelangrijk is: slechts op het lijden, de kruisdood, de opstanding en de verheerlijking,
m.a.w. op het passiespel, kwam het aan.
De naam van een mysteriegod is niet
zo belangrijk: 'Paulus kent niet de historische, maar slechts de hemelse Jezus', zegt ds.
Zondervan en laat het aan zijn lezers over om, ieder voor zich, uit te maken wat zij onder
de 'hemelse Jezus' willen verstaan. Zo ook maakt iedere gelovige zich
zijn eigen Christusbeeld, voor zover het althans gelovigen betreft die de moeite nemen
deze zaak te overdenken. Ieder mens maakt zich zijn eigen
Christusideaal, en dat ideaal is afhankelijk van de kracht van zijn godsdienstig leven en
van zijn meer of minder filosofische, dan wel praktische aard. De kerkvader Origenes dacht zich de
Christus nog als een symbool der verlossing, als een mensenziel, die zodanig
vergeestelijkt was, dat ze, geheel Logos geworden, in de godheid was opgenomen.
En Augustinus zag Jezus niet als 'de
Waarheid in persoon', maar als een meer volmaakt mens. Dit stemt overeen met de
boeddhistische opvatting, dat elke ziel Boeddha wordt en ingaat tot het nirwana door
Boeddha - de volmaakte Rede - in zich te realiseren. Ieder individu moet Boeddha aandoen
of de Christus in zich laten groeien. Ik zie geen kans het begrip
'christen' anders dan in nietszeggende termen zo te definiëren, dat alle lieden die zich
christen noemen, binnen de definitie vallen.
Wanneer het christendom - zo vaag als
maar mogelijk is - definieert als: het totaal van alle mensen die zich christen noemen en
als zodanig georganiseerd zijn, - en men heeft dan geen flauwe notie van wat nu wel het
christelijke van al die christenen uitmaakt, - dan is het christendom niet meer dan een
woord, zoals 'progressiviteit' niet meer dan een leeg woord geworden is waarin ieder zijn
eigen inhoud legt. 'Wat doet de gemiddelde aanhanger van
het christendom met zijn christendom? Hoogstens erin geloven, maar niet
ernaar leven!' Een leer die geen werking uitoefent, kan niet waar zijn. De huidige crisis in Europa schrijft
men toe aan een aantal 'ismen', maar dan moet men wel bedenken, dat deze 'ismen' konden
ontstaan en tot wasdom komen in een christelijk Europa. De christelijke era heeft nooit de
geest van Christus geademd, maar ademt nog steeds de geest van onverholen heidendom. De christelijk cultuur is niets dan
een vernisje, waar de oude Adam onberoerd en onveranderd doorheen schijnt. Het christendom predikt de liefde,
maar wat is de praktijk?
Materieel, uiterlijk, is er geweldige
evolutie, maar innerlijk regeren nog de heidense goden en nog steeds trekken de
christelijke volken van Europa tegen elkaar te velde onder commando en bescherming van
iedere stamgod. Ik ben er dan ook reeds lang geleden
toe overgegaan om aan het kernwoord potentiele-Christus een begrip te verbinden,
dat vroeger anders werd aangeduid en dat men zou kunnen definiëren als: de universele
Logos met zijn inhoud van de als prisma van het krachtenspectrum dienende Idee. Dit is mijn Christus luciferus verus! Een christen is dan: een mens
die ernstig en doelbewust probeert te leven overeenkomstig zijn innerlijke wet, zodat de
Christus in hem kan groeien. Hiermede is dan tevens - summierlijk
- de ware godsdienst bepaald, die er van het begin der tijden af geweest is. De huidige organisatie, die zich
christendom noemt, beschouw ik als een geweldig grafmonument, waaronder de levende geest
begraven ligt onder het motto: 'Rust zacht'! Het ware christendom (u mag het ook
soefisme, orphisme, filosofia perennis of nog anders noemen) is niet een bepaalde tijd
geboren of gesticht; het is een geestelijk goed dat in elke mensenziel groeit die de kans
krijgt geestelijk autonoom te worden.
Het ware christendom is in elke
kring, elke generatie, elk mens verschillend naar de uiterlijke vorm. Een onveranderlijke vorm is
een dode vorm! In Genesis 1:3 staat: 'En God zeide:
Daar zij...' Op dat tijdstip begon de periode die
men de na-christelijke zou kunnen noemen, omdat toen de Christus in het vlees begon te
komen. In den beginne was het Woord en God
was het Woord. Door God is alles geworden en God is
het leven en het licht der mensen. In den beginne is het Woord vlees
geworden. Johannes was van God gezonden om van
het licht te getuigen, van het licht, dat het waarachtige licht was hetwelk alle mensen
verlicht en dat schijnt in de duisternis van ieders binnenkamer. Vandaar dat men Jezus kon laten
zeggen: 'gij, mensen, zijt het licht der wereld; laat uw licht schijnen opdat uw
medemensen de Vader, die zij in dat licht herkennen, zullen verheerlijken' (Mat. 5:14,16).
Een lid van het kerkelijk christendom
noemde ik, om hem van een waar christen te onderscheiden, een christendommer, op de
manier waarop men iemand uit Hillegom een Hillegommer noemt. De christendommers noemen hun
voornamen: herders! Herders van schapen zijn twee handen
op een buik met de slagers en de scheerders. De herders spreken over de
christendommers als over hun schapenkudde! Waar ik dus in het voorafgaande over kudde,
kuddegeloof en kuddementaliteit gesproken heb, paste ik mij slechts aan bij het gewone
spraakgebruik. Schaapjes plegen blindelings hun
belhamel, het schaap dat voorop loopt, te volgen zonder zijn geblaat te toetsen aan het
gezonde verstand. De absoluut, d.w.z. in strijd met het
gezonde verstand, gelovende is dan van alle christendommers de christendomste! God spreekt tot mensen door mensen. Geen aards men kan God zijn,
hoogstens worden, en God spreekt niet slechts door een enkel bevoorrecht mens, maar
door alle mensen en op vele manieren. De Christusgeest is in allen en in de
enkeling; hij is ieders Idee, ieders pneuma, ieders licht en leven, ieders innerlijke wet,
ieders Eros, ieders relatie tussen het tijdelijke en het eeuwige.
Ik behoef van het voorafgaande niets
in te trekken, indien op een goede dag het bewijs zou worden geleverd, dat er aan de
kerkelijke Jezus een historische Jezus ten grondslag ligt - als de Christus kan hij
slechts mythisch zijn. 'De Christusgeest is... het
goddelijke in de mens. Wanneer echter de Christusreligie
betekent het in geloof aannemen van de reddende Christus buiten mij en het vervuld worden
door de Christusgeest in mij, dan moet ons filosoferen onvermijdelijk twee dingen
vaststellen: Christus-in-mij is niet uitsluitend gebonden aan de eenmalige Jezus Christus,
en: als Christus en Godmens is deze Jezus een mythe.' 'Toen ik een kind was overlegde ik
als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik afgelegd wat kinderlijk is' (Paulus) 'Doe uw nieuwe wijn niet in oude
zakken.' (Jezus) 'Kerk, traditie, conventie - datgene waaraan ik ontgroeid ben - wat heb ik met u te doen?'
|