|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
DE CIRKEL: SYMBOOL VOOR DE TIJD 'Er bestaat iets dat eeuwig bewogen
wordt in eindeloze beweging, en wel in een cirkelbeweging ... Daarnaast bestaat er ook iets
goddelijks, dat de hemel in beweging stelt. Want, evenals het eeuwig bewogene
bestaat en iets dat bemiddelt en tegelijk bewogen en bewegend is (de ziel), bestaat er ook
iets dat, zelf onbewogen, iets anders in beweging brengt: iets eeuwigs, dat enkel bestaan
en enkel werkelijkheid is.' (Aristoteles: Metafysica) Wij kunnen ons dus de werking van de
heilige geest voorstellen als: uitstraling vanuit een wereldcentrum. De uitstralende, verticale
kracht, die werkt langs de straal, roept een horizontale kracht in het leven die langs de
cirkelomtrek verloopt en dus loodrecht op de straalbeweging. Deze beide bewegingen - horizontaal
of bewogen en verticaal of bewegend - veroorzaken de openbaring der energie is stoffelijk
(zichtbare en onzichtbare) vormen. Aldus ontstaat levensuiting naast levensinhoud, object naast subject. Men kan de horizontale kracht slechts
opheffen door een einde te maken aan de verticale, de cirkelbeweging houdt pas op als de
straalbeweging verdwijnt, - maar dan houdt alle openbaring op. De filosofie van India sprak niet van
straling, maar van 'het uitademen van Brahman'! Van die uitademing hangt het bestaan
van de kosmos af en de hedendaagse theosofen, die zich van archaïsche projecties
vastklemmen, zitten vol spanning te wachten op het moment dat Brahman buiten adem raakt. Hij zal dan weer moeten inademen en
dan valt het gehele kaartenhuis in elkaar. Inderdaad is van de uitademing (uit-straling)
van Brahman het bestaan van de wereld afhankelijk, maar hierbij moet men bedenken dat
'denken', dus werken en uitstralen, het wezen van Brahman is. Brahman moet uitstralen. Een in zichzelf rustende God is een
dode God! Het bovenstaande kan het
gemakkelijkst begrepen worden aan de hand van een ervaringsfeit. Als men een steen in het water gooit,
wordt een straalbeweging veroorzaakt die uitgaat van het punt waar de steen het
wateroppervlak gebroken heeft. Die straalbeweging verloopt in het platte (water)vlak naar alle punten van het kompas, maar is voor het menselijk oog even onzichtbaar als de verticale energie, die in de taal der fysica 'straling' genoemd wordt. Wat men echter wel waarnemen kan is
de afgeleide beweging, de openbaring van de straalbeweging, in de vorm van een
rimpeling van het water, die verloopt in concentrische cirkels rondom het
middelpunt der straalbeweging. Naar analogie hiervan stellen we ons
het wereldgebeuren voor als straling, die vanuit het wereldcentrum verloopt in alle
richtingen van het kompas en dus niet meer uitsluitend in een plat vlak. Hierdoor ontstaat de wereldruimte,
waarin het leven zich openbaart en het geschapene zich beweegt in vele concentrische
cirkels, waarvan voor ons de aardbaan de belangrijkste is. De aardbaan is de baan, waarin de
aarde zich om de zon beweegt, en met de zon om het wereldmiddelpunt. De ruimte moeten wij ons dan
voorstellen als een bol en de tijd als de cirkelvormige snijlijn van de aardbaan met de
ruimtebol, die het 'wereldei' der Ouden is.
Tijd
is: beweging langs de cirkellijn om het middelpunt. De openbaring van het leven
impliceert dus het bestaan van elkaar kruisende krachten, die samenhangen als bewegend en
bewogen en die we in hun totaliteit kunnen aanduiden als goed en kwaad, licht en donker,
creatief en receptief, Christus en antichrist, verticale en horizontale kracht. Men spreekt ook wel van egotische
kracht (werkend in de richting van differentiatie; werkend aan de ontwikkeling van het
ego) en erotische kracht (samenhang veroorzakend). De verticale kracht is subject van
het wereldgebeuren en de, van haar afhankelijke, horizontale kracht is haar object. De horizontale kracht werd
gesymboliseerd door de slang, die in het boek Genesis zulk een belangrijke rol speelt. Zij kruipt met de buik over de grond
(laag-bij-de-grondse kan het niet), zij verwisselt geregeld van huid zoals de levende
wezens van lichamen verwisselen, en zij rolt zich cirkelvormig op zodat men er vaak kop
noch staart aan ziet. Zo kan ook in het geschapene het
subject slechts van het object onder-scheiden worden, zonder dat ze ooit gescheiden
optreden.
Zolang het licht straalt is er de
duisternis; het Boze verdwijnt pas als Brahma buiten adem raakt. Op deze manier kunnen wij nu het levensmysterie schouwen zonder er het mysterieuze aan te ontnemen, - wij kunnen het aldus uitbeelden zonder het af te beelden. Wij ontnemen het mysterie slechts
zijn karakter van absoluutheid, dat de grote leugen is waarop godsdienstorganisaties
steunen bij hun gezagsuitoefening. Wij hebben immers gekregen 'de geest,
die uit God is en die ook de diepten Gods onderzoekt' (1Cor 2). Het Ware is - in de woorden van
Bolland - dit: zich in zichzelf te onderscheiden, het andere van zichzelf te stellen om
daarin zich weer te vinden. 'Intelligentie weet dat ik ben, maar
ze weet niet wat ik ben. Aldus is de natuur van God. Intelligentie zou zich haar eigen
macht en bestaan niet bewust geweest zijn als ze niets gekend had buiten zichzelf.
Aldus kent God zich zelf door zich
te openbaren. De openbaring is het 'ik' van God,
maar een ik dat begrensd is, een ik dat hem doet weten dat hij volmaakt is zodra hij zijn
eigen wezen (zijn Idee) vergelijkt met dit begrensde ik, dat wij 'natuur' (in wording
zijnde Idee) noemen. Daar om is het doel van de schepping:
het bewust-zijn dat God (het Onbewuste) verwerft als hij, door zich te openbaren, zijn
eigen volmaaktheid ontdekt.' (Inayat Khan) Denken kan slechts bestaan in
samenhang met iets waarover wordt gedacht; daarom kan het niet-denkende, het onbewuste,
slechts in zijn openbaring (zijn ander Ik) tot denken en bewust-zijn komen. De godheid is de ene kracht, die zich
aan de veelheid der dingen bewust wordt en zich in het groeiende zelfbewustzijn van iedere
ziel weer ervaart als de ene kracht. Rust en beweging waren, volgens
Plotinus, geen onverzoenlijke tegenstellingen. De godheid, immers, brengt uit het
eigen binnenste zijn inhoud naar buiten, plaats die tegenover zich en begrijpt hem als het
andere (het spiegelbeeld; de verkering) van zichzelf, dat hij toch ook weer zelf is. De Alziel actualiseert haar
persoonlijkheid in haar openbaringsvormen. De cirkel is zonder einde, en
eindeloos is het aantal cirkels dat in een bolvormige ruimte om het middelpunt kan worden
getrokken. De cirkel is het symbool
van uitstraling naar alle kanten vanuit een punt: dus van de ruimte! De cirkel is ook het symbool van
de tijd (beweging om het middelpunt)! De cirkel geeft dus uitbeelding aan de samenhang
van ruimte en tijd en hun onderlinge afhankelijkheid.
Op onze tijdcirkel bestaat een lang
geleden, een kort geleden, een nu en een toekomst. Momenten uit verleden en toekomst
kunnen wij als punten op de cirkellijn aangeven, en deze punten hebben onderling
verschillende afstanden. Vanuit het wereldcentrum gezien
liggen al deze punten echter op dezelfde afstand (straallengte); vanuit het wereldcentrum
zou men heden, verleden en toekomst gelijktijdig kunnen zien. 'Wanneer God als mens geboren wil worden en hij de mensheid voor zich wil verenigen in de gemeenschap van de heilige geest, lijdt hij vreselijke kwelling om de wereld in haar realiteit te moeten dragen. Het is een kruis, ja hij is zelf
een kruis. De wereld is het lijden van God, en
ieder mens die ook maar bij benadering zijn eigen totaliteit zou willen zijn, weet dat dit
gelijk staat met het dragen van een kruis. Maar het dragen van het kruis houdt
ook de belofte van de Parakleet in zich.' (Jung) In ieder mens werken de polaire krachten, en zijn pogingen om de levensrivier over te steken zullen het voorspoedigst verlopen, als hij die krachten harmonisch doet samenwerken langs de resultante, die zijn 'pad' is.
|