|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
... EN DE GEEST GING OVER DE WATEREN 'Weet dat mijn Prakriti met
mij de oorsprong (de moeder) is van alles wezens. Ik
ben de geboorte van deze kosmos, maar ook zijn ontbinding... Ik
ben de essentie der wateren, de glans van de zon en de maan, OM, in al de
Veda's, het Woord dat God is. Ik ben
het, die in de ether weerklinkt en van de mens de levenskracht is.' Het Woord (de Logos) maakt Prakriti
(de wateren, waarvan hij de essentie is) tot de 'Grote Moeder' van alle dingen, die
derhalve geboren zijn uit de Heilige Geest: ... en de Geest ging over de wateren! Het Woord en Prakriti, de Geest en de
wateren zijn verschillende namen voor de creatieve en receptieve aspecten van datgene, wat
er voor den beginne reeds was.
Prakriti en Het woord vormen een
eenheid, die, sedert de een de ander bevruchtte met het zaad van zijn Idee, van chaos
(niet-doelgerichte energie) is overgegaan in de 'levende God', in de 'wereldenergie',... OM! De god van Aristoteles, de
onbeweeglijke beweger der dingen, was naar zijn wezen: energie, - anders zou hij
immers niets hebben kunnen bewegen! Voor Aristoteles waren de 'materia
prima' en de 'vorm' abstracte onderscheidingen. Het woordje 'vorm' sloeg niet op het
waarneembare model der stoffelijke dingen, maar de vorm was (evenals de Idee) van
Plato en Gods beeld van Genesis) het inwendige, structuur bepalende principe van
alles. De menselijke ziel was de opperste
entelechie van het lichaam, omdat ze de geest, en daarmee het doel van haar wording (de
Idee), in zich draagt. In elke ziel is de levende God
aanwezig, d.w.z. de Logos met zijn, als potentia activa inwonende, Idee. De dingen waren volgens Aristoteles
openbaringsvormen van de materia prima (oerstof); zij berustten op de tegendelen (warm,
koud, droog, nat). De elementen water, aarde, lucht en
vuur waren combinaties van die tegendelen, en zij kunnen dan niet identiek geweest zijn
aan de stoffen, die wij aarde, water, lucht en vuur noemen.
Plato maakte onderscheid tussen aarde
en zuivere aarde: 'Maar ware aarde is rein en te vinden
in de ware hemel; en van de hemel, die wij gewoonlijk ether noemen, is onze
aarde het bezinksel.' (Plato: Phaido) De zgn. elementen zijn het echte
vuur, water, aarde en lucht. De quinta essentia, de samenvatting
en eenheid der vier elementen, werd ether genoemd; de ether was voor Plato 'de hemel',
voor de christelijke theologen 'de pneuma' en voor het kerkvolk 'de Heilige Geest'. Het woordje 'vuur' was een algemeen
erkend symbool voor 'de geest' en in de oude Arische religie was het vuur (Agni: verwant
aan het Latijnse ignis) daarom een god. Met de naam vuurgod komt het wezen
van Agni echter onvoldoende tot zijn recht. Agni is: '... de levensgloed, de levensvonk,
een de hele wereld doordringende goddelijke kracht (zie: 1 Cor 12:4-6), hij is het
Al-Leven in de hele natuur... Maar de God is geen zinnelijk waarneembare verschijning, hij
is geen ding en geen natuurverschijnsel, maar hij is de, slechts in de geest
grijpbare, eenheid van alle dingen.' Vuur is dus de symbolische naam voor
God, voor Geest, voor het Licht; - het hellevuur is een symbool voor de geestelijke
wroeging die als een vuur aan iemand knaagt, de innerlijke kwelling die een ontlichaamde
ziel doormaakt wanneer zij op haar belichaamde leven terugziet met niet langer door de
stof verduisterde ogen.
Ook de joden vergeleken hun God met
een verterend vuur, en als in de Edda de godenschemering wordt uitgebeeld met: 'om de
wereldboom woedt het vuur reeds, heet langs de hemel huilen de vlammen', dan betekent dat
niet het einde van alles, maar is er de belofte van een nieuwe, gelouterde hemel en aarde. Al het stoffelijke neemt volgens de
oude opvattingen een einde door het vuur, d.w.z. door ver-geestelijking.
De hel is geen plaats ergens
in het heelal waarnaar men afdaalt, maar een toestand van de individuele ziel. Wat de boeddhist noemt 'opgaan in het
niet-zijn', duidt niet op een verlies van de persoonlijkheid, maar op een vergeestelijking
tot men niet meer verkeerde-godheid is. 'Ik wil een Phoenix zijn en gans door
vuur vergaan, Opdat niets meer tussen God en mij
zal staan.' (Angelus Silesius) Vuur was natuurlijk niet slechts een symbool voor de Geest, die van de Alziel de essentie kan worden genoemd, maar ook van de ether als zodanig.
|