LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON      

  HET "NU' LIGT OP HET RAAKPUNT VAN VERLEDEN EN TOEKOMST  

Omdat niet kan worden gesproken van een 'scheppingsdaad' als van iets dat in een ver verleden plaatsvond, daar de schepping als een nog steeds aan de gang zijnd proces dient te worden gezien, moeten wij de woorden 'Daar zij licht' opvatten als de uitbeelding van het tijdstip waarop met de realisatie van de Idee werd begonnen.

Het citaat levert een mooi uitgangspunt voor een interpretatie van de eerste drie artikelen van 'Genesis'.

Hierbij moet dan in de eerste plaats worden opgemerkt, dat het woordje 'licht' niet betekent datgene, wat een ding voor onze ogen waarneembaar maakt, zoals zonlicht of lamplicht.

Straling is - voor zover het althans met licht kan worden vereenzelvigd - onzichtbaar licht. Het woordje 'licht' representeert in Gen. 1:3 een der beide generatieve krachten waarvan het wereldgebeuren afhankelijk is.

De 'lichten des uitspansels' werden pas op een latere dag geschapen.

Ten tweede moet worden opgemerkt, dat de woorden 'In den beginne' (waarmee het OT begint) geen verband hebben met ons tijdsbegrip, omdat bij het begin van het scheppingsproces onze tijdruimtewereld nog schitterde door afwezigheid.

Deze woorden markeren dan ook geen moment in de tijd, maar het begin van de tijd, - en ze moeten worden gelezen alsof er stond: 'God begon de schepping met...'

'De tijd en de hemel kwamen in het aanzijn, opdat, als ze ooit zouden vergaan, ze tezamen zouden vergaan.

Zo was de gedachte van God toen hij de tijd schiep.' (Plato: Timaios)

Voordat het scheppingsproces was begonnen, kon er niet van tijd gesproken worden.

Het tijdsbegrip valt af te leiden uit het begrip 'verandering' en hangt dus samen met het bestaan van veranderlijke dingen.

De snelheid van de verandering kan alleen maar gemeten worden in relatie tot andere veranderingen.

Het 'nu', de scheiding tussen het verleden: eerder, gelijktijdig en later.

Het 'nu' ligt op het raakpunt van verleden en toekomst en is een 'niets' in de tijd.

Tijd en ruimte zijn polariteiten, Siamese tweelingen met een hoofd: los van elkaar hebben ze geen bestaan.

Tijd en ruimte bestaan ook niet los van ons psychisch-fysisch waarnemingsvermogen; wij zien de dingen geprojecteerd in tijd en ruimte, voor, na en naast elkaar, omdat zintuiglijke waarneming anders onmogelijk zijn zou.

In de droom, als onze zintuigen en hersens zijn uitgeschakeld, hebben we een heel andere tijdmaat en kunnen wij in seconden doormaken wat tijdens ons waken uren in beslag zou nemen.

Bovendien bevat onze psyche tijdloze elementen als schoonheid, waarheid, harmonie.

De tijd is gevolg van de openbaring.

Tijdelijk en eeuwig zijn tegenpolen door de objectivering van het Subject.

Voor den beginne was er slechts de eenheid van oergeest en oerstof: die twee moeten eeuwig geweest zijn, omdat uit niet-stof geen stof kan ontstaan, en ze moeten een eenheid gevormd hebben, omdat wij anders twee eerste oorzaken zouden moeten aannemen.

Alle dingen zijn verschijningsvormen van die 'intelligente oerstof': geest en stof zijn daarvan geen samenstellende delen en men kan de intelligentie oerstof niet splitsen in geest en stof, zoals men water zou kunnen splitsen in waterstof en zuurstof.

Zou men water spitsen in de samenstellende elementen, dan verdwijnt het water als zodanig; zou men de intelligente oerstof kunnen splitsen in geest en stof, dan verdween God.

De onder-scheiding in geest en stof is product van het abstracte denken, zoals ook het onderscheiden van drie personen in de godheid.

Alle onderscheidingen door ons analytische denken in de godheid gemaakt, dienen slechts om de eenheid te accentueren en geen enkel aards gebeuren kan geheel aan een der drie personen worden toegeschreven.

Onderscheidingen zijn steeds relatief: anders zouden het scheidingen zijn.

De relativiteit hunner gelding houdt in, dat het abstracte denken ze doorziet in het verband hunner eenheid en de Idee, zodat ze in hoogste instantie weer kunnen worden weggedacht.

De oerstof (los-gedacht van de oergeest) noemt men de moeder van al het geschapene; ze is het prototype van alle later verzonnen maagdmoeders.

De Chinezen noemen heer Yin, de Egyptenaren Neith of Isis, de Indiërs Prakriti.

Uit de Moedermaagd werd een zoon (de Kosmos) geboren, nadat ze zwanger was gemaakt door de oergeest, nadat de geest (Vader) over de wateren (Moeder) gegaan was, nadat de intelligente energie zich bevrucht had met zijn denbeeld, de Idee.

Deze bevruchting deed de wateren had met zijn denkbeeld, de Idee.

Deze bevruchting deed de wateren overgaan van CHAOS in POTENTIEEL-ZIJN, waarna de wil om de Idee te realiseren ze weer deed overgaan in ACTUEEL-WORDEN.

De wateren kwamen in beweging: God was LEVEND geworden!