|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
HET "NU' LIGT OP HET RAAKPUNT VAN VERLEDEN EN TOEKOMST Omdat niet kan worden gesproken van
een 'scheppingsdaad' als van iets dat in een ver verleden plaatsvond, daar de schepping
als een nog steeds aan de gang zijnd proces dient te worden gezien, moeten wij de
woorden 'Daar zij licht' opvatten als de uitbeelding van het tijdstip waarop met de
realisatie van de Idee werd begonnen. Het citaat levert een mooi
uitgangspunt voor een interpretatie van de eerste drie artikelen van 'Genesis'.
Hierbij moet dan in de eerste plaats
worden opgemerkt, dat het woordje 'licht' niet betekent datgene, wat een ding voor onze
ogen waarneembaar maakt, zoals zonlicht of lamplicht. Straling is - voor zover het althans
met licht kan worden vereenzelvigd - onzichtbaar licht. Het woordje 'licht'
representeert in Gen. 1:3 een der beide generatieve krachten waarvan het wereldgebeuren
afhankelijk is. De 'lichten des uitspansels' werden
pas op een latere dag geschapen.
Ten tweede moet worden opgemerkt, dat
de woorden 'In den beginne' (waarmee het OT begint) geen verband hebben met ons
tijdsbegrip, omdat bij het begin van het scheppingsproces onze tijdruimtewereld nog
schitterde door afwezigheid. Deze woorden markeren dan ook geen
moment in de tijd, maar het begin van de tijd, - en ze moeten worden gelezen
alsof er stond: 'God begon de schepping met...' 'De tijd en de hemel kwamen in het
aanzijn, opdat, als ze ooit zouden vergaan, ze tezamen zouden vergaan. Zo was de gedachte van God toen hij
de tijd schiep.' (Plato: Timaios) Voordat het scheppingsproces was
begonnen, kon er niet van tijd gesproken worden. Het tijdsbegrip valt af te leiden uit
het begrip 'verandering' en hangt dus samen met het bestaan van veranderlijke dingen. De snelheid van de verandering kan
alleen maar gemeten worden in relatie tot andere veranderingen. Het 'nu', de scheiding tussen het
verleden: eerder, gelijktijdig en later. Het 'nu' ligt op het raakpunt van
verleden en toekomst en is een 'niets' in de tijd.
Tijd en ruimte zijn polariteiten,
Siamese tweelingen met een hoofd: los van elkaar hebben ze geen bestaan. Tijd en ruimte bestaan ook niet los
van ons psychisch-fysisch waarnemingsvermogen; wij zien de dingen geprojecteerd in tijd en
ruimte, voor, na en naast elkaar, omdat zintuiglijke waarneming anders onmogelijk zijn
zou. In de droom, als onze zintuigen en
hersens zijn uitgeschakeld, hebben we een heel andere tijdmaat en kunnen wij in seconden
doormaken wat tijdens ons waken uren in beslag zou nemen. Bovendien bevat onze psyche tijdloze
elementen als schoonheid, waarheid, harmonie. De tijd is gevolg van de openbaring.
Tijdelijk en eeuwig zijn tegenpolen
door de objectivering van het Subject. Voor den beginne was er slechts de
eenheid van oergeest en oerstof: die twee moeten eeuwig geweest zijn, omdat uit niet-stof
geen stof kan ontstaan, en ze moeten een eenheid gevormd hebben, omdat wij anders twee
eerste oorzaken zouden moeten aannemen. Alle dingen zijn verschijningsvormen
van die 'intelligente oerstof': geest en stof zijn daarvan geen samenstellende delen en
men kan de intelligentie oerstof niet splitsen in geest en stof, zoals men water zou
kunnen splitsen in waterstof en zuurstof. Zou men water spitsen in de
samenstellende elementen, dan verdwijnt het water als zodanig; zou men de intelligente
oerstof kunnen splitsen in geest en stof, dan verdween God. De onder-scheiding in geest en stof is product van het abstracte denken, zoals ook het onderscheiden van drie personen in de godheid.
Alle onderscheidingen door ons
analytische denken in de godheid gemaakt, dienen slechts om de eenheid te accentueren en
geen enkel aards gebeuren kan geheel aan een der drie personen worden toegeschreven. Onderscheidingen zijn steeds
relatief: anders zouden het scheidingen zijn. De relativiteit hunner gelding houdt
in, dat het abstracte denken ze doorziet in het verband hunner eenheid en de Idee, zodat
ze in hoogste instantie weer kunnen worden weggedacht. De oerstof (los-gedacht van de
oergeest) noemt men de moeder van al het geschapene; ze is het prototype van alle
later verzonnen maagdmoeders. De Chinezen noemen heer Yin, de
Egyptenaren Neith of Isis, de Indiërs Prakriti. Uit de Moedermaagd werd een zoon (de
Kosmos) geboren, nadat ze zwanger was gemaakt door de oergeest, nadat de geest (Vader)
over de wateren (Moeder) gegaan was, nadat de intelligente energie zich bevrucht had met
zijn denbeeld, de Idee. Deze bevruchting deed de wateren had
met zijn denkbeeld, de Idee. Deze bevruchting deed de wateren
overgaan van CHAOS in POTENTIEEL-ZIJN, waarna de wil om de Idee te
realiseren ze weer deed overgaan in ACTUEEL-WORDEN. De wateren kwamen in beweging: God was LEVEND geworden!
|