|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
IK EN DE VADER ZIJN EEN Alle openbaringen Gods zijn resultaat
van psychische processen, wat het dan ook zijn moge dat die processen in de
individuele psyche aan de gang brengt en onderhoudt. Buiten de psyche bestaat geen
bewustzijn. Alle wegwijzers meenden de taak te
hebben de stem die zij in hun binnenste dachten waar te nemen, te vertalen op de manier
waarop zij die stem verstonden of misverstonden: 'Vader ik heb hun uw woord gegeven' (Joh.
17:14, 12:49). Van geen hunner was het getuigenis
waarachtig als zij van zichzelf getuigden (Joh. 5:31). De aan Jezus toegeschreven woorden:
'Ik ben de waarheid', moeten in deze geest begrepen worden; De boeddhistische traditie
schrijft ze ook aan Boeddha toe. De eveneens aan Jezus toegeschreven
woorden: 'Ik en de Vader zijn een', werden reeds eeuwen voor onze jaartelling door elke
Hindoe op zichzelf toegepast en men vindt ze, naar hun strekking, ook terug in het
Egyptische 'Dodenboek', dat aangeeft dat elk mens zich, tijdens het oordeel dat op de dood
van het lichaam volgt, met Osiris moet identificeren. Het 'Tat tvam Asi', gij zijt Dat, uw innerlijk wezen is een met het goddelijke wezen, doordrong zozeer het Indische denken, dat de mens de 'goddelijke stad van Brahman' wordt genoemd, een beeld dat men bij Paulus terugvindt als: 'Uw lichaam is de tempel van de heilige geest'. De woorden van de psalmist: 'Gij,
mensen, zijt Goden', kunnen dan gelezen worden alsof er stond: Gij, mensen, zijt
potentieel Goden, gij zijt uit God, in u allen werkt Gods geest, in uw evoluerend
denkvermogen werkt de Logos en het menselijke denken over God is Gods denken over
zichzelf. Gods geest is het Denken, dat in zijn
openbaringsvormen zich denkt en zich aan de veelheid der dingen bewust wordt dat hij de
enige en de ene is. De evangelische Jezus leerde, dat de
leer die hij bracht niet de zijne was, maar dat hij slechts een spreekbuis was voor de
goddelijke geest (Joh. 7:16). Er bestaat dus geen reden om in Jezus
te geloven, maar hoogstens om Jezus te geloven en aan te nemen dat deze zijn innerlijke
stem goed begreep en vertaalde. Het christendom heeft met zijn leer
over Jezus de leer van Jezus geheel verdrongen. Geen der grote 'wegwijzers' deed ooit
wat anders dan proberen zijn medemensen te overreden het eigen kruis te dragen. Geen Simon van Cyrene ontneemt een kruisdrager ooit de gehele vracht!
Geen der zogenaamde
'godsdienststichters' stichtte ooit een godsdienstorganisatie: zij bestreden integendeel
de in hun tijd overheersende organisatie; zij kwamen om hun medemensen van organisaties
(die steeds groeien en bloeien op geestelijke afhankelijkheid) te verlossen door hen sterk
te maken in de eigen goddelijke kracht; zij traden op als wegwijzers en wie bij hun
heiligdom blijft rondhangen, zet zijn vooruitgang stil; zij kwamen om hun tijdgenoten
wakker te maken voor het begrip van de innerlijke God, die het licht in ieders duisternis
is, en het pad dat zij wezen, is de 'innerlijke wet'; zij spoorden hun hoorders aan het
eigen licht te laten schijnen (Matth. 5:16) en niet neer te hurken bij het lampje van een
ander. Steeds beantwoordden zij de eeuwige
vragen met de woorden als 'Tat tvam Asi', gij zijt Goden (ps. 82:6),' gij zijt het licht
der wereld ' (Matth. 5:14). Wie een meester zoekt buiten zijn
innerlijk wezen, zoekt op de verkeerde plaats, want 'uw lichaam is de tempel van de
heilige geest', men moet de Vader zoeken in de eigen binnenkamer (Matth. 6:16), of, zoals
Augustinus het stelde: 'keer in tot uzelf, want in het binnenste van de mens woont de
waarheid'. Het is duidelijk dat wie zijn eigen
vermogens verwaarloosd en zich kritiekloos overgeeft aan grote leraren, evenals de vrouw
van wijlen Lot in een geestelijke zoutpilaar verandert. Wij zien dergelijke pilaren dagelijks
om ons heen.
Vele christendommers zijn slechts
intelligent op het gebied van de wetenschap en het zakenleven; zij bewaren hun wetenschap
en hun religie in twee van elkaar volkomen zaak geworden, die generlei invloed meer
uitoefent op de gang van de cultuur. Als men de evangeliën eerlijk en
open leest, ze plaatst in de tijd waarin ze ontstonden en niet in het licht van een
latere, op macht beluste, kerkelijke organisatie, dan blijkt duidelijk, dat het
essentiële ervan - het lijdensdrama - een populaire vormgeving is aan het mysterie. Wat tevoren mysterie, verborgenheid
was, heette in het evangelie van Paulus 'de Christus' (col. 1:27; Rom. 16:25). De woorden van een meester zijn
slechts ten volle waar voor die leerling die ze heeft doordacht heeft en begrepen naar de
geest; en wanneer men gelooft dat het christendom staat of valt met de historiciteit van
Jezus, dan veroordeelt men het tevens, want de waarheid kan niet van een bepaald individu
afhankelijk zijn. Wanneer Jezus werkelijk - zoals
tevoren de Boeddha - zou hebben gezegd: 'Ik ben de waarheid', dan gaven zijn woorden
uitdrukking aan zijn innerlijke stem (Joh. 7:16;12:44;14:10,24;17:14). De mens Jezus was de
waarheid te getuigen (Joh. 18:37). De uiterlijke waarheid van de
Jezusfiguur is onbelangrijk naast de innerlijke waarde van het daardoor uitgebeelde.
Een mens kan niet verlost worden door
de dood van een medemens, want 'ieder moet zijn eigen pak dragen' (Gal. 6:5); De mens
wordt verlost door de kennis der waarheid (Boeddha; Joh. 8:32; Plato: Phaidros 247e); Hij
wordt vrijgemaakt door toenemende zelfbepaling, waarbij hij - in de terminologie van
Spinoza - van binnen uit tot handelen wordt gedreven en zijn bestaan dankt aan zijn
innerlijke natuur (natura naturans), en niet aan een uiterlijke oorzaak. Jezus was slechts een Verlosser in de
zin waarin Sokrates zich een vroedvrouw noemde. Hij probeerde geen emmer te vullen,
maar trachtte een lont te ontsteken en van zijn leerlingen gedaan te krijgen, dat zij hun
eigen licht zouden laten schijnen, opdat hun medemensen de Vader (die in dat eigen licht
van het individu doorstraalt) zouden verheerlijken (Matth. 5:14). De waarheid ligt niet buiten ons,
maar in ons: 'keer in tot uzelf. In het binnenste van de mens huist de waarheid!'
(Augustinus: De ver.rel 72). Wijsheid is niet het resultaat van
steeds verder gaand wetenschappelijk onderzoek, maar van de, op ervaring steunende,
bezinning. De evangelische Jezus was - in
werkelijkheid of in iemands geest? - geboren om van de waarheid te getuigen (Joh.
18:37), maar niet om voor de waarheid te sterven; hij was geboren om het koninkrijk des
hemels te prediken (Luc. 4:43), maar niet om de zondebok voor de gemakzuchtige te
zijn.
Hoe men zijn dood ook in het belang
der organisatie uitleggen moge, zijn eigen woorden waren, dat diegenen zouden zalig worden,
die naar het woord van God (de Vader) zouden leven (Luc. 11:28). In dezelfde geest leerde later
Justinus de martelaar dat diegenen christen waren, die overeenkomstig de Rede leefden,
zelfs al gingen ze voor atheïsten door! Volmaakt worden, zoals de Vader zich de mens gedacht heeft, kan gebeuren door de Christus, die Gods (denk)beeld is (2 Cor. 4:4) en onze innerlijke wet, gestalte te geven in de ziel (Gal. 4:19), dus door de in het innerlijk werkende Idee te realiseren.
|