LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON     

  INDIVIDUALITEIT EN PERSOONLIJKHEID  

Wat is nu echter de 'individualiteit' als onderscheiden van de 'persoonlijkheid'?

Mijn woordenboek zegt me: 'individualiteit is: persoonlijkheid, aard en karakter', en helpt me dus niet verder.

Persoonlijkheid kan men vereenzelvigen met aard of karakter, als men daaronder verstaat: datgene wat een mens is, en niet: datgene wat hij voorgeeft te zijn.

Persoonlijkheid is subject en object gelijktijdig, ze is een drie-eenheid van lichaam, ziel en geest, en van deze drie-eenheid is de lichamelijke-individualiteit een tijdelijk deel, terwijl de geestelijke-individualiteit een blijvend iets is.

Individuum betekent: ondeelbaar wezen!

Dat komt bij de lichamelijke-individualiteit hierop neer, dat een deel ervan - bijv. een been - tenietgaat als het van lichaam gescheiden wordt.

Bij de geestelijke-individualiteit betekent het, dat de menselijke geest niet bestaat los van de geest, die het heelal vervult.

Geest is één en ondeelbaar voor alle mensen collectief bezit!

'Een universeel en potentieel bewustzijn doorgrijpt alle (individuele) bewustzijnen.' (Dr. Schoenmaekers)

'Brahman (de Alziel) is onveranderlijk en onafhankelijk van elke oorzaak behalve zichzelf.

Als wij Brahman overwegen als (voor zover) verblijfhoudend in het individuele wezen, dan noemen wij hem 'Atman'.

'Zoals Brahman de eeuwige rust (de onbeweeglijke beweger) is achter de drijfkracht en activiteit van het heelal, zo is Atman de fundamentele werkelijkheid, die ten grondslag ligt aan de bewuste krachten van het individu, de innerlijke grond van de menselijke ziel.

Er is een diepere grond in ons leven beneden het (bewuste) vlak van denken en streven.

Atman is de bovenwerkelijkheid van de Jiva, d.w.z. van het individuele-ik.' (Radakrishnan)

Atman is dus niet de menselijke ziel als zodanig, maar dat deel van de Alziel dat gedacht kan worden het licht en het leven van de menselijke ziel te zijn.

Wij onderscheiden dus: Atman en de individuele ziel, Self en self, boven-ik en ik, Atman en Djiwa.

Atman is wat Eckhart de 'Seelengrund' noemt.

Als wij een mens of een schaap een individu noemen, dan onderscheiden wij daarmee de enkeling van de kudde.

In deze zin gebruikt staat het woord voor 'lichaam', en een lichaam is niet het werkelijke dier, maar slechts zijn reiskleed.

De ware-mens en het ware-schaap zijn 'levende zielen' (Gen 1,30), die hun leven ontlenen aan de erin werkende geest (Atman), die alles doorgrijpt, maar zich pas bij de mens begint te individueren.

(Van het 'individueringsproces' volgt straks een verklarende voorstelling; het is niet het integratieproces dat door Jung individuatie wordt genoemd, maar een proces dat bij Tagore 'Separation' heet).

Zoals Brahman, voor zover werkende in een bepaalde ziel, Atman noemt, zo kan men de Algeest, voor zover in een bepaalde ziel werkzaam, mensengeest noemen.

Alziel en Algeest zijn denkonderscheidingen; zij komen niet gescheiden voor.

De geest is de essentie, de intelligentie, het creatieve aspect van de Alziel, terwijl de substantie het receptieve aspect is.

Naarmate men nu zijn geest meer individueerd, meet zelfstandig maakt, wordt de ziel meer geestelijk-autonoom.

Het bezit van de geest Gods maakt de mens tot zondaar!

Adam en Eva, voor en na het verwerven van kennis van goed en kwaad, beelden de dierenziel uit, die menselijk begint te worden doordat, met het individuele van de geest, het zelfbewustzijn zich begint te worden doordat, ontwikkelen.

Adam en Eva konden niet zondigen voordat zij van de boom der kennis gegeten hadden, d.w.z. voordat zij het verschil kenden tussen goed en kwaad; eerst daarna oordeelden de goden hen: 'onzer één'! (gen 3,2)

Alleen voor de mens die enigermate zelfbewust is, geldt het gezegde: zoveel hoofden, zoveel zinnen!

Alle schapen volgen hun natuurdrang, - zij kunnen niet zondigen en zij lopen braaf achter hun belhamel aan, die het schaap is dat voorop loopt.

Doordat de geest die in de mens is, zich slechts kan uiten met de hulp van ziel en lichaam (en dus steeds in zijn mogelijkheden beperkt is), zijn veel mensen zich hun geestelijke individualiteit niet eens bewust.

De sterk aardegebonden, die naar hun innerlijke stem niet luisteren, verbergen - zoals dat in bijbelse termen heet - hun licht onder de korenmaat.

Zij menen dat hun ik iets ben dat zijn rechtvaardiging in zichzelf vindt, in plaats van dat het iets dat maar een bepaald einddoel evolueert onder de leiding en aansporing van de innerlijke wet.

'Onwetendheid belet ons te zien, dat onze ziel de Idee omvat, die de grenzen der ziel te buiten gaat.' (Dagorde)

De ziel bevat met de geindividueerde geest het daarin aanwezige beeld Gods, dat haar oorzaak en einddoel, haar innerlijke wet en haar pad (Tao) is.

Ze wordt vaak met een olielamp vergeleken: kan ze niet branden, dan is ze een waardeloos ding, dat niet aan zijn doel beantwoordt en in generlei relatie staat tot zijn omgeving.

Zodra ze haat licht gaat uitstralen, verlicht ze ook de omstanders.

Zodra het licht uitstraalt, gaat men zich realiseren, dat het eigen licht een deel is van het grote licht, dat alle dingen verlicht.

Vandaar de woorden: 'laat uw licht schijnen, opdat de omstanders de Vader (die het licht in uw binnenkamer is) verheerlijken.' (Matth. 5,16)

'Als het licht van Atman (ons licht) onze duisternis verdrijft, dan straalt dat licht van ons uit met de pracht van een zon, de geopenbaarde Brahman (De Vader)' (Bh. Gita)

'De mens is zich de afscheiding (separation: individuatie) bewust geworden als gevolg van het eten van de boom der kennis.

Ze heeft hem schaamte, misdaad en dood gebracht; toch is ze hem dierbaarder dan enig paradijs waarin de (nog niet geindividueerde) ziel volmaakt onschuldig sluimert in de schoot der natuur.' (Tagore:Sadhana)

Bij het wakker worden van het zelfbewustzijn begint de ziel tot zondigen in staat te worden.

De appelaffaire beeldt niet het moment uit dat de mens in de zonde viel, maar het moment dat hij tot zondigen in staat werd; het is dus de symboliek voor de menswording van tevoren nog dierlijke, het ongedeelde leven levende (participation mystique) ziel.

Het dier is nog geen van zijn soortgenoten onderscheiden geestelijk individu; Het kan nog niet objectiveren, nog geen afstand van zichzelf nemen, en leeft nog in de ideeën tuin van het collectief, in de paradijstoestand.

Het mensgeworden dier moet die tuin verlaten (the separation) en wordt mede verantwoordelijk voor zijn eigen doel en laten.

Dit is dus geen straf, maar een promotie: de mens wordt sedertdien door de goden 'één onzer' genoemd.