|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
ORGANISATIES ZIJN DE OORZAAK VAN DE TWEEDRACHT Het inslaan van nieuwe wegen, het
overschakelen op nieuwe inzichten, valt menig mens (en de kerk moedigt hem daarbij niet
aan) moeilijk en pleegt meestal op sterke innerlijke en uiterlijke weerstanden te stuiten. De grote massa, de kudde, leeft nog sterk instinctief, en, omdat ze daardoor meer afhankelijk is van onbewuste dan van bewuste keuze, neigt ze naar een duidelijk psychisch conservatisme en traditionalisme en heeft ze angst voor alles dat anders is dan waaraan ze gewoon is. De geest van de massamens is nog onvoldoende geindividueerd en daarom baseert de kudde zich op de tijdgeest, op de openbare mening die gevoed wordt door de sensatiepers, op het oog van het kerkvolk. Uiting van deze kuddegeest is ook de
godsdienstorganisatie, die de geest van afhankelijkheid met alle middelen tracht te
handhaven; een geestelijk-autonoom mens is voor de religie verloren. Uiting van deze geest is, naast het
kaste- en huidskleurvooroordeel, ook het nationalisme, dat gevolg is van het feit dat de
primitieve enkeling zijn onredelijk egoïsme doorprojecteert op de groep om er een
collectief egoïsme van te maken.
Dat stelt hem in staat zijn
eigenbelang door te drijven zonder door schuldgevoelens geplaagd te worden. De moord, door de enkeling op de
rivaal gepleegd, wordt veroordeeld, zowel door het individuele geweten als door de
gemeenschapswetten die gericht zijn op de veiligheid van de groep. Elkaar mag men niet doodslaan of
bestelen, evenmin als de leden van een kannibalenstam hun stamgenoten mogen opeten. Daarentegen heet het 'met vereende krachten' vermoorden van een groep rivalen, die tot een andere natie of een andere religie behoren, na twintig eeuwen christendom nog: 'strijden voor het vaderland' of 'strijden voor het geloof' en krijgt het zelfs de zegen der kerken. Religieuze organisaties, politieke
organisaties, stammen en nationale banden verbinden mensen met gelijke belangen en
scheiden hen daardoor van anderen, die dan weer concurrerende organisaties gaan vormen. Daarom zijn alle organisaties,
alle kunstmatige groepsverbanden, de oorzaak van de tweedracht in de wereld. 'Voor niets dient men zich meer
te vrijwaren, dan dat men achter de kudde der voorlopers aanlopen naar de wijze der
schapen, en dan zo blijven lopen, niet waarheen men behoorde te gaan, maar in de richting
die men nu eenmaal volgt.' (Seneca)
Van alle 'godsdienstig-georganiseerden'
benijdt men vaak vooral de rooms-katholiek, omdat deze zich zo heerlijk geborgen weet in
de moederschoot van zijn kerk, die voor hem denkt in alle zaken waarover het denken
inspanning en zelfdiscipline vraagt en die niet onmiddellijk zijn materiele status
beïnvloeden. In het gedachteleven van de
ontwikkelde rooms-katholiek bewonen het denken en de godsdienst in hetzelfde huis twee
verschillende etages, die niet door een trap onderling zijn verbonden. In wezen is hij daarom een stagnerende ziel, die de verantwoordelijkheid voor zijn geestelijke status van zich afschuift. Slechts een worstelend mens is een
echt mens; van ieder onzer wordt verwacht, dat hij zijn (eigen) kruis opneemt. Iemand die zich kritiekloos neerlegt
bij zijn privé-merk christendom, is een slechts christen, want het christen-zijn
veronderstelt een voortdurend streven en zoeken, omdat de Christus, de innerlijke wet een
mens steeds aanspoort tot zelfrealisatie. Hoe meer men aan de innerlijke wet
gehoor geeft, hoe vrijer men wordt, hoe eerder men geestelijk autonoom wordt. De vrijheid der natuur ligt in
de speling door de natuurwet gelaten: alleen dirigisten willen elk facet van het menselijk
leven reglementeren. De gebondenheid van de geest
ligt in zijn dwang tot kiezen. Iemand die de vrije keuze ontvlucht
en zich gedachteloos neerlegt bij wat een organisatie hem souffleert, is iemand die
weigert zijn kruis op te nemen. De gemiddelde aanhanger van het
christendom heeft de mond vol over het alziend oog van God, maar reguleert zijn leven naar
het alziend oog van het kerkvolk. Met God gooit hij het later wel weer
op een akkoordje. Een mens moet zich geestelijk
proberen te individueren zonder zich sociaal te isoleren.
Zonder scheppende, zelfstandig
denkende enkelingen kan een gemeenschap zich niet tot hoger orde ontwikkelen; omgekeerd
kan de individu niet tot ontwikkeling komen zonder de voedingsbodem der gemeenschap. Men kan van de mensheid nooit een
eenheid maken door haar te overladen met voorschriften, maar slechts door de eenlingen
waaruit zij bestaat, tot innerlijke bewustwording te brengen. Dat gebeurt door educatie, maar niet
door bevordering van de kuddegeest door middel van wetten, tradities en conventies, of met
behulp van organisaties, die elk detail van het gemeenschapsleven willen regelen, althans
beïnvloeden. Slechts door zich te bevrijden van
zichzelf opgelegde of vrijwillig aanvaarde begrenzingen - religieus, progressief,
conservatief - kan de mens waarheid en geluk vinden in innerlijke harmonie. Hoe meer hij zich 'innerlijk'
organiseert, hoe geschikter hij wordt voor een samenleving die het zonder wetten kan
stellen. Elke geestelijke vooruitgang, elke bewustzijnsverruiming begint met individuatie, met een zich losmaken van de kuddementaliteit: 'mens durf te leven!'
|