|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
SUBJECT IS OORZAAK EN OBJECT GEVOLG 'Wordt wat ge zijt!' (Goethe) Het lichaam gaat, als energievorm,
geheel teniet en wat er daarna aan bewust en onvergankelijk individueel leven overblijft
moet dan wel de 'ware mens' zijn, die zijn lijf en zintuiglijke waarneming heeft afgelegd. Geest is één en ondeelbaar;
geest is, of vervult, de ruimte, er kunnen dus geen twee soorten van geest bestaan: geen
mensengeest naast Gods geest, en hiervan verschillend. Ieder heeft zijn geest met anderen
collectief, zelfs als hij hem heeft geindividueerd. Zou de ziel van de mens 'geest' zijn,
dan moet ze ook God zijn. De kerk leert, dat de ziel geschapen
is of zich heeft voortgeteeld: dus is ze een energievorm en derhalve werkplaats van de
geest, die alles in allen werkt. De ziel is gelijktijdig God en
niet-God; ze is de tempel van de Heilige Geest en dus gelijktijdig energie en energievorm! God is, zoals Eckhart zegt,
geestelijke substantie; deze is geobjectiveerd tot ziel, die de ongeobjectiveerde,
vormloze substantie immanent heeft.
Subject is oorzaak en object is
gevolg: ziel is bewustzijn en haar geest is daarvan de oorzaak. Doordat de ziel een eenheid is van
subject en object, werken in haar de polaire generatieve krachten, die allebei op
hetzelfde doel zijn gericht. Met zijn geest reikt de mens tot in
de hemel en met zijn waakbewustzijn wortelt hij in de stof. Zijn persoonlijkheid is afhankelijk
van het onderlinge evenwicht der fysische, psychische en spirituele krachten, en naar de
mate de invloed der laatste toeneemt door vergeestelijking zullen de intuïties zuiverder
en de innerlijke stem duidelijker worden. Op de ziel werken veel krachten: van uit de zintuigen, van uit het bewuste en het onderbewuste geheugen, van uit het onbewuste, van uit andere psychen... Al deze krachten moet de individuele
psyche, die zelf een krachtenbron is, in evenwicht trachten te brengen en de bereikte
evenwichtstoestand kan uiteraard niet voor alle zielen dezelfde zijn. Bij de een overheerst het verstand,
bij de andere het gevoel, de geest of het onderbewustzijn, en zolang het evenwicht nog
niet op een volledige harmonie berust, zal er steeds een zekere 'spanning' bestaan en kan
het bereikte evenwicht gemakkelijk worden verstoord. De aard van dit evenwicht is bepalend
voor de wijze, waarop de menselijke radio de opgevangen geestelijke uitzending weergeeft,
d.w.z. ze bepaald het karakter van het individu. Dit karakter, dit labiele evenwicht
der krachten, geeft ieders evolutiepeil aan, dat de resultante is van de krachten
enerzijds en anderzijds het vermogen der ziel deze te bedwingen. De ziel, als krachtbron, heeft de
vrijheid in de strijd partij te kiezen en zodoende het evenwicht te verschuiven in de
richting van de geest of van de stof, van harmonie of disharmonie, en zij kan zelfs het
evenwicht geheel onmogelijk maken door ongecontroleerde overontwikkeling van haar
vermogens in een bepaalde richting.
De ziel - los gedacht van de geest -
is een openbaringsvorm van de goddelijke substantie en zij behoort dus tot de
veranderlijke dingen: 'Materie, mijn zoon, is ontstaan en
toch is zij er altijd geweest. Want materie is de vergaarbak waarin het wordingproces
plaatsvindt; en dat proces is de manier waarop God werkt, die zonder begin is en er was
voor de wereld. Gelet dus op haar vormloosheid,
was de materie zonder begin, maar gelet op de openbaringsvormen (God's working upon it) is
zij ontstaan.' God en materie zijn begrippen,
samenvattingen in symbolen van verschillend aspecten van een zelfde factor. De ziel is geschapen en ze is dus een
energievorm, die voor onze lichamelijke ogen onzichtbaar is. 'Daar de materie nooit zonder geest en de geest nooit zonder de materie bestaat of werken kan.' (Goethe: Die Natur)
|