LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      OVERIGE: SPOORZOEKEN   

  THEOSOFIE: H.P. BLAVATSKY  

De naam Theosofie is afgeleid van het Griekse Theos (= God) en Sofia (=wijsheid).

In algemene zin verstaat men onder Theosofie dus Godswijsheid of wijsheid aangaande God, het streven naar goddelijke wijsheid zoals deze zich in de wereld en mensheid openbaart.

Het is de naam voor een mystieke pantheïstische speculatie over wezen en doel van al het bestaande.

Zij wil zijn kennis van God en alle dingen, die niet verkregen wordt door waarneming en denken (filosofie) of door geloof in een bijzondere openbaring (theologie), maar door naar binnen te schouwen, langs het pad der intuïtie.

De nieuwere theosofie, door Mevrouw Blavatsky in talrijke geschriften ontwikkeld, is in wezen niet anders dan oude Brahmaanse en Boeddhistische wijsheid, verbonden met allerlei wijsgerige en religieuze elementen, waaronder ook Christelijke zijn opgenomen.

Haar karakter is pantheïstisch en evolutionistisch; de evolutie wordt op elk gebied, ook op de onzichtbare wereld toegepast.

Daarnaast zijn reïncarnatie, karma en nirwana haar meest kenmerkende leerstukken.

Beknopt en duidelijk is de karakterisering van Dr H. Th. Obbink: De levensbodem der nieuwere theosofie is dezelfde dan van alle occulte en mystieke wijsheid: de behoefte om de mens uit de beperktheid van zijn aards bestaan te bevrijden door hem een te maken met de Wereldgrond en zodoende de extensiteit en de intensiteit van het mensenleven naar alle kanten uit te breiden.

De Theosofie wil dus doordringen tot die diepten van het levensprobleem, die voor het analyserend denken ontoegankelijk zijn.

Haar werktuig is dus niet de gewone verstandelijke werkzaamheid, die uitgaande van de stoffelijke verschijnselen, de geestelijke wereld en hare levensuitingen uit de stoffelijke tracht te verklaren, maar omgekeerd: buiten de gewone zintuiglijke waarneming om, wil ze door middel onzer fijnere geestelijke vermogens, direct doordringen tot de geestelijke onzinnelijke wereld, om dan weer van daaruit de materiele verschijnselen te verklaren.

De Theosofie wil het kernwezen van de godsdienst der Hindoes, der Zoroastriers, der egyptenaren, der joden en ook van de religie der Christenen zijn.

Zij wil de verschillende godsdienststelsels tot hun moederelement terugvoeren, omdat zij overtuigd is dat de waarheid als diepe esoterische zin aan elke religie ten grondslag ligt.

Daarom beweert zij de universele religie te zijn.

De grondwet van al het bestaande is voor de theosoof evolutie of ontplooiing.

Heel de wereld is in een machtig groeiproces gewikkeld.

Leven is immers groeien, zich ontwikkelen.

Bij die groei staat als bij alle groei het een niet los van het ander, maar er is een samenhang, continuïteit, m.a.w. hier heerst de wet van oorzaak en gevolg, de wet van Karma: het vroegere groeistadium is als 't ware de geboortegrond van een volgend stadium.

De grondslag van alles is Sat = Het = de Godheid.

Het heelal is een groot organisch geheel, de uitstraling van Sat, het eeuwige, onveranderlijk Beginsel, dat alles bezield en in stand houdt. De mens, die een deel is van het ganse wereldproces, moet zich ontwikkelen en opstijgen naar steeds hoger regionen, totdat zijn hoger zelf (zijn ego) zich een weet met de Wereldgrond, het individueel bestaan ophoudt en zich oplost in het Al-Ene, het 'Beginsel', Het.

De visie van de mens moet daartoe tot achter de sluier van de stoffelijke wereld doordringen tot de innerlijke en verborgen werelden, verborgen voor ons, omdat onze fysieke zintuigen geen geschikte middelen tot communicatie zijn.

De mens heeft echter in zijn andere (mentale) vermogens, fijner dan die van ons stoffelijk lichaam, communicatieorganen, waarmede hij toegang heeft tot andere substantiële werelden, andere soorten van stof, andere energieën, andere krachten.

De weg moet hem gewezen worden om te komen uit het rijk der illusie, waarin wij ons met ons grof stoffelijk lichaam bevinden.

Hij draagt als deel van de Macrokosmos, van het grote Heelal, alle mogelijkheden daarvan in zich.

Wanneer hij de wil heeft om naar het verhevene, het ware, het schone toe te leven, kan hem het Pad gewezen worden, dat voert naar het hart van het Heelal.

Daar zal hij het geheim der dingen kennen, daar zal hij weten wat achter de stof verborgen ligt, want hij zal een zijn met zijn innerlijke god, de tegenstelling tussen subject en object zal niet meer bestaan.

Maar dan heeft hij zich bevrijd uit de slavernij der lagere zintuigen, die het voor de persoonlijke Ego onmogelijk maken de kloof te overbruggen, die hem van de kennis van het eigenlijke wezen der dingen scheidt.

Het lichaam met zijn bedrieglijke zinnen heeft hij afgelegd.

Hij is bekleed met het licht.

Het is dus mogelijk achter het kleed of de sluier van de zichtbare werelden de innerlijke en onzichtbare werelden, die een samenstelling van substantie en energie zijn, te ontdekken, omdat de zichtbare werelden in dezelfde betrekking tot haar innerlijke en onzichtbare sferen staan als 's mensen stoffelijk lichaam tot zijn innerlijke en onzichtbare elementen of princiepen.

Er zijn hogere en lagere werelden dan de onze - al die werelden zijn dik gezaaid over en in de onbegrensde velden van de ruimten der Ruimten, zodat ze elkaar in alle richtingen doordringen.

Wij moeten nu door evolutie onze innerlijke vermogens tot hogere volmaking brengen, maar de bewoners van de hogere en lagere werelden dan de onze hebben ook deze roeping.

De evolutie of de progressieve groei in vermogens en zintuigen brengt alle entiteiten en wezens langzamerhand in contact en gemeenschap en kennis met andere gebieden en sferen.

Al die werelden zijn wezenlijk slechts manifestaties van het Kosmisch Leven.

Dit Kosmisch Leven is geen persoon, het is oneindig, grenzeloos, zonder begin, zonder einde, zich even ver uitstrekkend als de oneindigheid, als de Eeuwigheid.

Het Kosmisch Leven is de Realiteit achter alles wat is.

Zo is de Theosofie sterk uitgesproken pantheïstisch.

Ieder mens is in zijn diepste wezen een God.

Het persoonlijk Godsbegrip is een verwrongen spiegelbeeld van het onvolmaakte verstand.

Mevr. Blavatsky antwoordt (in The key to Theosofhy) op de vraag: Gelooft gij in God?: 'Dat hangt ervan af, wat ge daarmee bedoelt.'

En wanneer dan gezegd wordt: 'Ik meen de God der Christenen, de Vader van Jezus, de Schepper, de bijbelse God van Mozes', antwoordt zij: 'In zulk een God geloven wij niet.

Wij verwerpen de idee van een persoonlijk God.

De God der theologie is onmogelijk.

Dr. de Purucker zegt tot zijn volgelingen: 'Ik spreek tot een gehoor van Goden, belichaamd in menselijke zielen.

Hij schrijft: 'uitgegaan als niet-zelfbewuste goddelijke vonken, zullen wij terugkeren als zelfbewuste goddelijkheden.

Het Goddelijke is wij en wij zijn Het.

In 's mensen meest innerlijke natuur is het wezenlijke hart van de Goddelijkheid.'

De mens verlost zichzelf en heeft geen verzoening nodig.

Zijn ontwikkeling is een proces van rijp worden, van loutering.

Zijn leven is een pelgrimstocht naar zijn eigen Zelf, zijn Hoger Zelf, een stijgen tot steeds groter hoogten van een vrije, geestelijk, goddelijke persoonlijkheid.

Er bestaat - schrijft Mevr. Blavatsky - geen duivel, geen kwaad... buiten het mensdom, dat een duivel voortbrengt.

Het kwade is een noodzakelijkheid voor vooruitgang en evolutie, zoals de nacht noodzakelijk is om de dag en de dood om het leven te brengen. Onomwonden wordt gezegd: met het kerkelijk dogma, dat onze eeuwige toekomst afhangt van ons gedrag in een kort leven op aarde kunnen wij niets aanvangen; evenmin met een dogma van de wederopstanding van het vlees en met dat van en hemel en een hel.

Het proces van geestelijke bewustwording kan niet in een kort mensenleven plaats hebben, het geschiedt door tal van existenties heen.

Die elkander opvolgende aardse geboorten noemt men 'vernieuwde menswording' of 'reïncarnatie'.

Ieder leven is een gevolg van een voorafgaand leven en tegelijk de oorzaak van het volgende.

Door mijn verleden heb ik mijn tegenwoordige toestand geschapen, door mijn heden schep ik mijn toekomst.

De daden of gevolgen van mijn vroegere levens zijn vastgelegd in de wereld, waarin ik word wedergeboren - want zij behoren bij mij.

Zij volgen dit in het nieuwe leven, dat ze als het ware geschapen hebben.

Dit geschiedt naar de wet van Karma.

De mens plukt de vruchten van zijn in vorig bestaan bedreven daden. Zijn leven van nu beslist over de wijze van zijn volgend leven.

Hij kan in dat volgend leven vooruit- of achteruitgaan, naar gelang hij in dit leven zijn mogelijkheden benut.

Zo meent men een oplossing te hebben van het vraagstuk hoe het lijden en de ongelijkheid te rijmen is met de goddelijke gerechtigheid.

Ieder heeft zijn eigen lot verdiend, indien niet in dit, dan in een vorig bestaan.

Wanneer de mens sterft, legt hij het grof-stoffelijk lichaam af en valt ook het etherisch lichaam ineen.

Het astrale lichaam komt nu in Kama-Loka, waar de mens korter of langer verblijft om gelouterd te worden.

Een leven, dat opging in hartstochten en lusten van het stoffelijk bestaan, wacht een lang en smartelijk verblijf in Kama-loka.

Wie echter een rein leven geleefd heeft krijgt een pijnloos Kama-Loka; hij zal er geen weet van hebben en er doorheen vliegen als een meteoor.

Wanneer ook het astraal lichaam is afgelegd, gaat het hoger Zef (de Ego) naar Devachan, waar een periode van rust en zaligheid wordt genoten ben de ziel in zoete dromen verzonken zal zijn.

De evolutie gaat zo voort, totdat door reïncarnatie de ontwikkeling weer van voren af aan geschiedt, met dit verschil echter, dat het resultaat van het vroegere bestaan verwerkt is, zodat de evolutie op hoger niveau staat.