|
OVERIGE: HET CHRISTENDOM EEN WOLK VOOR DE ZON
WAS DE KOMST VAN HET CHRISTENDOM EEN VOORTUITGANG ? Was de komst van het christendom een
vooruitgang? De vraag stellen is haar
beantwoorden! Na de ontwikkeling te hebben
geschetst van de Griekse wijsbegeerte en te hebben geconstateerd, dat aan het begin van de
christelijke era de wijsbegeerte zodanig van de religieuze geest doortrokken was, dat men
haar beter 'filosofische theologie' of 'theosofie' had kunnen noemen, vraagt dr. A.
Vloemans zich af (in: Mensen als goden) met betrekking tot de zege van het christendom
over de filosofie:
'Hoe was de zegepraal van de
anti-redelijke godsdienst over de, in de traditie zo hecht gefundeerde, wijsbegeerte
mogelijk? Hoe was het mogelijk, dat het
geestelijk lager staande geloof het, cultureel zich op veel hoger plan bewegende,
filosofische denken overweldigde?'
Deze woorden houden de gedachte in,
dat de westerse wereld een heel slechte ruil gedaan heeft, en een der antwoorden die dr.
Vloemans zelf geeft op deze vraag is: 'Maar de wijsheid vervat in de
metafysische leer van Plato en Aristoteles ging te diep. Zij was te abstract, te veel eisend
en te weinig belovend om een willig oor te vinden bij de massa,' en: 'Ook Plotinus vergde te veel van het gemakzuchtige (ongedisciplineerde) menselijk denken; ook zijn woorden klonken over de hoofden van de massa heen, zonder weerklank te vinden in de harten. Men zocht weliswaar een
levensrichting, het zielenheil, maar men wilde deze niet denkend in de geest veroveren. Men wilde het alles door een
gemakkelijk te voltrekken ommekeer, door aanvaarding van een geopenbaarde, dus
onveranderlijke, waarheid als een genadeschat moeiteloos in de schoot geworpen zien.' Het christendom was, met andere
woorden, een godsdienst voor het proletariaat:
'De massa zocht en vond haar binding
in de heilboodschap van de religies, die alles beloofden, alles verklaarden, voor alle
raadsels een oplossing gaven zonder zich voor de Rede te moeten rechtvaardigen, maar ook
zonder van hun aanhangers geestelijke inspanning te verlangen.
Slechts de zielsommekeer was
voldoende voor het eeuwige heil. En zelfs die actieve ommekeer
berustte slechts op schijn. In werkelijkheid waren het de
religies, die zich aanpasten bij de moedeloze, van denken afkerige levensstemming van die
tijd. De massa week eenvoudig de kant van
de minste weerstand uit.' Het christendom was een religie die
afgestemd was op de domme massa en het daarom met de waarheid niet zo nauw kon nemen. Vanuit een andere cultuur klinkt dit
aldus: 'En onder alle godsdiensten,
waaronder de leer van Ichnaton zelf, was het christendom in het voordeel door in de smaak
te vallen bij de verstandelijk onkritische, de emotioneel onevenwichtige, de sociaal
verdrukten of veronachtzaamden, bij barbaren vrouwen en slaven, d.w.z. bij de meerderheid
der mensen.' (Savitri Devi: Een zoon van God)
Al is een religie gefundeerd op een
mengsel van vele godsdienstige elementen, daarom kan ze natuurlijk nog wel iets nieuws en
iets beters zijn dan de haar samenstellende delen: Een superieure alliage!
Of een alliage echter superieur is
aan de haar samenstellende metalen hangt af van de keuze der bestanddelen die men dooreen
mengt en de wijze waarop dat gebeurt. Wanneer een religie evenwel allerlei
absorbeert van heidense religies om daardoor de aanhangers van die religies zoetjes aan en
ongemerkt in het christendom te doen overglijden, dan absorbeert ze het populaire, - en
dat is zelden het ware! Het boeddhisme, een godsdienst
stammend uit aristocratisch milieu, deed vanzelfsprekend een beroep op het zelfbewustzijn
der mensen; het christendom daarentegen is geboren uit de vrees en vertwijfeling der
massa, die een verlosser cadeau, een Heiland zoekt, die de verlossing cadeau doet zonder
dat men er iets voor behoeft te doen of te laten, zonder dat men zijn wilskracht behoeft
te oefenen.
De massa zoekt een religie die
slechts 'geloof' vraagt, en de massa is bereid om alles te geloven wat voordeel belooft. 'De grote massa was bij de volken der
Oudheid en van de wereld der middeleeuwen niet in staat het waarheidsgehalte van een
religieus wereldbeeld te beoordelen. Zij hadden een leer nodig, die
geschikt was hen rechtstreeks in hun menselijke behoeften aan te spreken.
En dat was juist wat het christendom
deed. Zijn op verlossing 'alleen maar door geloof' afgestemde boodschap beloofde een leven in volheid en waarheid juist aan die lieden, die goed noch kennis bezaten en die wegens hun herkomst en maatschappelijke status ook geen enkele hoop konden koesteren, ooit deel te hebben aan het genot van de kennis en de verworvenheden van hun tijd.' (Szczesny)
|