|
SAI BABA: OVER DE BHAGAVAD GITA
DE REIS VAN DUALISME NAAR NON-DUALISME Er zijn drie opeenvolgende paden die leiden naar God-verwerkelijking. Dat zijn dvaita (dualisme),
vishishtadvaita (beperkt dualisme) en advaita (non-dualisme). Heel in het begin zul verklaren: 'ik
ben God toegewijd'. Er zijn dan twee entiteiten; de ene
is God en de andere ben jij, de toegewijde. Je gelooft dat God ergens ver weg is
en jouw benadering zal er uit bestaan, dat je probeert Hem te vinden, probeert dichter bij
Hem te komen en in Zijn nabijheid te blijven. Geleidelijk maak je de vorderingen op
dit pad en mettertijd zul je oog in oog met de Heer komen te staan; dan zul je tegen Hem
zeggen: 'o Heer, ik ben U toegewijd.' In de tweede fase sta je rechtop voor
de Heer en verklaar je jezelf tot Gods eigen toegewijde. In het derde stadium kun dan zeggen:
'ik ben U en U bent mij, wij zijn een.'
Het eerste stadium, dat word
gekenmerkt door de verklaring 'ik ben God toegewijd', waarin men God kent als een vorm die
ver weg is, is dualisme (dvaita). Het tweede stadium, waarin je
rechtstreeks tegen de Heer zegt 'O Heer, ik ben toegewijd' en waarin je Hem binnen in je
hart voelt, is het stadium van beperkt non-dualisme (vishishadvaita). Het derde stadium, waarin de waarheid
'O Heer, ik ben U en U bent mij' begint door te dringen, waarin je geen onderscheid meer
kunt zien tussen jezelf en God, is non-dualisme (advaita). Daarom begin je je reis in de fase
van dualisme en beëindig je hem ten slotte in de fase van non-dualisme. Je begint je geestelijke oefeningen (sadhana)
met de zeer algemene vorm van toewijding, door een god te vereren met behulp van een
bepaalde vorm die eigenschappen heeft en door gebruik te maken van rituelen en vormen van
uiterlijke verering. Maar dan maak je vorderingen op de
weg naar het vormloze, het absolute aspect van de goddelijkheid. Op deze manier ontplooi je jezelf
aanvankelijk in spiritueel opzicht door een dienaar van de Heer te zijn, maar uiteindelijk
raak je volledig met de Heer geïdentificeerd.
Stel je ter verduidelijking even een
grote cirkel voor en vlak ernaast is, los daarvan, nog een cirkel die veel kleiner is. De grote cirkel kun je je voorstellen
als God, de kleinere als jiva, de individuele ziel. Hier is het individu verschillend en
gescheiden van God; dit is nu dvaita, dualisme. Als je de kleine cirkel naar binnen
brengt, zodat hij in de grote cirkel ligt, heb je vishtadvaita, beperkt dualisme. Nu is jiva deel van het goddelijke,
hij vertoeft in God. Wat betekent het dan als de
universele ziel volledig opgaat in de Heer? De kleine cirkel moet gaan uitzetten
en steeds groter worden, totdat hij volledig is uitgegroeid tot het formaat van de grote
cirkel. Dan zijn de twee cirkels niet te
onderscheiden, jiva en deva zijn een; de mens is opgegaan is God. Dit is advaita, volledig non-dualisme.
|