LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      SAI BABA: PREMA VAHINI 

   DE WEG NAAR BEVRIJDING  

Het is erg moeilijk als mens te worden geboren.

Zo'n geboorte kan nooit een koopje zijn.

Het lichaam is als een doorgangshuis voor reizigers: de geest is de bewaker, de ziel is de pelgrim.

Er is dus totaal geen verwantschap tussen die twee.

De pelgrim is op weg naar de stad van gelukzaligheid (Mokshapuri).

Niets zal de reis zo moeiteloos doen verlopen als het voortdurend in gedachten houden van Gods naam (namasmarana).

Als de zoetheid van die naam eenmaal is geproefd, zal er geen sprake meer zijn van uitputting, onrust of futloosheid.

De reiziger zal zijn pelgrimstocht van geestelijke discipline met vreugde, enthousiasme en in diepe overtuiging voleinden.

Maar wel is het erg belangrijk dat zijn geestelijke discipline hand in hand gaat met rechtschapenheid (sadbhava).

Er kan geen rechtschapenheid ontstaan als zonde niet wordt omgezet in liefde; ook liefde voor God kan zich dan niet ontwikkelen.

Uit deze liefde komt toewijding voort die resulteert in verering van God.

Domheid is de oorzaak van de neergang van de mens. 

Domheid is een vorm van slaperigheid!

Als één schaap in een kuil valt, vallen ze er allen in.

Dat is een ramp.

Men kan dit maar beter vermijden door eerst na te denken over goed en kwaad, over de voor- en nadelen van alles wat gedaan wordt, en dan te springen.

De dood zal niemand met rust laten.

Hij blijft iedereen bedreigen; als vandaag de ander aan de beurt is, komt jouw beurt morgen.

Kijk naar de bloemen in de tuin.

Wanneer de tuinman ze plukt, juichen de knoppen dat het morgen hun beurt is in zijn handen te vallen, en de vreugde straalt van hun gezichtjes als zij zich met dat verlangen openen.

Voelen ze iets van droefheid?

Is er verdriet te zien op hun gezichten?

Bloeien ze er minder uitbundig om?

Nee, zodra ze weten dat zij morgen aan de beurt zijn, maken ze zich vol animo en opwinding gereed.

Net zo moeten mensen zich gereed houden op de weg van geestelijke discipline en zich vurig de naam van de Heer in gedachten brengen, zonder zich er zorgen over te maken of droefheid te voelen dat er vandaag iemand stierf en het dus morgen of weldra hun beurt kan zijn.

Het lichaam is als een glazen buisje.

Daarbinnen bevindt zich een steeds veranderende en rusteloze geest.

Op het zien van diens kluchtige sprongen raakt de dood niet uitgelachen.

De ziel is als een vogel in een vat met negen openingen [zie ook: Srîmad Bhâgavatam 4-25 en Bhagavad Gîtâ van Orde, 5-13].

Het is een wonder hoe de vogel aan een lichaam is gekomen, hoe zij terecht kwam in de pot, en eruit ontsnapt en heengaat.

De goeden (sura's), de wijzen (muni's) en de overige mensen (nara's) in alle werelddelen (de negen khanda's en de negen dwipa's) dragen de last van een lichaam met zich mee.

En wie van hen zijn nu de vrienden, en wie de vijanden?

Wanneer egoïsme uitsterft zijn allen vrienden; dan zijn er geen vijanden.

Laat iedereen deze les onthouden.

Via het oor ondervindt de mens blijdschap en ellende.

Gebruik daarom niet meer de wrede pijlen van harde woorden, maar spreek vriendelijke, aangename en zachte woorden, en voeg aan die zachtheid de goedheid van de waarheid toe.

Zachte woorden die de leugen dragen banen de weg voor nog meer ellende.

Iemand die zich op de geestelijke weg heeft begeven (een sadhaka) moet heel zachte, vriendelijke, ware en aangename woorden spreken.

Zulke mensen herkent men aan hun eigen goede eigenschappen.

In zulke mensen zijn geest, hart en lichaam de plaatsen waar God verblijft (Mathura, Dwaraka en Kasi).

Waar de tiende poort zich bevindt, kan het eeuwige licht (paranjyothi) worden gerealiseerd.

Alle pogingen zijn vruchteloos als het hart niet zuiver is.

Kijk eens naar vissen.

Ze leven altijd in het water, maar hebben ze zich ook maar enigszins ontdaan van hun vieze geur?

Nee.

Zolang in het hart van de mens de illusie blijft bestaan van egoïsme, zullen zijn aandriften (vasana's) niet verdwijnen, ook al doet hij nog zoveel hartzuiverende geestelijke oefeningen (sadhana).

Wanneer in zulke mensen het verlangen opkomt bevrijd te worden van het gevoel van ik en mijn, moeten zij bidden tot de inwonende God (Hari).

Zij moeten de geestelijke weg gaan en afstand doen van voorkeur en afkeer.

In het hart van iemand die onthechting nastreeft (een sadhu) kan niet tegelijkertijd plaats zijn voor die verkeerde neigingen (vikara's).

Licht en donker kunnen nooit samen bestaan op dezelfde plaats en op dezelfde tijd.

Degene wiens hart wordt beheerst door de zes hartstochten (gehechtheid, boosheid, begeerte, arrogantie, jaloezie, lust) heeft slechts zelfzucht (ahamkara) als zijn raadgever (manthri).

Kan een ezel die reukstoffen met zich meedraagt een olifant worden?

Kan zo'n ezel zich veranderen in een olifant door eenvoudig sandelhout te torsen?

Hij kan benul hebben van het gewicht, maar niet van de geur.

Maar de olifant trekt zich niets aan van het gewicht, die snuift de zoete geur op, is het niet?

Net zo nemen degenen die de geestelijke weg gaan, of die zich hebben losgemaakt van de wereld (sanyasins), of zich aan God hebben toegewijd (bhakta's) alleen maar de zuivere waarheid in zich op, de zuivere geur van goede daden, van een God welgevallig leven, en van de heilige geschriften (Sastra's, Veda's en Upanishads).

Maar zij die slechts terwille van wetenschap, van geleerdheid en van woordenspel maar doorgaan met argumenteren, zullen alleen maar het gewicht van hun logica voelen en niets opvangen van de geur van de waarheid.

De toehoorders kunnen hen vereren als belichamingen van de heilige geschriften, maar hoe kan er van belichaming sprake zijn als het wezenlijke ontbreekt?

Zij die op zoek zijn naar het wezenlijke, geven niets om het gewicht.

Als men slechts om rede geeft, wordt er niets waardevols gewonnen.

Liefde is het enige en geduchte instrument met behulp waarvan men zich voortdurend van de Heer bewust kan zijn.

Om dat instrument veilig op te bergen en in goede staat te houden heeft degene die de geestelijke weg gaat geen ander opbergmiddel nodig dan de hoes van onderscheidingsvermogen (viveke).

Er zijn velen in de wereld die hun grote geleerdheid gebruiken in woordentwisten en denken dat ze superieur zijn.

Wat een misvatting is dat!

Als zij werkelijk zo geleerd zijn, zullen woordentwisten nergens voor nodig zijn.

Dan zullen zij inzien dat de eervolle weg er een van zwijgen is, omdat men echte geleerdheid alleen vindt bij hen die het wezen van de heilige geschriften hebben ervaren.

Zij zullen begrijpen dat het in dat wezenlijke, in de kern, in de zuivere Goddelijkheid die eruit spreekt, altijd om hetzelfde gaat, hoe het ook wordt ervaren.

Zij weten dat God zich toont in elke vorm die men Hem geeft, en dat Hij ieders gevoelens jegens Hem tot een werkzame kracht maakt.

Waar het hierin om gaat is dat men het ene doel voor ogen houdt, gelijkmoedig blijft, zich geestelijk niet heen en weer laat slingeren (vikara), dat wil zeggen geen gevoelens van voorkeur en afkeer koestert,  en zich bevrijdt van de neiging tot argumenteren.

Waartoe dienen al die geestelijke oefeningen, dat steeds weer noemen van Gods naam, de meditaties, het zingen van geestelijke liederen?

Zijn we daarmee niet bezig om onze aandacht op het Ene gericht te houden?

Wanneer die doelbewustheid eenmaal is verworven, zal menselijke inspanning niet meer nodig zijn en zal de innerlijke betekenis worden onthuld.

Daarom moeten zij die er ernstig naar streven de geestelijke weg te gaan om bevrijd te worden, zich niet inlaten met argumenten en tegenargumenten, zich niet laten meedrijven door de listen van afbrekende gevoelens.

Zij moeten inzien wat hun eigen tekortkomingen zijn en er niet weer in terugvallen, en zij moeten de doelbewustheid die zij hebben verworven bewaken en beschermen, hun ogen vast gericht houden op het doel dat zij najagen, en de moeilijkheden, nederlagen en beslommeringen die zij op hun weg tegenkomen als afval van zich afwerpen.

Zij moeten zich richten op al die dingen die enthousiasme en vreugde oproepen, en geen kostbare tijd verspillen met het cultiveren van twijfel over allerlei zaken, zowel belangrijke als onbelangrijke.

Wat er ook allemaal onbelangrijk mag zijn, beschouw de volgende twee fouten als heel essentieel:

1) het waandenkbeeld dat men alles weet, en
2) twijfel of iets wel of niet zo is.


Dit zijn de twee geduchtste vijanden op de geestelijke weg.

Wat gaan deze twee vijanden je aan?

Men behoort er zeker van te zijn dat men standvastig geworteld is in zijn eigen werkelijkheid.

Als die zuiver is, is alles zuiver.

Als die waar is, is alles waar.

Als je een bril met blauwe glazen hebt opgezet, zie je, hoewel de natuur schittert met talloze kleuren, slechts de kleur van je keuze, is het niet?

Als je opmerkt dat er verschillen bestaan in de wereld, ligt de fout slechts in jezelf.

En als je in alles dezelfde liefde ziet, is ook dat jouw eigen liefde.

Alleen door onze eigen innerlijke gebreken zien we een gebrekkige wereld.

Wie zich niet bewust is van gebreken in zichzelf zal, ook als hij zoekt, geen gebreken vinden.

Anders zou hij immers geweten hebben om wat voor gebreken het gaat?

Men kan zich afvragen of God zelf gebreken vertoont, want Hij zoekt er immers naar?

Maar hoe kunnen we zeggen dat God naar gebreken zoekt?

Hij zoekt slechts naar goedheid, en niet naar gebreken of zonden.

Die zijn afhankelijk van het niveau van iemands kwaliteiten (guna's).

God kijkt niet naar welstand, familie, familienaam (gothra), status of sekse.

Hij ziet alleen innerlijke zuiverheid (sadbhava).

Wie over een zuiver hart beschikt verdient zijn genade, wie of wat hij ook is.

Verwerf daarom een zuiver hart, goedheid en rechtschapenheid.

Leef en handel in vreugde en liefde.

Die twee zijn voldoende - dan zul je zeker worden verlost.