|
SAI BABA: OVER DE BHAGAVAD GITA
KRISHNA IS HET WARE ZELF, ARJUNA IS HET VALSE ZELF Voor de oorlog die in de Mahabharata
wordt beschreven, had Arjuna reeds deelgenomen aan een aantal veldslagen, maar nooit
tevoren was hij geplaagd door verdriet of gehechtheid. Nu diezelfde Arjuna besefte dat de
tegenstanders die hij moest bevechten zijn eigen grootvader, zijn verwanten en zijn leraar
waren, werd hij met zorg vervuld. Het gevoel van verbondenheid maakte
hem neerslachtig. Hij verloor zijn bezinning omdat
gevoelens van 'ik' en 'mijn' zich van hem meester hadden gemaakt. Naarmate dit denkbeeld sterker werd,
nam ook het verdriet toe dat daarvan het gevolg was. Voordien, toen Krishna op zijn
vredesmissie naar het hof van de Kaurava's was gegaan, wilde Arjuna wel onmiddellijk
vechten.
Hij trachtte zelfs Krishna ervan te
overtuigen dat de missie zou mislukken, dat de missie toch vergeefs zou blijken te zijn. Bij die gelegenheid zei Arjuna tot Krishna: 'Krishna, deze strijd om wat rechtvaardig is, kan niet worden beslecht met vreedzame middelen. De Kaurava's zullen nooit akkoord
gaan met de voorstellen die U op deze missie gaat doen. Hun haat en hun hebzucht zijn
onverzadigbaar. Waarom zou U tijd en moeite aan hen
verspillen? De Pandava's en de Kaurava's zijn in
alle opzichten elkaars tegenpolen. Hoe kunnen zij ooit samengaan? Misschien in de hemel of in de hel,
maar nooit hier op aarde. Uw missie is gedoemd te mislukken.' Op dat moment was Aruba vol moed en
beslistheid omdat zijn grootvader, zijn familieleden, zijn leraar en vele van zijn
vrienden nog niet tegenover hadden zien staan. Voordat Arjuna's visie zich aan de vooravond van de oorlog had geopenbaard, leek het alsof hij een zeer brede kijk op de dingen had.
Nu hij midden op het slagveld stond
om een oorlog uit te vechten tot behoud van de rechtschapenheid, een strijd waarop hij
zich zo lang had voorbereid, raakte zijn blik versluierd. Hij werd zwaarmoedig en verward. Toen hij zijn naaste familieleden en
sommige van zijn vrienden in slagorde tegenover zich zag staan, gereed om hem te
bevechten, duizelde het hem. Hij zei: 'Krishna, ik wil niet
strijden.' Maar als je reeds midden op het
slagveld staat en de oorlog zal dadelijk beginnen, is dat dan wel het juiste moment om je
tegenstander als verwanten te beschouwen? Toen Krishna Arjuna's woorden hoorde,
werd hij heel boos. Hij sprak tot Arjuna: 'dat is
lafheid. Het past je niet. Een onbevreesd man als jij, die zich
altijd trots en met hooggeheven hoofd heeft gedragen als een held, lijkt nu wel gebukt te
gaan onder angst. Iemand met zoveel schroom kan geen
discipel zijn van Yogeshwara, de Heer van yoga. Ik schaam Mij om je als Mijn discipel
te aanvaarden.
De strijd gaat dadelijk beginnen. De afgelopen drie maanden zijn
besteed aan de laatste oorlogsvoorbereidingen en de strategische plannen zijn nu gereed. Als je deze aarzeling in het begin
had laten blijken zou ik de taak om je strijdwagen te sturen zeker niet op Mij hebben
genomen. Nadat je eerst vrienden en verwanten
hebt overtuigd dat je staat voor een rechtvaardige zaak, ze dan hebt overgehaald om jouw
zijde te kiezen, begin je in dit late stadium te aarzelen. Nu dat zij allen hier bijeengekomen
zijn leg je de wapens neer en geef je als een eerloze de strijd op. Is dat de handelswijze van een held?
Je verloochent daarmee de ware aard van je koninklijke afkomst volgens welke het je dure plicht is om eer en gerechtigheid te beschermen. Als je je blijft gedragen als een
bedeesde, bange slappeling, zal de komende generatie je om je lafheid bespotten. Je draagt de naam Arjuna, maar je
doet die naam geen eer aan!'
Wat betekent Arjuna? 'Arjuna' wil zeggen: heiligheid en
zuiverheid. Wanneer een edel mens als Arjuna zijn
wapens aflegt en besluit om niet te vechten in een strijd waarbij de rechtschapenheid zelf
op het spel staat, dan is dat slechts te wijten aan zijn onwetendheid. Narayana, de Heer, die zich volledig
bewust was van de aard van deze kwaal, besloot hieraan definitief een einde te maken. Krishna had bij de aanvang van de
Gita reeds de yoga van de devotie kunnen onderwijzen of de yoga van de plicht en het
onzelfzuchtig handelen. Krishna verkoos dat echter niet te
doen. Hij begon zelfs pas te spreken in het
tweede hoofdstuk. Het eerste hoofdstuk is geheel gewijd
aan Arjuna's gehuil en geweeklaag. Krishna greep in het geheel niet in.
In het tweede hoofdstuk begint Hij
Arjuna te onderwijzen vanaf het elfde vers.
Tot op dat ogenblik had Krishna met
groot geduld aangehoord. Toen vroeg hij: 'Arjuna, ben je
klaar? Is het gewauwel nu afgelopen?' Zoals studenten na hun schriftelijk
examen volkomen leeg, was ook Arjuna leeg nadat hij al zijn zorgen had uitgesproken. Toen sprak Krishna: 'die
afschuwelijke karakterfout, de besluiteloosheid, heeft in je postgevat. Ik weet hoe deze moet worden
behandeld. Ik zal je genezen! De oorzaak van deze al te grote
gehechtheid is je onkunde. Deze onwetendheid is de oorzaak van
je geestelijke zwakte.' Toen begon Krishna Arjuna te
onderwijzen in sankhya yoga. Deze leert ons onderscheid te maken
tussen het Atma en het anatma, tussen het ware Zelf en het valse Zelf, tussen wat bezield
is en wat zielloos is, tussen wat eeuwig en blijvend is en wat vergankelijk. Als iemand overweldigd wordt door
zieleangst en leeft in onwetendheid, wat moeten we dan doen om hem te bevrijden uit zijn
begoocheling?
Als er een patiënt in gevaar is,
moet een dokter allereerst zorgen dat de patiënt buiten gevaar komt. Daarna kan de dokter verschillende behandelingsmethoden toepassen. Stel dat de patiënt in onmiddellijk
levensgevaar verkeert; dan zal elke behandeling die op de patiënt wordt toegepast
nutteloos blijken, tenzij hij eerst uit die noodsituatie is verlost. Is hij eenmaal buiten gevaar, dan
kunnen er vervolgens vele geneesmethoden worden aangewend. Als er bijvoorbeeld iemand in een
rivier dreigt te verdrinken, moet je hem eerst uit het water halen, op de oever leggen en
kunstmatige ademhaling toedienen. Daarna kun je beginnen met andere
vormen van behandeling, zoals het op gang brengen van de bloedcirculatie en hem helpen
over de schok heen te komen. Je zou daaraan zeker niet beginnen
als hij nog in het water lag en op het punt stond te verdrinken. Daarom gaf Krishna aan Arjuna een
stevige injectie met moed om te verhinderen dat hij verdronk in smart en neerslachtigheid. Deze snelle eerste hulpverlening was
bedoeld om Arjuna het onderscheid te leren tussen het Zelf en het niet-Zelf.
Hij zei: 'Arjuna, zolang je je laat
overweldigen door angst en ongerustheid, zul je niets kunnen bereiken. Wees moedig! Weet dat jij het Atma bent en niet
dit lichaam; dan word je onbevreesd. Ik kan je helpen grote dingen tot
stand te brengen, maar alleen dan wanneer je je daden baseert op de ware kennis en
onbevreesd blijft.' Hier aangekomen glimlachte Krishna,
maar Arjuna huilde. Narayana, de Heer, is degene die
altijd glimlacht. Hij die altijd huilt is nara, de
mens. Krishna is Atma, Arjuna is anatma. Krishna is het ware Zelf, Arjuna is
het valse Zelf. De eerste is de belichaming van
wijsheid, de tweede is vervuld van onwetendheid. Krishna zei: 'Ik wil graag enige
zaken die heel belangrijk zijn nader uitleggen. Op dit moment gedragen wij ons elk op
verschillende wijze. Ik glimlach, terwijl jij huilt. Maar we zouden beiden hetzelfde
kunnen doen: ik ga doen zoals jij, of jij gaat doen zoals Ik. Als Ik ging doen zoals jij, dan zou
Ik zwak van karakter worden. Dat is echter onmogelijk. Een dergelijke zwakheid kan nooit in
Mij varen. Als jij daarentegen zou worden zoals
Ik, dan zou je Mij moeten volgen en moeten doen wat Ik zeg.' Daarop antwoordde Arjuna: 'Swami, ik
zal precies doen wat U zegt. Ik zal Uw bevelen onvoorwaardelijk
opvolgen!' Doordat Hij Arjuna voldoende aanmoediging en doelgerichtheid schonk, stelde Krishna hem in staat om zijn vastberadenheid te herkrijgen. Vanaf dat ogenblik besloot Arjuna tot
het gevecht en volgde de aanwijzingen van de Heer. De eerste feiten die in sankhya - yoga worden uiteengezet zijn bepaalde waarheden die betrekking hebben op het lichaam en de geest. Krishna sprak: 'Arjuna, jij denkt dat
deze mensen je verwanten zijn en je vrienden. Maar wat betekent een familielid of
een vriend?
Duidt het op het lichaam of op de
inwoner? Lichamen zijn als luchtbellen in het
water. Zij komen en gaan. De familieleden waaraan jij zo
gehecht bent, hebben in talrijke levens eerder bestaan. Jijzelf hebt ook reeds talloze
geboorten achter je en Ik eveneens. Het lichaam, de gedachten en het
intellect zijn slechts instrumenten. Zij zijn als de kleren die je draagt: levenloze
dingen die je nu en dan verwisselt. Waarom zou je daarmee een nauwe relatie laten ontstaan, er al te sterk aan gehecht raken en zo jezelf onnodig veel verdriet en smart bezorgen? Doe je plicht. Je zult als prins alle eerbewijzen
ontvangen die je toekomen, maar op het slagveld is geen plaats voor gevoelens van
besluiteloosheid en lafheid. Het is ongerijmd te vechten voor het
behoud van dharma en tegelijk de zwakheid te tonen die in je is gevaren. Zo'n bange houding op het slagveld
past een grote held niet. Je komt op voor een goede zaak en je
bent hier om te vechten. Ga dan vechten! Met woorden als deze werd Arjuna door Krishna genezen van zijn wanhoop en putte hij weer kracht en moed.
|