|
SAI BABA: OVER DE BHAGAVAD GITA
VIJF ELEMENTEN Het grofstoffelijk, het
fijnstoffelijke en het causale universum. Waarheen je in deze wereld ook kijkt,
je ziet de vijf elementen en niet meer dan de vijf elementen; er is nergens een zesde
element te vinden. Zoals wij reeds besproken, zijn er
drie akasha's of ruimten, die wij ook kunnen beschouwen als universa of werelden. Het zijn: bhutakasha:
het grofstoffelijk universum. chittakasha:
het fijnestoffelijke (subtiele) universum van de geest. chidakasha:
het meest subtiele en het meest uitgestrekte van de drie, ook aangeduid als het causale
universum. Daarboven verheven en tevens de basis
van alle drie is het goddelijke principe, dat wat genoemd is Brahman, het Allerhoogste,
ook aangeduid als Atma, het onsterfelijke Zelf. Een gelovige die hevig verlangt om
dat goddelijke principe te leren kennen en zich ermee wil verenigen, moet enig inzicht
hebben in deze drie akasha's of werelden. De bhutakasha is opgebouwd uit
de vijf elementen, dat zijn: ether lucht vuur water aarde Ether,
ook ruimte genoemd, is de eerste van de vijf elementen, dit element doordringt alles en is
zeer subtiel. Behalve geluid heeft het geen speciale kenmerken. Lucht,
is wel te voelen maar niet te zien. De lucht heeft slechts twee kenmerken: geluid en
tastbaarheid. Vuur,
is te zien; het heeft een grotere dichtheid dan lucht. Het heeft drie kenmerken: geluid,
tastbaarheid en vorm. Water,
Op vuur volgt water. Water heeft een nog grotere dichtheid en het is evenals vuur
zichtbaar met het blote oog. Water heeft vier kenmerken: geluid, tastbaarheid, vorm en
smaak. Aarde,
heeft de grootste dichtheid. Het heeft vijf kenmerken: geluid, tastbaarheid, vorm, smaak
en geur.
Je ziet dat de laatste drie
elementen, vuur, water, en aarde een vorm hebben; de eerste twee, ether en lucht, hebben
wel andere eigenschappen, maar geen vorm. Alle dingen die te vinden zijn in de
bhutakasha, de fysieke wereld, zijn vergankelijk en voortdurend onderhevig aan
verandering. In de loop der tijd ondergaan alle
voorwerpen een volledige verandering van de ene naam en vorm naar een andere, dan weer
naar een andere, enz. In de bhutakasha is alles
ononderbroken in beweging. Laten wij de aard van de stoffelijke
voorwerpen die uit deze vijf elementen zijn opgebouwd, eens nader bekijken. Kijk eens naar de verschillende
atomen die zich op een zeker ogenblik bevinden op een bepaalde plaats. De voorwerpen die je daar op dat
moment ziet, zijn daaruit samengesteld. Naarmate de atomen bewegen en van
plaats veranderen, veranderen ook de vormen die uit deze atomen zijn samengesteld. De atomen in alle objecten veranderen
zo snel van plaats, dat het moeilijk te zeggen valt wanneer er in een voorwerp een
bepaalde verandering heeft plaatsgevonden. Er vindt een doorlopend proces van
verandering plaats. In de loop der tijd veranderen alle
voorwerpen die uit deze veranderende atomen zijn samengesteld ononderbroken van vorm.
De atomen waaruit het menselijk
lichaam bestaat, wijzigen zich elk moment, evenals de atomen in elke andere vorm. Zij veroorzaken een doorlopend
veranderingsproces in het lichaam. Al deze verschillende veranderingen
hebben veel weg van golven zoals je die in de oceaan aantreft. De golven in de oceaan hebben begin
noch einde. De druppels in de ene golf vloeien
samen met de volgende golf. De golven waarin deze druppels zijn
opgegaan, vloeien zelf weer samen met de volgende golven, enz. Dit proces van vormen die veranderen
en in elkaar opgaan blijft onophoudelijk doorgaan. Dat is de ware aard van het
stoffelijk universum. Men kan de mensheid ook beschrijven
als een serie, en andere levende wezens, zoals zoogdieren en vogels, kan men zich
voorstellen als weer andere golven. Planten kan men ook beschouwen als
golven, evenals insecten en kruipend gedierte. De demonische krachten kan men
aanduiden als nog weer andere golven, de goddelijke krachten zijn golven van een volgende
soort.
In de natuur kan men onmogelijk
voorspellen welk aspect van een bepaalde zal samenvloeien met een willekeurige andere
golf. Zoals de druppels van een golf in de
oceaan zich mengen met en overgaan in een andere golf, kan het gebeuren dat een golf met
menselijke eigenschappen opgaat in een volgende golf die de eigenschappen bevat van andere
levende schepsels. Het is een ononderbroken proces van
verandering en gedaanteverwisseling. Op deze manier kan het leven zelf
worden omschreven als een serie golven. Zoals het lichaam veranderingen
ondergaat, ondergaat ook de geest verandering. De aard van de mens is nauw verbonden
met het denkproces, het resultaat van een ononderbroken aaneenschakeling van gedachten. Deze gedachteprocessen zijn alle
onbestendig. Zij veranderen voortdurend. We zien dat alles waaruit het
menselijk bestaan is opgebouwd, verandering ondergaat. Als je niet de zes voornaamste stadia
van verandering leert herkennen die in het leven plaatsvinden, zul je blijven geloven dat
het leven permanent is. Deze stadia zijn geboorte, groei,
rijpheid, verval, aftakeling en dood.
De grondoorzaak van dit gebrek aan
begrip is je onwetendheid; uit deze onwetendheid ontstaat ego en daarmee de egoïstische
gevoelens van het zelfbedrog. Het stoffelijke universum of de
bhutakasha bevat miljarden zonnen, elk met een eigen wereld; er zijn talloze planeten
groot en klein en ontelbare wezens. In dat gehele uitgestrekte universum
is de aarde kleiner dan een druppeltje. Op die aarde is India slechts een
klein land. In dat kleine land ligt een kleine
deelstaat. In die kleine deelstaat ligt een heel
klein district. In dat kleine district ligt een
onbelangrijk dorp. In dat dorp staat een onbetekenend
huisje. En in dat huisje zit een heel klein
lichaam. Is het niet belachelijk te bedenken
dat zo'n klein lichaam ooit egoïstische gevoelens kan hebben en opgeblazen kan zijn van
eigendunk, gezien zijn minuscule afmetingen in dit reusachtige universum?
Wanneer je de bhutakasha beschouwt en
jouw eigen plaats daarin, begrijp je wel dat je lichamelijk gezien niet meer bent dan een
onooglijk stofje in dit uitgestrekte geheel. Kan zo'n nietig stofje ooit hopen dat
hij de oceaan kan nameten? En toch is deze oceaan zelf aan
voortdurende verandering onderhevig, evenals de gehele aarde, en de rest van de bhutakasha. De wereld waarin jullie leven, is
volkomen tijdelijk en vergankelijk. Hoe kan iets dat onbeduidend is en tijdelijk van aard,
dat leeft in een veranderlijke wereld, ooit proberen iets te begrijpen dat oneindig,
onbegrensd en onvergankelijk? Om dat onvergankelijke wezen te
begrijpen moet je een blijvende plaats innemen binnen dat onvergankelijke wezen. Lichaam, persoonlijkheid en
individualiteit zijn alle aan tijd gebonden. Zij zijn vergelijkbaar met een
luchtspiegeling. De mens probeert zijn dorst te lessen
in een luchtspiegeling. Een luchtspiegeling schijnt uit water
te bestaan, maar er is helemaal geen water.
Er kan geen doek in worden
natgemaakt, geen emmer mee worden gevuld. Je kunt er nooit je dorst mee lessen.
Zo kunnen ook je lichaam en je
individualiteit nooit je dorst bevredigen naar de ware vreugde. Het gehele grofstoffelijke universum,
de bhutakasha, is als een atoom in de chittaakasha, het mentale universum, zoals je
lichaam een oneindig klein atoom is in de bhutakasha. Maar deze ongelooflijk grote
chittakasha heeft slechts de afmetingen van een enkel atoom in de chidakasha, het causale
universum. De bhutakasha, opgebouwd uit de vijf
grove elementen, kan begrepen worden met behulp van de vijf zintuigen. Maar omdat alles in de bhutakasha is
opgebouwd uit de vijf elementen niet meer dan dat, is dit universum in wezen bewegingloos
en gevoelloos. Toch is het goddelijke principe erin
aanwezig. Daar de chittakasha is opgebouwd uit
dezelfde vijf elementen in hun verfijnde vorm, is deze eveneens bewegingloos en
gevoelloos. Maar zoals het grofstoffelijke
principe als de bewoner onverbrekelijk verbonden is met het bewegingloze lichaam en
daarvan de drijfveer is, en onverbrekelijk verbonden is met de geest en daaraan de energie
geeft, is het ook onverbrekelijk verbonden met de bewegingloze stoffelijke en mentale
werelden, de bhutakasha en de chittakasha, en verleent deze energie en leven.
Dit goddelijke principe, dat energie
en leven schenken aan de bhutakasha en chittakasha, zendt zijn stralen uit vanaf het
chidakasha, het meest subtiele van de drie werelden. Om dit proces beter te begrijpen kan
men denken aan het weerkaatsen in een spiegel. Het spiegelbeeld leidt geen eigen
bestaan. Het kan alleen licht uitzenden en
gezien worden als het voorwerp dat wordt weerspiegeld zelf licht geeft. Het spiegelbeeld beweegt alleen
wanneer datzelfde weerkaatste voorwerp ook beweegt. Alle schijnbare luister van de dingen
waaruit de wereld is samengesteld, komt voort uit de chidakasha, de oorzakelijke wereld
ofwel het causale universum. Het licht wordt weerkaatst door de
chittakasha en de bhutakasha, die fungeren als spiegels. Zoals de stralenpracht van de zon
wordt gereflecteerd door de maan, wordt het stralende licht dat schijnt in de causale
wereld, weerspiegeld in de mentale wereld (chittakasha) en de grofstoffelijke wereld (bhutakasha). Stel je eens voor dat je het beeld
dat je van jezelf in een spiegel ziet, wilt verfraaien. Zou je dat zo kunnen doen dat die versiering op zijn plaats blijft? Wanneer je je gezicht ziet in de spiegel, kun je dan een stip zetten op het voorhoofd van je spiegelbeeld en die op zijn plaats houden? Nee, dat zou vergeefse moeite zijn. Als je een stip zet op de spiegel, op
het voorhoofd van het beeld, dan beweegt het beeld zodra jij beweegt en de stip die eerst
midden op je voorhoofd stond, staat nu boven je oor. Als je naar een kant beweegt, gaat
het beeld ook naar die kant en de stip is niet meer in het midden van je spiegelbeeld. Is er dan een methode om een stip op het voorhoofd te zetten van je spiegelbeeld, zodanig dat deze naar blijft onder alle omstandigheden? Ja. Je moet de stip zetten op jezelf, die
het weerspiegelde voorwerp is; dan kun je in elke richting bewegen of zelfs de spiegel
draaien van links naar rechts, maar de stip op je spiegelbeeld zal niet verschuiven. Het volgende verhaal zal dit principe
illustreren: Er was eens een wereldberoemde
kunstschilder.
Hij had een buitengewoon talent voor
figuur- en portretschilderen. Hij kwam bij Krishna en wilde Zijn
portret schilderen. Met een stralende glimlach sprak
Krishna: 'welnu, als je Mijn beeld wilt schilderen, dan mag dat. Zeg maar wat jij daarvoor moet doen.' Toen vroeg de kunstenaar: 'swami, als
U een uur lang stil zou willen zitten, dan maak ik een schets. Later werk ik dan de details uit.' Krishna ging op een bepaalde plaats
zitten en bewoog niet. De kunstenaar maakte enige
voorschetsen.
Na enige tijd knielde hij neer aan de
lotusvoeten en zei: 'swami, ik ben nu klaar.' Glimlachend vroeg Krishna: 'wanneer
krijg Ik het portret van je?' De schilder antwoordde: 'swami,
morgen om deze tijd zal ik het wel af hebben.' De gehele nacht werkte hij
onvermoeibaar aan de moeilijke opgave om een nauwkeurige gelijkenis van de Heer op het
doek te krijgen.
De volgende morgen was het schilderij
klaar en de kunstenaar was bijzonder trots op zijn werk. Hij bedekte het met een mooie doek en
bracht het naar Krishna. Maar toen de doek werd weggenomen,
bleek dat Krishna's gedaante in de tussenliggende vierentwintig uur volkomen was
veranderd. De schilder zette het portret vlak
naast Krishna. Hij keek naar het schilderij en toen
weer naar Krishna. Hij besefte dat er maar heel weinig gelijkenis was tussen de twee. Krishna keek ook naar het schilderij,
wees ernaar en zei: 'mijn beste man, er schijnen nog wat foutjes in te zitten.' De schilder zei: 'swami, vergeef me.
Geeft U mij alstublieft nog een kans. Laat me het nog eens proberen, dan zal ik het beter
doen.' Zo ging het tien dagen lang. Elke dag deed de kunstenaar zijn werk
opnieuw, maar het was onmogelijk een goed gelijkend portret te maken.
Nu begon de kunstenaar zich te
schamen. Hij besloot dat hij maar het beste
kon verdwijnen, dus vertrok hij haastig uit Dvaraka. Nararda, de zoon van Brahma, kwam de
kunstschilder toevallig tegen terwijl hij op weg was de stad te verlaten. Narada vroeg de kunstenaar: 'U
schijnt nogal van streek te zijn. Zeg een waarom U zo ongelukkig bent.' De schilder legde uit wat er aan de
hand was. Narada zei: 'wel, Krishna is een groot acteur en een groot regisseur. Hij heeft dit gehele toneelstuk in
elkaar gezet. Met uw methoden zult u niet in staat
zijn een goed lijkend portret van Hem te maken. Maar als u werkelijk wilt slagen,
luister dan naar mijn raad en volg die onvoorwaardelijk op.' De kunstenaar stemde ermee in precies te doen wat Narada adviseerde. Hij keerde terug naar Dvaraka en
reeds de volgende dag ging hij naar Krishna. Hij droeg een schilderij bij zich dat bedekt was met een mooie doek. Hij zei tegen Krishna: 'swami,
eindelijk kan ik U een precies gelijkend portret van Uzelf aanbieden. Kijkt U eens. Dit zal altijd sprekend op U lijken.
Hoe Uw gelaatsuitdrukking of Uw gestalte ook zullen veranderen, het beeld dat U hier ziet, zal al die veranderingen getrouw weergeven. Toen hij aanstalten maakte om het
doek weg te nemen zei hij: 'ik vraag U dit te aanvaarden als het beste portret dat ik van
U kan maken.' Toen het doek eraf ging, kwam er een
schone spiegel onder te voorschijn. Als je een portret wilt schilderen
van de Heer, die eeuwig is, met vergankelijke materialen als kwasten, verf en dergelijke,
zul je niet kunnen slagen. In de bhutakasha is alles aan tijd
gebonden. Zulke vergankelijke vormen kunnen
geen duidelijk beeld geven van de eeuwige Heer. Als je een helder en onveranderlijk
beeld wilt hebben van de Heer, zul je dat alleen kunnen krijgen als je eigen hart
gezuiverd is.
Daarom is het een illusie de Heer te
willen zoeken in de bhutakasha, dat wil zeggen als je probeert Hem te leren kennen door
middel van de veranderende vormen die je vindt in de grofstoffelijke wereld. Het eeuwige, onveranderlijke kan men
niet kennen door middel van vergankelijke en veranderlijke vormen. Alle kennis die je op deze wijze
verwerft, is vergankelijk. Alle vreugde die je eraan moge
ontlenen als je probeert Hem op deze wijze te leren kennen, zal slechts van voorbijgaande
aard zijn. In wezen zijn de vijf elementen
voortdurend onderhevig aan verandering. Wil je het stadium bereiken van de
onveranderlijkheid, dan moet je uitstijgen boven deze vijf elementen met hun steeds andere
vormen. Ook al kun je in de stoffelijke
wereld geen directe ervaring krijgen van God, dan zal het indirecte visioen dat je wel
kunt krijgen, je een korte vreugde schenken. Juist omdat de bhutakasha vluchtig is
en veranderlijk, moet je jezelf deze tijdelijke vreugde niet ontzeggen.
Zelfs dit tijdelijke vreugdegevoel
moet je veroveren en dan moet je langzaam maar zeker op reis gaan naar de eeuwige vreugde. Deze reis verloopt in drie stadia. Het eerste is wat men kan noemen
onwaarheid in onwaarheid. Het tweede stadium kan men noemen
onwaarheid in waarheid. Het derde is waarheid in waarheid. Deze drie stadia komen overeen met de
drie werelden : de grofstoffelijke (bhutakasha), de mentale (chittakasha) en de
oorzakelijke (chidakasha). Je vindt onwaarheid in onwaarheid in
de grofstoffelijke, zintuiglijke wereld; hier is alles vluchtig en vergankelijk; hier is
niet alleen het spiegelbeeld onwaar en denkbeeldig, maar het voorwerp dat wordt
weerspiegeld, voortkomend uit de mentale wereld, is ook onwaar en denkbeeldig. Onwaarheid in waarheid is de toestand
die je aantreft in chittakasha, waar de spiegelbeelden tijdelijk zijn en onwaar, maar
hetgeen zij weerspiegelen is wel blijvend en waar. Waarheid in waarheid vind je in de
chidakasha. Deze is ontdaan van alle denkbeeldige
projecties en spiegelbeelden. Het is de kern der waarheid zelve, omdat het onveranderlijke
licht straalt van het Atma. Je kunt in dit alles enig inzicht
verkrijgen door te denken aan wat Swami zo vaak heeft gezegd: 'je bent niet een persoon,
maar drie... degene die je denkt dat je bent, degene die andere denken dat je bent en
degene die je werkelijk bent.'
Degene die je denkt dat je bent, het
lichaam, is van tijdelijke aard en onecht; het leven dat je nu leidt, alles wat je op dit
ogenblik beleeft, het is allemaal van korte duur. In deze ervaringen zijn zowel het
voorwerp als het beeld gebonden aan tijd. Dat is de ware aard van de bhutakasha. Vandaar de aanduiding onwaarheid in
onwaarheid. Degene die anderen denken dat je
bent, verband houdend met de geest of het denken (chittakasha), is ook veranderlijk en
onecht, maar de eeuwige waarheid wordt er wel in weerspiegeld. Degene die je werkelijk bent, is de
onveranderlijke waarheid die straalt in de chidakasha. Een stukje ijs dat je vasthoudt,
smelt weg totdat het weer water is. Waarom is dat zo? Omdat smelten behoort tot de aard van
ijs. Evenzo behoren veranderlijkheid en
vergankelijkheid tot de ware aard van alle dingen die wij zien in de bhutakasha.
Zelfs wanneer je enig begrip probeert
te krijgen van de bhutaksha, denk dan aan de fijnestoffelijke, innerlijke akasha's. De bhutakasha is de grove, de
zichtbare. Dat ervaar je tijdens de
waaktoestand. Datzelfde ervaar je in subtiele vorm,
verbonden met de chittakasha, in de droomtoestand. In de waaktoestand ben in je in staat
dingen te zien vanwege het licht dat wordt voortgebracht door zon en maan, maar de zon en
de maan uit je waaktoestand zijn niet aanwezig als je droomt. Alleen met behulp van het licht dat
uitgaat van de chittakasha zie je de dingen in die wereld. Zodra je het grofstoffelijke ter
zijde schuift, wordt het subtiele innerlijk licht zichtbaar. Overdag kun je de sterren niet zien
omdat de straling van de zon zo sterk is. Wanneer het zonlicht minder wordt en
gaat schemeren, dan zie je geleidelijk het stralen van de sterren.
Achter het grofstoffelijke bevindt
zich het subtiele en in het subtiele vind je het model, het sjabloon voor het stoffelijke. In de periode van de vroege jeugd is
de ouderdom reeds als zaad aanwezig; en in de ouderdom zijn de subtiele sporen van de
kindertijd nog te vinden. Er is een wereld die uitgaat boven
het grove en het subtiele. Dat is de chidakasha. In de chidakasha is geen beweging: de
chidakasha ondergaat geen verandering. Daarbinnen vindt men de paramjyoti,
het uit zichzelf stralende licht van het Atma. Het is vanwege dit allesdoordringende
licht van het Atma, schijnend in en door de chidakasha, dat je de chittakasha en de
bhutakasha kunt waarnemen. Als er geen chidakasha was, zouden de
fijnestoffelijke chittakasha en de grofstoffelijke bhutakasha niet voor je bestaan. Daarom moet de chidakasha de basis
vormen van je leven, terwijl je tegelijkertijd de bhutakasha gebruikt om de chittakasha te
bereiken. Denk ter illustratie eens aan de
oceaan.
Er is geen verschil tussen het water
van de golven en het water van de diepte. Er is ook geen verschil tussen het
schuim en de golven. In het schuim, in de golven en in de
diepte van de oceaan is het water een en hetzelfde. Water is het element dat deze drie
gemeen hebben. Het schijnt echter alsof het schuim,
de golven en het diepe oceaanwater van elkaar verschillen. Ook in de zichtbare wereld moet je het gemeenschappelijke element leren ontdekken, dat de grondslag vormt van alle ervaringen en waaruit de eenheid blijkt van de bhutakasha, de chittaksha en de chidakasha. Je kunt een verband leggen tussen de
drie akasha's en de drie bewustzijnstoestanden. Je kunt de waaktoestand beschouwen
als de bhutakasha, de droomtoestand als de chittakasha en de toestand van de diepe slaap
als de chidakasha. Hoger dan deze drie toestanden is de
vierde, turiya, die ze alle gemeen hebben en die ze alle doordringt. Dat is de transcendente toestand van
het bovenbewustzijn. Sushupti, de onbewuste toestand van
de diepe slaap, die in onmiddellijke relatie staat tot de chidakasha, wordt gekenmerkt
door een diepe vrede. Vanuit zichzelf echter kan sushupti
je geen blijvende gelukzaligheid schenken. Pas nadat je uit de diepe slaap bent
teruggekeerd naar de waaktoestand voel je dat je vrede hebt ervaren. In turiya, bovenbewuste staat echter, zul je de ware vreugde ervaren van de eeuwige gelukzaligheid en je altijd volledig daarvan bewust zijn.
|