LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      SAI BABA: OVER DE BHAGAVAD GITA 

  VIJF ELEMENTEN  

Het grofstoffelijk, het fijnstoffelijke en het causale universum.

Waarheen je in deze wereld ook kijkt, je ziet de vijf elementen en niet meer dan de vijf elementen; er is nergens een zesde element te vinden.

Zoals wij reeds besproken, zijn er drie akasha's of ruimten, die wij ook kunnen beschouwen als universa of werelden.

Het zijn:

bhutakasha: het grofstoffelijk universum.

chittakasha: het fijnestoffelijke (subtiele) universum van de geest.

chidakasha: het meest subtiele en het meest uitgestrekte van de drie, ook aangeduid als het causale universum.

Daarboven verheven en tevens de basis van alle drie is het goddelijke principe, dat wat genoemd is Brahman, het Allerhoogste, ook aangeduid als Atma, het onsterfelijke Zelf.

Een gelovige die hevig verlangt om dat goddelijke principe te leren kennen en zich ermee wil verenigen, moet enig inzicht hebben in deze drie akasha's of werelden.

De bhutakasha is opgebouwd uit de vijf elementen, dat zijn:

ether

lucht

vuur

water

aarde

 

Ether, ook ruimte genoemd, is de eerste van de vijf elementen, dit element doordringt alles en is zeer subtiel. Behalve geluid heeft het geen speciale kenmerken.

Lucht, is wel te voelen maar niet te zien. De lucht heeft slechts twee kenmerken: geluid en tastbaarheid.

Vuur, is te zien; het heeft een grotere dichtheid dan lucht. Het heeft drie kenmerken: geluid, tastbaarheid en vorm.

Water, Op vuur volgt water. Water heeft een nog grotere dichtheid en het is evenals vuur zichtbaar met het blote oog. Water heeft vier kenmerken: geluid, tastbaarheid, vorm en smaak.

Aarde, heeft de grootste dichtheid. Het heeft vijf kenmerken: geluid, tastbaarheid, vorm, smaak en geur.

Je ziet dat de laatste drie elementen, vuur, water, en aarde een vorm hebben; de eerste twee, ether en lucht, hebben wel andere eigenschappen, maar geen vorm.

Alle dingen die te vinden zijn in de bhutakasha, de fysieke wereld, zijn vergankelijk en voortdurend onderhevig aan verandering.

In de loop der tijd ondergaan alle voorwerpen een volledige verandering van de ene naam en vorm naar een andere, dan weer naar een andere, enz.

In de bhutakasha is alles ononderbroken in beweging.

Laten wij de aard van de stoffelijke voorwerpen die uit deze vijf elementen zijn opgebouwd, eens nader bekijken.

Kijk eens naar de verschillende atomen die zich op een zeker ogenblik bevinden op een bepaalde plaats.

De voorwerpen die je daar op dat moment ziet, zijn daaruit samengesteld.

Naarmate de atomen bewegen en van plaats veranderen, veranderen ook de vormen die uit deze atomen zijn samengesteld.

De atomen in alle objecten veranderen zo snel van plaats, dat het moeilijk te zeggen valt wanneer er in een voorwerp een bepaalde verandering heeft plaatsgevonden.

Er vindt een doorlopend proces van verandering plaats.

In de loop der tijd veranderen alle voorwerpen die uit deze veranderende atomen zijn samengesteld ononderbroken van vorm.

De atomen waaruit het menselijk lichaam bestaat, wijzigen zich elk moment, evenals de atomen in elke andere vorm.

Zij veroorzaken een doorlopend veranderingsproces in het lichaam.

Al deze verschillende veranderingen hebben veel weg van golven zoals je die in de oceaan aantreft.

De golven in de oceaan hebben begin noch einde.

De druppels in de ene golf vloeien samen met de volgende golf.

De golven waarin deze druppels zijn opgegaan, vloeien zelf weer samen met de volgende golven, enz.

Dit proces van vormen die veranderen en in elkaar opgaan blijft onophoudelijk doorgaan.

Dat is de ware aard van het stoffelijk universum.

Men kan de mensheid ook beschrijven als een serie, en andere levende wezens, zoals zoogdieren en vogels, kan men zich voorstellen als weer andere golven.

Planten kan men ook beschouwen als golven, evenals insecten en kruipend gedierte.

De demonische krachten kan men aanduiden als nog weer andere golven, de goddelijke krachten zijn golven van een volgende soort.

In de natuur kan men onmogelijk voorspellen welk aspect van een bepaalde zal samenvloeien met een willekeurige andere golf.

Zoals de druppels van een golf in de oceaan zich mengen met en overgaan in een andere golf, kan het gebeuren dat een golf met menselijke eigenschappen opgaat in een volgende golf die de eigenschappen bevat van andere levende schepsels.

Het is een ononderbroken proces van verandering en gedaanteverwisseling.

Op deze manier kan het leven zelf worden omschreven als een serie golven.

Zoals het lichaam veranderingen ondergaat, ondergaat ook de geest verandering.

De aard van de mens is nauw verbonden met het denkproces, het resultaat van een ononderbroken aaneenschakeling van gedachten.

Deze gedachteprocessen zijn alle onbestendig.

Zij veranderen voortdurend.

We zien dat alles waaruit het menselijk bestaan is opgebouwd, verandering ondergaat.

Als je niet de zes voornaamste stadia van verandering leert herkennen die in het leven plaatsvinden, zul je blijven geloven dat het leven permanent is.

Deze stadia zijn geboorte, groei, rijpheid, verval, aftakeling en dood.

De grondoorzaak van dit gebrek aan begrip is je onwetendheid; uit deze onwetendheid ontstaat ego en daarmee de egoïstische gevoelens van het zelfbedrog.

Het stoffelijke universum of de bhutakasha bevat miljarden zonnen, elk met een eigen wereld; er zijn talloze planeten groot en klein en ontelbare wezens.

In dat gehele uitgestrekte universum is de aarde kleiner dan een druppeltje.

Op die aarde is India slechts een klein land.

In dat kleine land ligt een kleine deelstaat.

In die kleine deelstaat ligt een heel klein district.

In dat kleine district ligt een onbelangrijk dorp.

In dat dorp staat een onbetekenend huisje.

En in dat huisje zit een heel klein lichaam.

Is het niet belachelijk te bedenken dat zo'n klein lichaam ooit egoïstische gevoelens kan hebben en opgeblazen kan zijn van eigendunk, gezien zijn minuscule afmetingen in dit reusachtige universum?

Wanneer je de bhutakasha beschouwt en jouw eigen plaats daarin, begrijp je wel dat je lichamelijk gezien niet meer bent dan een onooglijk stofje in dit uitgestrekte geheel.

Kan zo'n nietig stofje ooit hopen dat hij de oceaan kan nameten?

En toch is deze oceaan zelf aan voortdurende verandering onderhevig, evenals de gehele aarde, en de rest van de bhutakasha.

De wereld waarin jullie leven, is volkomen tijdelijk en vergankelijk. Hoe kan iets dat onbeduidend is en tijdelijk van aard, dat leeft in een veranderlijke wereld, ooit proberen iets te begrijpen dat oneindig, onbegrensd en onvergankelijk?

Om dat onvergankelijke wezen te begrijpen moet je een blijvende plaats innemen binnen dat onvergankelijke wezen.

Lichaam, persoonlijkheid en individualiteit zijn alle aan tijd gebonden.

Zij zijn vergelijkbaar met een luchtspiegeling.

De mens probeert zijn dorst te lessen in een luchtspiegeling.

Een luchtspiegeling schijnt uit water te bestaan, maar er is helemaal geen water.

Er kan geen doek in worden natgemaakt, geen emmer mee worden gevuld. Je kunt er nooit je dorst mee lessen.

Zo kunnen ook je lichaam en je individualiteit nooit je dorst bevredigen naar de ware vreugde.

Het gehele grofstoffelijke universum, de bhutakasha, is als een atoom in de chittaakasha, het mentale universum, zoals je lichaam een oneindig klein atoom is in de bhutakasha.

Maar deze ongelooflijk grote chittakasha heeft slechts de afmetingen van een enkel atoom in de chidakasha, het causale universum.

De bhutakasha, opgebouwd uit de vijf grove elementen, kan begrepen worden met behulp van de vijf zintuigen.

Maar omdat alles in de bhutakasha is opgebouwd uit de vijf elementen niet meer dan dat, is dit universum in wezen bewegingloos en gevoelloos.

Toch is het goddelijke principe erin aanwezig.

Daar de chittakasha is opgebouwd uit dezelfde vijf elementen in hun verfijnde vorm, is deze eveneens bewegingloos en gevoelloos.

Maar zoals het grofstoffelijke principe als de bewoner onverbrekelijk verbonden is met het bewegingloze lichaam en daarvan de drijfveer is, en onverbrekelijk verbonden is met de geest en daaraan de energie geeft, is het ook onverbrekelijk verbonden met de bewegingloze stoffelijke en mentale werelden, de bhutakasha en de chittakasha, en verleent deze energie en leven.

Dit goddelijke principe, dat energie en leven schenken aan de bhutakasha en chittakasha, zendt zijn stralen uit vanaf het chidakasha, het meest subtiele van de drie werelden.

Om dit proces beter te begrijpen kan men denken aan het weerkaatsen in een spiegel.

Het spiegelbeeld leidt geen eigen bestaan.

Het kan alleen licht uitzenden en gezien worden als het voorwerp dat wordt weerspiegeld zelf licht geeft.

Het spiegelbeeld beweegt alleen wanneer datzelfde weerkaatste voorwerp ook beweegt.

Alle schijnbare luister van de dingen waaruit de wereld is samengesteld, komt voort uit de chidakasha, de oorzakelijke wereld ofwel het causale universum.

Het licht wordt weerkaatst door de chittakasha en de bhutakasha, die fungeren als spiegels.

Zoals de stralenpracht van de zon wordt gereflecteerd door de maan, wordt het stralende licht dat schijnt in de causale wereld, weerspiegeld in de mentale wereld (chittakasha) en de grofstoffelijke wereld (bhutakasha).

Stel je eens voor dat je het beeld dat je van jezelf in een spiegel ziet, wilt verfraaien.

Zou je dat zo kunnen doen dat die versiering op zijn plaats blijft?

Wanneer je je gezicht ziet in de spiegel, kun je dan een stip zetten op het voorhoofd van je spiegelbeeld en die op zijn plaats houden?

Nee, dat zou vergeefse moeite zijn.

Als je een stip zet op de spiegel, op het voorhoofd van het beeld, dan beweegt het beeld zodra jij beweegt en de stip die eerst midden op je voorhoofd stond, staat nu boven je oor.

Als je naar een kant beweegt, gaat het beeld ook naar die kant en de stip is niet meer in het midden van je spiegelbeeld.

Is er dan een methode om een stip op het voorhoofd te zetten van je spiegelbeeld, zodanig dat deze naar blijft onder alle omstandigheden?

Ja.

Je moet de stip zetten op jezelf, die het weerspiegelde voorwerp is; dan kun je in elke richting bewegen of zelfs de spiegel draaien van links naar rechts, maar de stip op je spiegelbeeld zal niet verschuiven.

Het volgende verhaal zal dit principe illustreren:

Er was eens een wereldberoemde kunstschilder.

Hij had een buitengewoon talent voor figuur- en portretschilderen.

Hij kwam bij Krishna en wilde Zijn portret schilderen.

Met een stralende glimlach sprak Krishna: 'welnu, als je Mijn beeld wilt schilderen, dan mag dat.

Zeg maar wat jij daarvoor moet doen.'

Toen vroeg de kunstenaar: 'swami, als U een uur lang stil zou willen zitten, dan maak ik een schets.

Later werk ik dan de details uit.'

Krishna ging op een bepaalde plaats zitten en bewoog niet.

De kunstenaar maakte enige voorschetsen.

Na enige tijd knielde hij neer aan de lotusvoeten en zei: 'swami, ik ben nu klaar.'

Glimlachend vroeg Krishna: 'wanneer krijg Ik het portret van je?'

De schilder antwoordde: 'swami, morgen om deze tijd zal ik het wel af hebben.'

De gehele nacht werkte hij onvermoeibaar aan de moeilijke opgave om een nauwkeurige gelijkenis van de Heer op het doek te krijgen.

De volgende morgen was het schilderij klaar en de kunstenaar was bijzonder trots op zijn werk.

Hij bedekte het met een mooie doek en bracht het naar Krishna.

Maar toen de doek werd weggenomen, bleek dat Krishna's gedaante in de tussenliggende vierentwintig uur volkomen was veranderd.

De schilder zette het portret vlak naast Krishna.

Hij keek naar het schilderij en toen weer naar Krishna.

Hij besefte dat er maar heel weinig gelijkenis was tussen de twee.

Krishna keek ook naar het schilderij, wees ernaar en zei: 'mijn beste man, er schijnen nog wat foutjes in te zitten.'

De schilder zei: 'swami, vergeef me. Geeft U mij alstublieft nog een kans. Laat me het nog eens proberen, dan zal ik het beter doen.'

Zo ging het tien dagen lang.

Elke dag deed de kunstenaar zijn werk opnieuw, maar het was onmogelijk een goed gelijkend portret te maken.

Nu begon de kunstenaar zich te schamen.

Hij besloot dat hij maar het beste kon verdwijnen, dus vertrok hij haastig uit Dvaraka.

Nararda, de zoon van Brahma, kwam de kunstschilder toevallig tegen terwijl hij op weg was de stad te verlaten.

Narada vroeg de kunstenaar: 'U schijnt nogal van streek te zijn.

Zeg een waarom U zo ongelukkig bent.'

De schilder legde uit wat er aan de hand was.

Narada zei: 'wel, Krishna is een groot acteur en een groot regisseur.

Hij heeft dit gehele toneelstuk in elkaar gezet.

Met uw methoden zult u niet in staat zijn een goed lijkend portret van Hem te maken.

Maar als u werkelijk wilt slagen, luister dan naar mijn raad en volg die onvoorwaardelijk op.'

De kunstenaar stemde ermee in precies te doen wat Narada adviseerde.

Hij keerde terug naar Dvaraka en reeds de volgende dag ging hij naar Krishna.

Hij droeg een schilderij bij zich dat bedekt was met een mooie doek.

Hij zei tegen Krishna: 'swami, eindelijk kan ik U een precies gelijkend portret van Uzelf aanbieden. Kijkt U eens.

Dit zal altijd sprekend op U lijken.

Hoe Uw gelaatsuitdrukking of Uw gestalte ook zullen veranderen, het beeld dat U hier ziet, zal al die veranderingen getrouw weergeven.

Toen hij aanstalten maakte om het doek weg te nemen zei hij: 'ik vraag U dit te aanvaarden als het beste portret dat ik van U kan maken.'

Toen het doek eraf ging, kwam er een schone spiegel onder te voorschijn.

Als je een portret wilt schilderen van de Heer, die eeuwig is, met vergankelijke materialen als kwasten, verf en dergelijke, zul je niet kunnen slagen.

In de bhutakasha is alles aan tijd gebonden.

Zulke vergankelijke vormen kunnen geen duidelijk beeld geven van de eeuwige Heer.

Als je een helder en onveranderlijk beeld wilt hebben van de Heer, zul je dat alleen kunnen krijgen als je eigen hart gezuiverd is.

Daarom is het een illusie de Heer te willen zoeken in de bhutakasha, dat wil zeggen als je probeert Hem te leren kennen door middel van de veranderende vormen die je vindt in de grofstoffelijke wereld.

Het eeuwige, onveranderlijke kan men niet kennen door middel van vergankelijke en veranderlijke vormen.

Alle kennis die je op deze wijze verwerft, is vergankelijk.

Alle vreugde die je eraan moge ontlenen als je probeert Hem op deze wijze te leren kennen, zal slechts van voorbijgaande aard zijn.

In wezen zijn de vijf elementen voortdurend onderhevig aan verandering.

Wil je het stadium bereiken van de onveranderlijkheid, dan moet je uitstijgen boven deze vijf elementen met hun steeds andere vormen.

Ook al kun je in de stoffelijke wereld geen directe ervaring krijgen van God, dan zal het indirecte visioen dat je wel kunt krijgen, je een korte vreugde schenken.

Juist omdat de bhutakasha vluchtig is en veranderlijk, moet je jezelf deze tijdelijke vreugde niet ontzeggen.

Zelfs dit tijdelijke vreugdegevoel moet je veroveren en dan moet je langzaam maar zeker op reis gaan naar de eeuwige vreugde.

Deze reis verloopt in drie stadia.

Het eerste is wat men kan noemen onwaarheid in onwaarheid.

Het tweede stadium kan men noemen onwaarheid in waarheid.

Het derde is waarheid in waarheid.

Deze drie stadia komen overeen met de drie werelden : de grofstoffelijke (bhutakasha), de mentale (chittakasha) en de oorzakelijke (chidakasha).

Je vindt onwaarheid in onwaarheid in de grofstoffelijke, zintuiglijke wereld; hier is alles vluchtig en vergankelijk; hier is niet alleen het spiegelbeeld onwaar en denkbeeldig, maar het voorwerp dat wordt weerspiegeld, voortkomend uit de mentale wereld, is ook onwaar en denkbeeldig.

Onwaarheid in waarheid is de toestand die je aantreft in chittakasha, waar de spiegelbeelden tijdelijk zijn en onwaar, maar hetgeen zij weerspiegelen is wel blijvend en waar.

Waarheid in waarheid vind je in de chidakasha.

Deze is ontdaan van alle denkbeeldige projecties en spiegelbeelden. Het is de kern der waarheid zelve, omdat het onveranderlijke licht straalt van het Atma.

Je kunt in dit alles enig inzicht verkrijgen door te denken aan wat Swami zo vaak heeft gezegd: 'je bent niet een persoon, maar drie... degene die je denkt dat je bent, degene die andere denken dat je bent en degene die je werkelijk bent.'

Degene die je denkt dat je bent, het lichaam, is van tijdelijke aard en onecht; het leven dat je nu leidt, alles wat je op dit ogenblik beleeft, het is allemaal van korte duur.

In deze ervaringen zijn zowel het voorwerp als het beeld gebonden aan tijd.

Dat is de ware aard van de bhutakasha.

Vandaar de aanduiding onwaarheid in onwaarheid.

Degene die anderen denken dat je bent, verband houdend met de geest of het denken (chittakasha), is ook veranderlijk en onecht, maar de eeuwige waarheid wordt er wel in weerspiegeld.

Degene die je werkelijk bent, is de onveranderlijke waarheid die straalt in de chidakasha.

Een stukje ijs dat je vasthoudt, smelt weg totdat het weer water is. Waarom is dat zo?

Omdat smelten behoort tot de aard van ijs.

Evenzo behoren veranderlijkheid en vergankelijkheid tot de ware aard van alle dingen die wij zien in de bhutakasha.

Zelfs wanneer je enig begrip probeert te krijgen van de bhutaksha, denk dan aan de fijnestoffelijke, innerlijke akasha's.

De bhutakasha is de grove, de zichtbare.

Dat ervaar je tijdens de waaktoestand.

Datzelfde ervaar je in subtiele vorm, verbonden met de chittakasha, in de droomtoestand.

In de waaktoestand ben in je in staat dingen te zien vanwege het licht dat wordt voortgebracht door zon en maan, maar de zon en de maan uit je waaktoestand zijn niet aanwezig als je droomt.

Alleen met behulp van het licht dat uitgaat van de chittakasha zie je de dingen in die wereld.

Zodra je het grofstoffelijke ter zijde schuift, wordt het subtiele innerlijk licht zichtbaar.

Overdag kun je de sterren niet zien omdat de straling van de zon zo sterk is.

Wanneer het zonlicht minder wordt en gaat schemeren, dan zie je geleidelijk het stralen van de sterren.

Achter het grofstoffelijke bevindt zich het subtiele en in het subtiele vind je het model, het sjabloon voor het stoffelijke.

In de periode van de vroege jeugd is de ouderdom reeds als zaad aanwezig; en in de ouderdom zijn de subtiele sporen van de kindertijd nog te vinden.

Er is een wereld die uitgaat boven het grove en het subtiele.

Dat is de chidakasha.

In de chidakasha is geen beweging: de chidakasha ondergaat geen verandering.

Daarbinnen vindt men de paramjyoti, het uit zichzelf stralende licht van het Atma.

Het is vanwege dit allesdoordringende licht van het Atma, schijnend in en door de chidakasha, dat je de chittakasha en de bhutakasha kunt waarnemen.

Als er geen chidakasha was, zouden de fijnestoffelijke chittakasha en de grofstoffelijke bhutakasha niet voor je bestaan.

Daarom moet de chidakasha de basis vormen van je leven, terwijl je tegelijkertijd de bhutakasha gebruikt om de chittakasha te bereiken.

Denk ter illustratie eens aan de oceaan.

Er is geen verschil tussen het water van de golven en het water van de diepte.

Er is ook geen verschil tussen het schuim en de golven.

In het schuim, in de golven en in de diepte van de oceaan is het water een en hetzelfde.

Water is het element dat deze drie gemeen hebben.

Het schijnt echter alsof het schuim, de golven en het diepe oceaanwater van elkaar verschillen.

Ook in de zichtbare wereld moet je het gemeenschappelijke element leren ontdekken, dat de grondslag vormt van alle ervaringen en waaruit de eenheid blijkt van de bhutakasha, de chittaksha en de chidakasha.

Je kunt een verband leggen tussen de drie akasha's en de drie bewustzijnstoestanden.

Je kunt de waaktoestand beschouwen als de bhutakasha, de droomtoestand als de chittakasha en de toestand van de diepe slaap als de chidakasha.

Hoger dan deze drie toestanden is de vierde, turiya, die ze alle gemeen hebben en die ze alle doordringt.

Dat is de transcendente toestand van het bovenbewustzijn.

Sushupti, de onbewuste toestand van de diepe slaap, die in onmiddellijke relatie staat tot de chidakasha, wordt gekenmerkt door een diepe vrede.

Vanuit zichzelf echter kan sushupti je geen blijvende gelukzaligheid schenken.

Pas nadat je uit de diepe slaap bent teruggekeerd naar de waaktoestand voel je dat je vrede hebt ervaren.

In turiya, bovenbewuste staat echter, zul je de ware vreugde ervaren van de eeuwige gelukzaligheid en je altijd volledig daarvan bewust zijn.