|
SAI BABA: DE HEILIGE .... EN DE PSYCHIATER
WAAROM BANG VOOR DE DOOD ? De dood wordt beschouwd als iets om bang voor te zijn, als iets waarover in gelukkige omstandigheden niet gesproken dient te worden. De dood is echter goed noch slecht. Je hebt in deze aangelegenheid geen
keus: zij komt niet eerder enkel omdat je dat zou verwelkomen, noch kun je haar vermijden
door haar als slecht te bestempelen; zij vormt een onvermijdelijk eindpunt. Vanaf het moment van de geboorte is de mars naar het graf al begonnen. De een bereikt die plaats eerder dan
de ander; sommigen nemen een omweg en komen later aan; dat is het enige verschil tussen de
ene mens en de andere. Maar toch loopt de mens rond alsof de
dood slechts een verwijderde ramp is. De dood is slechts een overgang van
dit leven naar het volgende.
Zij is een verwisseling van oude
kleren voor nieuwe, zoals de Gita zegt. Sommige cynische mensen lachen echter
om deze vergelijking en vragen: 'hoe zit het dan met de dood van pasgeboren baby's,
kinderen, jongeren en mensen van middelbare leeftijd? Als je de vergelijking doortrekt kun
je niet zeggen dat hun kleren versleten zijn!' Wel, de kleren zijn misschien niet oud, maar de stof waar ze van gemaakt zijn, moet wel van een erg oude voorraad zijn geweest. Alhoewel er nieuwe kleren van zijn
gemaakt, moeten ze toch spoedig afgedankt worden. Ook zijn er sommige onoprechte mensen
die weigeren in een vorig leven te geloven omdat ze zich daarvan de gebeurtenissen niet
kunnen herinneren. Deze kunnen zich net zomin de
gebeurtenissen van een bepaalde magha shuddha dashami (de tiende dag van een speciale
maand) van laten we zeggen vijf of tien jaar geleden herinneren, hoewel ze er zeker van
zijn dat ze op die dag in leven waren. Hoe kunnen zij dan gebeurtenissen uit
vorige levens onthouden zich die herinneren?
Dat ze de gebeurtenissen van die dag
vergeten zijn, wil niet zeggen dat ze toen niet leefden; hetgeen betekent enkel dat ze er
niet speciaal op hebben gelet en dat ze geen speciale reden hadden er iets van in
herinnering te houden. Bedenk dat je dood gaat. Het lichaam is als een auto waarmee
je op de dood afrijdt. Gedurende rit kun je op ieder moment
de dood ontmoeten. De een of andere boom, een
vrachtauto, een diepe valkuil of gladde weg kan daarvoor zorg dragen. Wanneer je bedenkt dat elk moment het
laatste kan zijn, zul je er niet toe worden verleid om je tijd te verspillen met doelloos
gepraat of onnutte bezigheden, baldadigheid of vulgair vermaak. Reis voorzichtig en langzaam in je auto en met de verschuldigde achting en consideratie voor de noden van de andere weggebruikers. Probeer niet gretig anderen in te
halen of met hen in snelheid te wedijveren. Ken de beperkingen van je wagen en
van de weg. Dan zal je geen enkel ongeluk
overkomen.
Je reis zal dan een gelukkige
ervaring voor jezelf en voor de rest van de mensen zijn. Als iemand tijdens een pelgrimstocht
naar Kahi of Badrinatk door de dood wordt weggerukt, troost je jezelf ermee dat hij op een
benijdenswaardige manier aan zijn eind is gekomen. Maar wanneer je zelfs maar een lichte
hoofdpijn krijgt in Puttaparthi, geef je mij de schuld. Volgens jou zou iemand die deze
plaats eenmaal heeft betreden niet meer mogen sterven; als dat toch gebeurt, ga je
twijfelen en slinkt je geloof. Maar er kan geen ooglid worden geopend of gesloten zonder Gods wil. Tracht dus Gods genade te verkrijgen
en laat alle vragen door Hem beantwoord worden, en op Zijn manier. Als je eenmaal de naam van God, die
de heerlijkheid zelve is, hebt aanvaart, zal dat alle heerlijkheid, alle zoetheid die
latent in je aanwezig is, wakker schudden. Als je die vreugde hebt geproefd, kun
je nooit meer voor een ogenblik buiten dat voedsel. Het wordt even essentieel als
zuurstof voor de longen. Als je sommige Purana-vertellingen (verhalen uit de oude geschriften) beluistert, zou je kunnen zeggen dat het meer dan genoeg is om je de naam van God op het allerlaatste moment van je leven te herinneren. Het is echter een moeilijke opgave om
je die naam op het laatst weer in gedachten te brengen als je die niet al jarenlang hebt
beoefend.
In de golven van emoties en gedachten
die je op dat laatste moment zullen overspoelen, zal de naam van God in het niet zinken,
tenzij je van nu af aan leert om die naam, wanneer je dat maar wilt, naar de toppen van je
bewustzijn te brengen. Er was eens een winkelier die door
het verhaal van Ajamila werd geïnspireerd. Hij besloot dat hij zich de naam van
God bij zijn laatste ademtocht zou herinneren en om daar zeker van te zijn, had hij een
slimmigheid bedacht. Hij noemde zijn zes zonen naar
verschillende goden, omdat hij wist dat hij op zijn minst een van hen tot zich zou roepen
als hij op sterven lag. Uiteindelijk was het dan zover en,
geheel naar plan, riep hij Gods naam, uit volle macht, zes keer in totaal. De jongens kwamen en stonden rond
zijn sterfbed, en terwijl hij de groep rondkeek, was de laatste gedachte die in de geest
van de stervende opkwam, vlak voor hij zijn laatste adem uitblies: 'Ach jullie zijn
allemaal weggegaan; wie moet er nu op de winkel letten?'
Zie je, zijn winkel was zijn lust en
leven geweest, en hij kon niet zomaar zo kort van tevoren op God overschakelen.
Je verborgen neigingen zullen zich
doen gelden, ongeacht wat je wenst. Het is geen geringe prestatie om bij
je laatste ademtocht de naam van de Heer op de lippen te hebben. Daar is vele jaren van oefenen voor
nodig, gebaseerd op een diepgeworteld geloof en op een standvastig karakter zonder haat of
boosaardigheid. De gedachte aan God kan niet in leven
blijven in een klimaat van ijdelheid en hebzucht. En bovendien, hoe kun je weten wat je
laatste moment is? De God des doods geeft geen bericht vooraf wanneer hij je komt halen. Hij is er niet als fotograaf die
zegt: 'ik druk nu af, bent u klaar?' Als je wilt dat je portret aan de
muren van de hemel komt te hangen, dient het aantrekkelijk te zijn: je houding, je pose en
je glimlach moeten allemaal beschaafd en aangenaam zijn, nietwaar? Wees dus dag en nacht voorbereid op
de 'klik', met de naam altijd op je lippen en Zijn glorie altijd stralend voor ogen. Dan zal je foto, wanneer die ook 'geschoten' wordt, altijd goed zijn.
|