|
SAI BABA: OVER DE BHAGAVAD GITA
WIE BEN IK ? Zo kan ook de lichaamsvorm en de
kleding waarin mensen zijn gestoken verschillend zijn, van de meest geleerde professor tot
de domste sufferd, van de rijkste man tot de rijkste man tot de armste bedelaar, van de
machtigste keizer tot de nederigste burger. Maar degene die woont in al die
lichamen, het Atma dat wordt weerspiegeld in al die lichamen, blijft altijd gelijk. De kleren die je aan hebt en de
sieraden die je draagt, zijn misschien heel duur; iemand die arm is zou zich zulke
kostbare zaken niet kunnen veroorloven. Dat is als het waardeverschil bij de
potten; de goddelijkheid in al die lichamen is echter dezelfde. Wanneer deze waarheid eenmaal tot je
is doorgedrongen en je beseft de eenheid van alle bestaan, zul de zinnen met groot gemak
kunnen beheersen. In plaats dat je probeert anderen te
beheersen, zul je ernaar gaan streven om jezelf te beheersen.
In plaats dat de je anderen op hun
fouten wijst, ga je eigen gedachten en zintuigen onder handen nemen. Elk mens heeft karakterfouten en
gebreken. Wie moet er dan macht en zeggenschap
uitoefenen over wie? Als er iemand een fout heeft begaan,
is het misschien je taak om hem te wijzen op hetgeen wel juist is, maar je hoofddoel moet
zijn jezelf te corrigeren. Kwijt je van je taak, verricht werk
dat je heeft toegewezen, maar vergeet nooit dat diezelfde goddelijkheid woont in ieder
mens. De onwetendheid is zeer diep
geworteld.
Zij verhult de spirituele
werkelijkheid. Welke pogingen je ook onderneemt, het
is onmogelijk om deze dikke laag van onwetendheid te verwijderen. 's Morgens vroeg om zeven uur is je
schaduw ruim vijftien meter lang, hoewel jijzelf misschien maar een meter vijftig bent. Hoe kun je die vijftien meter lange
schaduw kleiner maken?
Kun je je tegen die schaduw weren? Zal hij luisteren als je hem
vermanend toespreekt? Wordt hij korter als je hem
bekritiseert? Wat je ook doet, hij blijft even
lang. Maar naarmate de zon hoger aan de
hemel komt te staan, wordt de schaduw automatisch ingekort. Staat de zon eenmaal loodrecht boven
je, dan is de schaduw vanzelf tot aan je voeten gekomen, smelt ermee samen en is uit het
gezicht verdwenen. Je bent misschien anderhalf tot twee
meter lang, maar je onwetendheid is vijftien meter lang! Daarom moet je steeds meer
zelfonderzoek doen, dan zul je toenemen in wijsheid. Zolang de zon der wijsheid aan de hemel blijft klimmen, wordt je onkunde steeds kleiner en wordt die ten slotte volledig afgebroken. Dat is de eerste methode. Er is nog een tweede methode om af te
rekenen met die schaduw van vijftien meter lang.
Je beseft dat je hem niet de baas
kunt worden door er met je gezicht naartoe snel overheen te lopen. Je beseft dat je de schaduw niet
korter maakt en hem niet kunt laten verdwijnen door in die richting te kijken. Maar als je in plaats van naar je
schaduw, naar de zon bent gekeerd, dan valt de schaduw automatisch achter je, hoe lang hij
ook is, en je weet niet meer dat hij bestaat. Hij blijft voortdurend buiten je
gezichtsveld. Dus in plaats van steeds te denken
hoe onwetend je bent, kun je beter denken aan de zon der wijsheid. Zo houd je de onwetendheid achter je
en de zon voor je uit en word je niet langer beïnvloed door die schaduw. Dit betekent dat je de blik altijd
moet richten op God. Deze twee methoden moet je beide
gebruiken. Richt altijd de ogen op God en
gebruik je intellect en je intuïtie om je wijsheid te vergroten.
Als je niet naar God bent gekeerd en
niet wijzer wilt worden, maar naar de wereld blijft gekeerd, dan zal je onwetendheid
steeds groter worden, evenals je schaduw bij de ondergaande zon, en je zult verdwalen. 'Daarom', sprak Krishna waarschuwend
tegen Arjuna, 'gebruik je intellect (buddhi) om je wijsheid te vergroten. Zo zal je onwetendheid worden
vernietigd. Zodra je onwetendheid is vernietigd,
zijn de tegenstellingen totaal verdwenen. Bestaan er geen tegenstellingen meer,
dan verdwijnen haat en gehechtheid. Zijn deze eenmaal verdwenen, dan zal
je lichaamsbewustzijn ook verdwijnen. Indien er geen lichaamsbewustzijn
bestaat, is er geen smart.' Wil je derhalve het lichaambewustzijn
overwinnen, dan moet je vrij zijn van gehechtheid (raga) en haat (dvesha). Ben je verlost van gehechtheid en
haat, dan zal het dualisme worden vernietigd. Wanneer het dualisme is verdwenen,
dan zal de onwetendheid ophouden te bestaan. Op grond daarvan zegt de vedanta dat
je alleen door wijsheid de onwetendheid kunt vernietigen en het hoogste doel kunt
bereiken. Welke wijsheid moet je aankweken? Krijg je die wijsheid door kennis te
verzamelen over de uiterlijke wereld? Nee, bij die wijsheid gaat het helemaal niet om uiterlijke dingen; deze wijsheid houdt zich uitsluitend bezig met de innerlijke ervaring.
Slechts nadat je zelfvertrouwen hebt
gekregen, zul je leren een groot vertrouwen te stellen in de Heer. Geloof je niet in jezelf, dan kun je niet echt in God geloven; wanneer je vertrouwen hebt in jezelf, dan kun je ook vertrouwen hebben in God. Om te komen tot zo'n vast geloof in
jezelf, moet je doorlopend bezig zijn met zelfonderzoek. Vanaf het ogenblik dat je 's morgens
opstaat totdat je 's avonds naar bed gaat, blijf je maar zeggen 'ik, ik, ik', 'mijzelf' en
'mijn'. Maar weten jullie wel, terwijl je dat
zegt, wie deze 'ik' eigenlijk is? Je zegt: 'dit is mijn lichaam', 'dit
is mijn intelligentie', 'dat zijn mijn diepste gevoelens', 'dat zijn mijn zintuigen', maar
stel je ooit de vraag: 'wie ben ik?' Als je nooit gaat zoeken naar de
waarheid in jezelf, wat is dan de zin van al het onderwijs dat je hebt ontvangen? Als je geen poging onderneemt om het
zelf te doen, wie zal dan komen verwijderen wat er op je voorhoofd geschreven is? In plaats dat je je gaat bezighouden
met zelfonderzoek, laat je zomaar slechte gedachten toe in je denken, zodat je gedachten
afgestompt raken en alle waarde verliezen. Je moet beseffen dat bij de woorden
'dit is mijn zakdoek', degene die de mijn vertegenwoordigt, verschilt van het voorwerp, in
dit geval de zakdoek. Je zegt: 'dit is mijn lichaam', je zegt niet: 'ik ben dit lichaam.' Wanneer je zegt: 'dit is mijn
lichaam', verklaar je dat jij en je lichaam van elkaar verschillen. Wanneer je dan wilt weten wie deze
'jij' is die dit zegt, dan kom je terecht bij de bewoner. Je moet nagaan wie deze bewoner is,
met andere woorden: wie de eigenaar is van dit alles. Alleen wanneer er sprake is van een
eigenaar krijgt het zin te zeggen: 'dit is mijn huis, dit is mijn grond.' Alleen de huiseigenaar heeft het
recht te zeggen: 'dit huis, dit erf is van mij.' Voor het lichaam en de geest is de
bewoner de heer des huizes. Deze eigenaar verandert niet; hij
gaat nooit bij je weg. Daarom moet je door de blik naar
binnen te richten proberen of je de onveranderlijke goddelijkheid kunt ontdekken en
herkennen. Dat is je ware Zelf.
|