|
SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN DE GODDELIJKE WERELDORDE God is het volstrekt Oneindige,
waaraan een oneindig aantal wezenskenmerken toekomt, dat wil zeggen, het Bestendige, dat
alleen door zichzelf bepaald en begrepen wordt. God is ondeelbaar, enig en grond van zichzelf. GODDELIJKE ZELFBEWUSTZIJN Uit het wezen van God vloeit voort,
dat hij zichzelf begrijpt. In God bestaat noodwendig een idee
van zijn wezen. God denkt het Oneindige op oneindige
wijzen, dat is, God vormt een idee van zijn wezen. GODDELIJK BEWUSTZIJN Het goddelijk Bewustzijn is, als het
wezen van God, de ware grond der wereld, zowel naar haar wezen als naar haar bestaan. Het goddelijke Bewustzijn is de enige
grond der wereld.
GODS VRIJHEID God openbaart zich uitsluitend
volgens wetmatigheid van eigen wezen en door niets anders genoodzaakt. Alleen God bestaat krachtens de
noodwendigheid van eigen wezen. God is de volstrekt eerste en uit
zichzelf gegeven grond. Er is geen enkele grond behalve de
volkomenheid van eigen wezen, welke God tot openbaring van zichzelf bepaalt. Uit de noodwendigheid van Gods wezen
moeten oneindig vele openbaringen op oneindige wijzen voortvloeien. Ten opzichte van Gods wezen en
volkomenheid is hetzelfde, op welke wijze zijn verstand en wil in verband tot de wereld
der verschijnselen en hun orde worden opgevat, want uit de hoogste goddelijke volkomenheid
volgt, dat de verschijnselen op geen andere wijze en in geen andere orde uit God kunnen
worden ontvouwd. Uit Gods vermogen of oneindig wezen
vloeit oneindig veel op oneindige wijzen voort, dat wil zeggen, het vloeit daaruit voort
met noodwendigheid en zal met gelijke noodwendigheid daaruit blijven en zal met gelijke
noodwendigheid daaruit blijven volgen op dezelfde wijze als uit het wezen van een driehoek
van eeuwigheid tot eeuwigheid volgt, dat de som zijner hoeken gelijk is aan twee rechte.
God openbaart zich niet krachtens
vrije wil. Gods wil kan niet anders zijn dan
deze zich geopenbaard heeft, zoals uit de goddelijke volkomenheid blijkt. Gods Vermogen God is grond van zichzelf en van de
wereld. Gods vermogen tot zelfontplooiing,
waardoor hij zich in alles openbaart, is zijn wezen zelf. Al wat is, openbaart als deszelfs
grond Gods vermogen tot zelfontplooiing op een vaste en bepaalde wijze. De wetten van Gods wezen zijn zo
alomvattend, dat zij alles wat door een oneindig Verstand (goddelijke Rede) kan worden
begrepen, vermogen te openbaren. Gods alvermogen heeft zich uit alle
eeuwigheid her geopenbaard en zal zich tot in eeuwigheid gelijkelijk blijven openbaren.
De Wereldwording uit God In God bestaat noodwendig een idee
van alles wat uit zijn wezen met noodwendigheid voortvloeit. Het begrip van Gods
wezenskenmerken heeft niet die wezenskenmerken op zichzelf tot grond, maar God zelf, voor
zover hij Bewustzijn is. Hetgeen door zichzelf bestaat en als
grond van zichzelf begrepen wordt, namelijk de wezenskenmerken (attributen) van
God, maakt de 'Scheppende Natuur' (Natura naturans) uit. Tot de 'Geschapen Natuur' (Natura
naturata) behoort evenwel hetgeen uit de noodwendigheid van een wezenskenmerk Gods
voortvloeit. Hetgeen noodwendig uit de volstrekte
onbepaaldheid van Gods wezen voortvloeit, zijn de onmiddellijke openbaringen van God,
krachtens welke alle andere openbaringen volgen, die evenmin zonder God kunnen bestaan of
begrepen worden. De 'Natura naturata' zullen wij in
twee verdelen, in een algemene, en in een bijzondere. De algemene bestaat in alle die
wijzen die van God onmiddellijk afhangen; de bijzondere bestaat in alle die bijzondere
dingen de welke van de algemene wijze veroorzaakt werden, zo dat de 'Natura naturata' om
wel begrepen te worden, enige zelfstandigheden van node heeft.
De goddelijke Rede moet uit een
wezenskenmerk van God, dat het eeuwig en oneindig wezen van het goddelijk Denken uitdrukt,
begrepen worden en kan zonder dit noch bestaan noch begrepen worden. De goddelijke Rede behoort tot de
'Geschapen Natuur'. Uit de noodwendigheid van Gods wezen
moet alles, wat een oneindig Verstand (de goddelijke Rede) omvatten kan,
voortvloeien. God is niet alleen de grond van het
bestaan, maar ook van het wezen der wereld. Hoe meer tussengelegen schakels van gronden en gevolgen een verschijnsel behoeft om als openbaring uit God begrepen te worden, des te onvolkomener is het.
|