LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

       SPINOZA: LEER EN LEVEN DER GROTE DENKERS 

  DE MENS IS EEN MECHANISME  

Daarom kan de begeerte als volgt worden omschreven: begeerte is lust gepaard aan het bewustzijn daarvan.

Uit dit alles blijkt dus: dat wij niets trachten, willen, verlangen of begeren, omdat wij menen, dat het goed is; maar dat wij integendeel allen daarom iets goed noemen, omdat wij er naar streven, het willen, het verlangen, het begeren.

De begeerte is dus de hoofdzakelijke hartstocht (affect) in het menselijk zielenleven: hij beheerst onze ganse binnenwereld, want hij is 's mensen wezenheid zelf.

Hij heeft echter twee andere hoofdaandoeningen ten gevolge: lust en smart, al naar gelang onze begeerte bevredigd wordt of niet.

Behalve deze drie (begeerte, lust, smart) erkent Spinoza geen andere hoofdaandoeningen, daar alle overige uit deze drie voortvloeien.

Blijdschap (lust) staat voor Spinoza gelijk met: 'een overgang van de ziel naar grotere volmaaktheid' en droefenis (smart) daarentegen: 'een overgang tot mindere volmaaktheid'.

Wat ons vreugde bezorgt, verhoogt onze levenskracht en brengt ons nader tot volmaking; Wat ons treurig maakt, vermindert onze levenskracht, daarom tracht de ziel zoveel mogelijk zich zulke dingen te verbeelden, die vreugde scheppen in ons en die wij om deze reden dan ook beminnen.

De dingen, die treurnis scheppen, leren wij haten.

Liefde is dan ook 'niets anders dan blijdschap, gepaard aan de voorstelling ener uitwendige oorzaak en haat niets anders dan droefheid, gepaard aan de voorstelling van een uitwendige oorzaak'.

Wij verheugen ons, wanneer het hun, die wij beminnen, goed gaat en zijn samen met hen treurig, wanneer het hun slecht gaat.

Tegenover hen, die wij haten, zijn echter onze gevoelens tegenovergesteld: wij zijn treurig, wanneer het hun goed, wij zijn blij, wanneer het hun slecht.

drang tot navolging: wij verheugen ons met de verheugden, wij treuren met de treurenden - al zijn onze eigen gevoelens dan ook veel zwakker dan de hunne.

Het medelijden, dat wij, evenals elke treurige aandoening zo gauw mogelijk kwijt willen raken, maakt ons welwillend en tot helpen bereidt.

Op zichzelf echter heeft de mens een neiging tot nijd en leedvermaak.

De haat leidt gemakkelijk tot minachting, de liefde tot overschatting van zijn voorwerp.

Onze natuurlijke liefde voor onszelf leidt zeer gemakkelijk tot hoogmoed en deze wordt dan ook veel vaker aangetroffen dan zijn tegendeel: de nederigheid.

Het overdreven verlangen geëerd te worden heet eerzucht, die men ook al weer vaker vindt dan de bescheidenheid.

De deemoed ontstaat uit de beschouwing van onze zwakheid en onze onmacht; de deemoed is dus geen deugd, want hij verhindert, dat wij ons verheugd en opgeruimd gevoelen.

Evenmin is het berouw een deugd te noemen, want een slechte daad wordt met een 'slechts' (droefenisveroorzakend) gevoelen beantwoord en is dus een dubbele droefenis.

Hoop is een onbestendige vreugd, vrees een onbestendige droefenis.

Er is geen hoop zonder vrees, en geen vrees zonder hoop.

Zo zijn er vele soorten van affecten, eigenlijk zovele als er dingen zijn.

Spinoza heeft dus slechts de voornaamste behandeld.

Hij heeft dit gedaan met groot talent en konsequent-methodish; menige bepaling klinkt wel een weinig gewrongen, maar overal is onze wijsgeer scherpzinnig, overal legt hij onverschrokken de bodem van de ziel in zijn diepste roerselen bloot.

Het is voorzeker de eerlijkste en zonder twijfel de diepste 'antropologie', die in de zeventiende eeuw geschreven werd.

Verwonderen kan het dan ook geenszins, dat sommigen van de moderne psychoanalysebeoefenaars bij dat Spinoza aanknopen en veel van de pschycho-analytische inzichten als reminiscenties aan Spinoza aandoen.

Dat wat bijzonder opvallen moet in deze spinozistische affectenleer is echter: de mens is een mechanisme, op mechanische wijze antwoorden onze gevoelens op de invloeden van buitenaf.

De mens een mechanisme: daarin lag de sterkte van Spinoza, doch tevens: daarin ligt ook zijn grote zwakheid: de mens is geen automaat.