|
SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN DE MYTHISCHE BESCHOUWINGSWIJZE De mythische beschouwingswijze heeft
als zodanig haar uitgangspunt in de opheffing van de tweeheid van kennen en gekend worden
(subject en object van denken), in de Aléénheid derhalve, waarin ook zelfbewustzijn en
denken zijn opgegaan. Daarom kan dit uitgangspunt der mythische beschouwingswijze niet anders zijn dan een definiëring van het ondefinieerbare, een symbolische idee, waarop betrokken wordt hetgeen naar zijn aard niet redelijk kan worden gedacht of begrepen. In deze negatieve staat van inzicht,
welke met de formele gedachte van de Aleenheid als symbolische idee gegeven is, kan de
mythische beschouwingswijze echter niet blijven berusten. De oneindige Eenheid, welke voor het
denken alles en niets is, moet zich als Zelfbewustzijn relativeren; het is redelijk
noodwendigheid, dat het middelbare zichzelf denkt, waardoor het grondeloze tot
grond wordt. De goddelijke Aleenheid sluit in zich de identiteit van subject en object van denken, hetgeen als beginsel van mythische beschouwingswijze aldus moet worden opgevat, dat het Alene zichzelf als denkend denkt, de Zelfbewustwording van de goddelijke Aleenheid. Het Zelfbewustzijn als oneindige
zelfkennis van de goddelijke Aleenheid is het redelijk uitgangspunt der mythische
beschouwingswijze. Op deze gedachte van Zelfbewustwording van de goddelijke Oneindigheid berust de overgang van de onkenbare Aleenheid der goddelijke Oneindigheid tot de redelijke kenbaarheid van de openbaring van het Goddelijke in de wereld.
|