LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

       SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN 

  DE ONSTERFELIJKSHEIDSGEDACHTE  

Het probleem van 's mensen onsterfelijkheid kan in het algemeen op twee wijzen worden gesteld: enerzijds de vraag naar de duur der persoonlijkheid, nadat de dood het in de ervaring gegeven bestaan van de mens heeft doen eindigen; anderzijds de vraag, waarin zich het eeuwige in 's mensen wezen openbaart.

Het antwoord op de eerste vraag wordt gezocht in de richting van een in de tijd begrepen voorstelling van een 'Hiernamaals', waarin de onsterfelijkheid van de mens wordt opgevat als een toestand, die zich voltrekt, niet door het vermogen van de mens zelf, maar krachtens het bestel van zijn goddelijke Schepper.

Wordt het onsterfelijksheids-probleem op de nadere wijze gesteld, namelijk als de vraag naar het eeuwige in 's mensen wezen, dan vordert dit bezinning over datgene, wat als openbaring van het Eeuwige in het bestaan van de mens tot uitdrukking komt.

Zo wordt de onsterfelijkheid van de mens enerzijds opgevat als toestand in een transcendente wereld, waaromtrent de mens geen kennis dan uit on-redelijke Openbaring, het geloof, kan verkrijgen, anderzijds als de bekroning van de levensleer, die de onsterfelijkheid als hoogtepunt van geestesontplooiing doet begrijpen, een taak, door de mens als bestemming in zijn leven te verwerkelijken; onsterfelijkheid als volmaking van de mens tot hoogste levenswaarde.

De Spinozistische beschouwingswijze heeft deze laatste opvatting van 's mensen onsterfelijkheid tot uitdrukking gebracht.

De Spinozistische levensleer is een opgang van inzicht, uitgaande van het tijdelijke en vergankelijke in de mens, en opstijgende tot de ontplooiing van zijn eeuwig wezen.

Met het vergankelijke is verbonden de inbeelding en het door de aandoeningen verduistert inzicht; vergankelijk en tijdelijk is de mens in zijn subjectieve en louter individuele gesteldheid, waarin hij niet vermag door te dringen tot hetgeen zijn ware wezen kenmerkt.

De staat van eeuwigheid echter bereikt de mens, voor zover zijn geest zich van zijn verband in de goddelijke Orde bewust wordt en aldus de eeuwige Waarheid der goddelijke Rede tot openbaring brengt.

De inzichtsvolle mens verwerkelijkt zijn onsterfelijkheid als bewustwording van het eeuwig wezen zijns geestes, zich voltrekkende in een proces van geestesontplooiing.

De mens 'kan' onsterfelijk zijn, maar hij is niet zonder meer.

Weliswaar zijn geest en lichaam, als in de oneindigheid der goddelijke Orde begrepen, in hun algemeenheid eeuwig en onvergankelijk, doch in een zodanig kosmisch verband is de zin van het onsterfelijkheidsprobleem niet gelegen.

De onsterfelijksheidsgedachte heeft betrekking op de mens, maar de onsterfelijkheid is niet elk mensenleven vanzelf als feit gegeven, doch valt naar Spinozistische beschouwingswijze slechts hem ten deel, in wiens geest zich de eeuwige Waarheid der goddelijke Rede openbaart. Onsterfelijkheid is niet de menselijke is niet de menselijke persoonlijkheid met het subjectieve en individuele, dat haar kenmerkt, maar de mens, voor zover hij zich bewust is van zijn oneindige en bestendigen wezensgrond en inzicht erlangt in de Orde der goddelijke Rede: de mens, voor zover hij onder het gezichtspunt der Waarheid zijn subjectiviteit overwint en zich verheft tot de objectiviteit en eeuwigheid van het goddelijke Denken.

Niet in een staat van eeuwige duur is, naar Spinozistische opvatting, de onsterfelijkheid van de mens gelegen, maar de mens verwezenlijkt zijn onsterfelijkheid als de openbaring van zijn ware wezen in de hoogtepunten van zijn leven, voor zover hij bewust deel heeft aan het Eeuwige.