|
SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN DE SPINOZISTISCHE DENKRICHTING Welke zijn de kenmerken van het
Spinozisme als denkrichting? 1. de idee van de absolute
Oneindigheid en Aleenheid als uitgangspunt. 2. de wereldwording uit de absolute
Oneindigheid en Aleenheid. 3. de ontwikkelingsgang van 's mensen
inzicht in het Goddelijke en zijn vereniging met God. In aansluiting hieraan kan de
Spinozistische denkrichting, overeenkomende met de onderscheiding tussen wereld- en
levensleer, ook aldus worden aangegeven, dat zij zich enerzijds openbaart als proces van
het goddelijke Denken, anderzijds als proces van de geest in zijn individuele gesteldheid,
voerende naar zijn verheffing tot de objectiviteit en eeuwigheid van het goddelijke
Denken. Het proces van het goddelijke Denken,
in het goddelijke Zelfbewustzijn begrepen, is de ontvouwing van de Logos, de goddelijke
Rede, waarin de wereldorde tot aanzijn geraakt.
Het proces van de geest in zijn
individuele gesteldheid is de ontwikkelingsgang, welke 's mensen inzicht doorloopt in
gebondenheid aan zijn subjectiviteit en individuele bepaaldheid, om zich tenslotte boven
deze staat te verheffen tot de objectiviteit en eeuwigheid van het goddelijke Denken,
openbarende de Orde van de Logos. Hiermede is tevens de kringloop
aangeduid, welke kenmerkend is voor de Spinozistiche beschouwingswijze: de mens vloeit in
zijn gesteldheid van subjectieve geest uit het ontvouwingproces van de goddelijke Rede
voort en keert in een ontwikkelingsgang van inzicht, ontstegen aan individuele
bepaaldheid, tot de Logos terug. Het grondprobleem van de
Spinozistische denkrichting is nu om te trachten de openbaring Gods in wereld en leven te verstaan,
niet als innerlijk beleven zonder bezinning - al is dit wel uitgangspunt -, maar beperkt
en geleid door redelijk inzicht. Welke redelijke beginselen - d.w.z.
voor het inzicht, waartoe het denken van de mens kan komen, toegankelijke beginselen -
liggen in de Godsidee van het Spinozisme, uitgedrukt als symbolische idee van de oneindige
Aleenheid, opgesloten? Bezinning over dit probleem is het
eerste kenmerk van de Spinozistische denkrichting in haar algemene zin. Hetgeen hierbij aan de Spinozistische
beschouwingswijze in de tweede plaats haar typische vorm geeft, is het uitgangspunt der
redelijke bezinning: de gedachte van het goddelijke Zelfbewustzijn, in welks
ontvouwing de wereldorde gegrond is. De goddelijke Aleenheid heeft een idee van zichzelf en van het oneindig vele, dat op oneindige wijzen daaruit vloeit - aldus luidt de formulering in de Ethica van dit fundamentele beginsel van de Spinozistische denkrichting. Het goddelijk Zelfbewustzijn is
hiermede als uitgangspunt aanvaard voor het inzicht in het onderscheidene, dat de
Aleenheid als zodanig in zich niet-onderscheiden omvat: de Aleenheid, die
zichzelf denkt als Zelfbewustzijn en welker Zelfkennis de eeuwige orde van het Universum
is. Het goddelijk Bewustzijn is, op deze
wijze opgevat, de grond van al wat is en dus ook der wereldorde, voor zover van al wat is
en dus ook der wereldorde, voor zover de mens daarin inzicht kan verwerven, d.w.z. het
goddelijke Bewustzijn is niet slechts de bron van het begrip (idee) der
wereld, maar evenzeer van haar ruimtelijke gestalte en vorm. Dit betekent, dat zowel de
geestelijke als de lichamelijke zijde van wereld en leven haar grond vinden in het
goddelijke Bewustzijn, dat denkt en vormt. Hiermede is vastgesteld, dat het goddelijk Bewustzijn van gans andere aard is dan het bewustzijn van de mens, dat de lichamelijke wereld als zodanig uiteraard niet kan vormen, maar in het bestaan der lichamelijke wereld - daargelaten of en in hoeveree inzicht daarin mogelijk is - een beperking van zijn kenvermogen moet aanvaarden.
|