LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

       SPINOZA 

  LICHAAM EN BEWUSTZIJN VAN DE MENS  

Het Zijn manifesteert zich in een oneindig aantal dingen, op een oneindig aantal wijzen uitgedrukt.

Wat zich in de uitdrukkingswijzen openbaart is dus steeds hetzelfde, enige Zijn, zij het steeds op een andere wijze tot uiting gebracht.

In het Ruimtelijk en het Bewustzijn komt derhalve hetzelfde tot uitdrukking, enerzijds het Zijn als oorzaak en inhoud van de ruimtelijkheid, anderzijds het Zijn als bewustzijn van het Zijn als oorzaak en alles wat in het Zijn vervat is, dus ook als ruimtelijkheid.

Het Bewustzijn is dus o.a. het bewustzijn van het ruimtelijke.

De bestaanswijzen in het Bewustzijn zijn dan ook niet veroorzaakt door de overeenkomstige bestaanswijzen in het Ruimtelijk, of andersom, daar elke bestaanswijze uit haar eigen uitdrukkingswijze voortvloeit.

Indien het oorzakelijk verband van de bestaanswijzen in het Bewustzijn gelijk is aan dat van de bestaanswijzen in het Ruimtelijke is dit dus niet het gevolg van het feit dat de ene de andere veroorzaken, doch daaraan toe te schrijven dat beide bestaanswijzen hetzelfde tot uitdrukking brengen, hetzelfde zijn, op een andere wijze uitgedrukt.

Elk verschijnsel in het Ruimtelijke correspondeert derhalve met een overeenkomstig verschijnsel in het Bewustzijn.

De waarneming leert ons dat de mens bestaat uit een lichaam en een bewustzijn, vervuld van begrippen, verlangens, gevoelens enz.

Wij zijn er ons tevens van bewust dat het menselijk lichaam eindig is, d.w.z. dat daarnaast een eindeloos aantal andere menselijke lichamen bestaat, terwijl dit lichaam op een bepaald ogenblik zijn bestaan heeft aangevangen en eens zal teniet gaan.

Tevens geven wij er onze rekenschap van dat het menselijk lichaam in de ruimte, als ruimtelijk verschijnsel, wordt aangenomen.

Aangezien alles wat is een oneindige of eindige bestaanswijze in de uitdrukkingswijzen is, is het menselijk lichaam derhalve een eindige bestaanswijze in de uitdrukkingswijze van het Ruimtelijke.

Zo is het menselijk bewustzijn de hiermede corresponderende eindige bestaanswijze in de uitdrukkingswijze van het Bewustzijn, en wel het bewustzijn van het menselijk lichaam.

Evenals het menselijk lichaam het Ruimtelijke op een bepaalde en beperkte wijze tot uitdrukking brengt, openbaart het menselijk bewustzijn het Bewustzijn op een overeenkomstige bepaalde en beperkte wijze.

Uit een beschouwing van de verhouding van het menselijk lichaam tot de totale inhoud van het Ruimtelijke kan de verhouding van het menselijk bewustzijn tot het Bewustzijn worden begrepen.

Het menselijk lichaam is echter niet steeds van dezelfde hoedanigheid, verkeert niets steeds in dezelfde toestand, aangezien het lichaam op velerlei wijzen door bemiddeling van de zintuigen met andere ruimtelijke verschijnselen in contact treedt.

Dit contact brengt wijzigingen in de toestand van dat lichaam teweeg. Aangezien lichaam en bewustzijn steeds volkomen met elkander corresponderen en het bewustzijn het bewustzijn van het lichaam is, zal ook de hoedanigheid van het menselijk bewustzijn aan velerlei wijzigingen onderhevig zijn.

Nu is de gewijzigde toestand waarin een lichaam wordt gebracht de resultante van de aard van dit lichaam en van die van het uitwendige voorwerp dat hierop heeft ingewerkt.

Deze gewijzigde toestand sluit derhalve de aanwezigheid van het uitwendige voorwerp in zich, zodat ook in het menselijke bewustzijn naast het menselijk lichaam dit uitwendige voorwerp aanwezig moet zijn.

De mens is zich dus bewust van de aanwezigheid van zijn lichaam zowel als van alles wat op de toestand van het lichaam invloed uitoefent, d.w.z. alles wat door middel van de zintuigen tot het menselijk lichaam doordringt.

Hoe meer dus een lichaam voor beïnvloeding door uitwendige voorwerpen vatbaar is, des te groter zal de inhoud zijn van het bewustzijn dat met dat lichaam correspondeert.

Nu dient hierbij nog het volgende bedacht te worden.

Het Bewustzijn als uitdrukkingswijze is het bewustzijn van het Zijn in al zijn verschijningen.

Tot deze verschijningen behoort echter het Zijn als Bewustzijn.

Ook van het Bewustzijn bestaat derhalve in het Bewustzijn een bewustzijn, dat het Zelfbewustzijn genoemd kan worden.

Zo gaat ook het menselijk bewustzijn, dat immers deel en verschijning is van het Bewustzijn, met het menselijke bewustzijn gepaard.

Is dus het menselijk bewustzijn het bewustzijn van de aanwezigheid van het menselijk lichaam en daarmede van uitwendige voorwerpen die de aard van dat lichaam beïnvloeden, zo is het menselijk zelfbewustzijn het bewustzijn van de aanwezigheid van dit bewustzijn.

M.a.w. de mens is zich ervan bewust dat hij zijn lichaam en uitwendige voorwerpen waarneemt.

Aangezien de verhouding tussen zelfbewustzijn en bewustzijn dezelfde is als die tussen bewustzijn en lichaam geldt het in het hiernavolgende omtrent het bewustzijn gezegde mutatis mutandis eveneens voor het zelfbewustzijn.

Het menselijk bewustzijn is derhalve beperkt tot het bewustzijn van het lichaam enerzijds en tot het bewustzijn van bewustzijn anderzijds.

Alhoewel dus het Zijn zich in een oneindig aantal uitdrukkingswijzen openbaart, is het de mens uit de aard van zijn wezen slechts gegeven twee hiervan te kennen, t.w. het Ruimtelijke en het Bewustzijn.

Uit hetgeen reeds hierboven werd gezegd volgt, dat het menselijk bewustzijn in slechts zeer beperkte mate deel uitmaakt van het Bewustzijn.

Immers, het Bewustzijn is de volledige uitdrukking op deze wijze van de gehele inhoud van het Zijn.

Het menselijk bewustzijn drukt hiervan slechts een zeer gering deel uit, een deel dat staat tot het geheel als het menselijk lichaam tot het gehele ruimtelijke Zijn.

Wat het bewustzijn van het menselijk lichaam zelf betreft, zelfs dit kan niet volledig genoemd worden.

Immers, het menselijk lichaam is op zichzelf een samenstel van een groot aantal lichamen (organen, bestanddelen van het bloed, enz.), die alleen door het aanwezig zijn van een bepaalde onderlinge verhouding geacht worden het menselijk lichaam samen te stellen.

Alleen in die verhouding is de mens zich dus van deze delen bewust, doch niet voor zover zij op andere wijze, los van hun functie als samenstellende delen van het menselijk lichaam, bestaan.

Voorts is een bepaald menselijk lichaam, als eindige bestaanswijze, de resultante van een eindeloze reeks van eindige bestaanswijzen die tenslotte aan dit bepaalde menselijke lichaam het aanzijn hebben geschonden.

Aangezien de volledige kennis van iets de kennis veronderstelt van zijn oorzaak, is ook uit hoofde hiervan het bewustzijn van het menselijk lichaam niet volledig te noemen.

Dat ook uitwendige voorwerpen niet volledig tot bewustzijn komen, d.w.z. niet naar hun ware wezen in het bewustzijn gekend worden is duidelijk als men bedenkt, dat het bewustzijn het bewustzijn is van het menselijk lichaam en zijn toestanden, en uitwendige voorwerpen dus slechts in zoverre in het bewustzijn aanwezig zijn als zij het lichaam in een bepaalde toestand hebben gebracht, een toestand die de resultante is van de aard van het menselijk lichaam en die van de uitwendige voorwerpen.

De mens heeft dus geen bewustzijn van uitwendige voorwerpen zoals deze op zichzelf zijn, dus afgezien van de wijze waarop zij het menselijk lichaam beïnvloeden.

Deze kennis bestaat alleen in het Bewustzijn, waarin alle verschijningsvormen van het zijn volledig tot uitdrukking komen.

Dit alles wordt nog duidelijker als men bedenkt dat het volledige bewustzijn, het bewustzijn van het ware wezen van de dingen alleen in het Bewustzijn wordt aangetroffen, dat zich van elk ding bewust is, waarin elk ding aanwezig is tegelijk met al het andere dat de inhoud van het Zijn uitmaakt.

Alleen daar dus is een bewustzijn van de werkelijke zijnsinhoud (het werkelijke wezen) van de dingen, tegelijk en in vergelijking met al het andere dat in het Zijn begrepen is, aanwezig.

De mens daarentegen is zich van de dingen bewust vanuit het beperkte standpunt dat de consequentie is van de beperkte zijnsinhoud van zijn lichaam en het bewustzijn daarvan.

Alleen het Bewustzijn ervaart de dingen zoals ze werkelijk zijn.

Het menselijk bewustzijn een zeer partieel aspect daarvan, een deel dat wordt weergegeven door de verhouding eindige bestaanswijze, veroorzaakt door een eindeloze keten van andere eindige bestaanswijzen, tot het eeuwige en oneindige Ruimtelijke.

Dit is de negatieve kant aan het bewustzijn; de positieve is deze, dat het toch ook, zij het op beperkte wijze, aan het Bewustzijn uitdrukking geeft.

Wij zullen thans nagaan welke consequenties deze laatste visie op het menselijk bewustzijn heeft.

Het eerste waarin het bewustzijn zich openbaart is de voorstelling.

Er moet eerst een voorstelling zijn van iets voordat andere bewustzijnsverschijnselen hieromtrent mogelijk zijn, zoals liefde, begeerte enz.

Er is dus geen liefde, begeerte enz. zonder voorstelling, maar er kan wel een voostelling bestaan zonder liefde, begeerte enz.

Deze voorstelling dient niet verward te worden met de lichamelijke indruk die door een uitwendig voorwerp wordt teweeggebracht.

Deze indruk is een verandering van de lichaamstoestand.

De overeenkomstige voorstelling is het bewustzijn van de aanwezigheid (het zijn of bestaan) van het uitwendige voorwerp.

De eerste is een bestaanswijze in de uitdrukkingswijze van het Ruimtelijke, de tweede een bestaanswijze in de uitdrukkingswijze van het Bewustzijn.

De voorstelling in het Bewustzijn, de voorstelling van het Zijn als oorzaak en van alles wat uit deze oorzaak voortvloeit, een oneindig aantal dingen, op een oneindig aantal wijzen uitgedrukt, geeft de dingen in hun ware en volledige wezen en in hun ware onderlinge verhouding weer.

De voorstelling in het Bewustzijn van een bepaald menselijk lichaam is derhalve een voorstelling die gepaard gaat met voorstellingen van het ware wezen van alles wat naast dit menselijk lichaam bestaat, het Zijn als oorzaak en gevolg in zijn uitdrukkingswijzen, oneindige en eindige bestaanswijzen.

De voorstelling in het menselijk bewustzijn is de voorstelling van het menselijk lichaam zonder meer.

Hieraan ontbreken dus de voorstellingen van alles wat niet op dit lichaam inwerkt en, zoals wij gezien hebben, van het ware wezen van het menselijk lichaam zelf en van alles wat door middel van de zintuigen op de toestand van dit lichaam invloed uitoefent.

Doch Bewustzijn en menselijk bewustzijn zullen in bepaalde voorstellingen kunnen overeenstemmen.

Niet, zoals gezegd, in voorstellingen van het ware en volledige wezen van het lichaam, de samenstellende delen daarvan en alles wat is, dus zowel aan dit lichaam, zijn delen als aan alles wat daarnaast bestaat, gemeen is.

Dat dit nooit het wezen der dingen uitmaakt is duidelijk als men bedenkt dat onder het wezenlijke van iets juist dat verstaan wordt, waardoor het zich van andere dingen onderscheidt.

Dit gemeenschappelijk, dat zowel in het menselijk lichaam als in alle uitwendige voorwerpen, waarmede het in contact komt, aanwezig is zal ook aanwezig zijn in alle indrukken die het menselijk lichaam van uitwendige voorwerpen ontvangt, aangezien die indrukken het resultaat zijn van de aard van het menselijk lichaam en die van uitwendige voorwerpen.

De voorstellingen van alle toestanden waarin het menselijk lichaam kan verkeren zullen dit gemeenschappelijke in zich bevatten en dus zal de mens zich ervan bewust zijn dat een bepaalde, hem bekende eigenschap van zijn lichaam aan alle dingen gemeen is, m.a.w. hij zal in zoverre een met de werkelijkheid overeenstemmende voorstelling van de dingen hebben of hij zal in zoverre deze dingen begrijpen.

Hieruit volgt dat de voorstellingen of begrippen van dat, wat in alles aanwezig is, aan alle mensen gemeen zijn.

Op dezelfde wijze kan betoogd worden dat wat het menselijk lichaam gemeen heeft met bepaalde uitwendige voorwerpen, die op het lichaam inwerken, ook door de mens begrepen zal worden, waaruit volgt dat de mens des te beter in staat is om te begrijpen, naarmate zijn lichaam meer met andere voorwerpen gemeen heeft.