|
SPINOZA MATERIALISME EN IDEALISME De vraag naar het primaat van de stof (ruimtelijkheid) of de geest (bewustzijn), die van: 'materialisme of idealisme?' Wordt door Spinoza aldus beantwoord,
dat hij tegenover het: 'het een of het ander', het een naast het ander stelt. De enige band tussen ruimtelijkheid
en bewustzijn is deze, dat zij ieder voor zich het Zijn op een bepaalde wijze tot
uitdrukking brengen. Een andere band is er niet. Ten nadere verklaring van deze
verhouding merkt Spinoza op dat, zolang als wij de dingen als bestaanswijzen in het
Bewustzijn beschouwen, wij ook hun onderlinge samenhang of oorzakelijk verband uitsluitend
door de uitdrukkingswijze van het Bewustzijn moeten verklaren. Voor zover wij daarentegen de dingen als bestaanswijzen in het Ruimtelijke opvatten, moet het oorzakelijk verband uitsluitend met behulp van de uitdrukkingwijze van het Ruimtelijke verklaard worden.
Hetzelfde geldt van de overige
uitdrukkingswijzen. Daarom is het Zijn van de dingen
zoals zij op zichzelf ('an sich') zijn eigenlijk alleen de oorzaak voor zover het uit
oneindig vele uitdrukkingswijzen bestaat. Deze zienswijze leidt tot het
merkwaardige en verstrekkende gevolg, dat een wederzijdse beïnvloeding van 's mensen
geest en lichaam uitgesloten is. De gangbare opvatting van de 'geest
die 's kunstenaars hand bestiert' en daardoor schilderijen, bouwwerken en wat dies meer
zij, voortbrengt gehoord volgen Spinoza tot de waandenkbeelden. De ontstaan van een schilderij, een
eindige bestaanswijze in de ruimtelijkheid, is uitsluitend uit een eindeloze reeks van
andere eindige bestaanswijzen in het Ruimtelijke te verklaren, en door niets anders. Dat de lichaamstoestand, die de schepping van het kunstwerk mogelijk maakt, gepaard gaat aan een corresponderende bewustzijnsinhoud spreekt echter na het voorgaande vanzelf.
|