LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

       SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN 

  MENSBESCHOUWING  

De mens denkt.

De mens bestaat uit geest en lichaam.

's Mensen macht is zeer beperkt en wordt door de machten buiten hem oneindig overtroffen.

's Mensen geest kan slechts in twee wezenskenmerken Gods (Denken en Aanschouwing) inzicht erlangen.

Verband van mens en God.

De mens is wezenlijk in God en kan niet zonder God bestaan noch begrepen worden; hij is een openbaringswijze, waarin het goddelijk Wezen zich op een bepaalde en eindige wijze uitdrukt.

Het wezen van de mens, voor zover hij denkt, is een openbaringswijze van het goddelijk Denken.

Onware ideeën bestaan alleen in zoverre in 's mensen geest als hij een deel is van een denkend Wezen, welks ideeën nu eens geheel, dan slechts gedeeltelijk in 's mensen geest leven.

's mensen geest is een deel van het 'oneindige Verstand' Gods (de goddelijke Rede).

's Mensen kennis.

De eerste soort van kennis is inbeelding, de tweede soort het verstandelijk weten en de derde soort het doorschouwend inzicht (intuïtie).

De op inbeelding berustende kennis is de enige bron van onwaarheid, de tweede en derde soort van kennis sluiten noodwendig waarheid in.

Wie een ware idee heeft, weet, dat hij een ware idee heeft en kan aan de waarheid daarvan niet twijfelen.

De ware begrippen, welke de mens vormt, zijn in zijn wezen en deszelfs wetmatigheid gegrond.

Uit het doorschouwend inzicht ontspringt de hoogste bevrediging des geestes.

Het doorschouwend inzicht is gegrond in het eeuwig wezen des geestes.

's Mensen streven naar Zelfhandhaving.

Al wat is, vloeit noodwendig uit Gods wezen voort en komt door de noodwendigheid van het goddelijk wezen op een bepaalde wijze tot bestaan en ontplooiing.

Al wat is, kon door God op geen andere wijze noch in andere orde tot aanzijn gebracht worden dan gelijk is.

Al wat is, openbaart als deszelfs grond Gods vermogen tot zelf-ontplooiing op een vaste en bepaalde wijze; aldus vloeit noodwendig uit alles een gevolg voort.

Het streven naar zelfhandhaving is het wezen van al wat is, zich uitend in het vermogen tot zelf-ontplooiing.

De mens streeft naar zelfhandhaving uitsluitend krachtens eigen wezenswetmatigheid.

Uit het wezen van al wat op een bepaalde wijze bestaat, vloeien noodwendig bepaalde gevolgen voort.

De drang des geestes naar zelfhandhaving uit zich in redelijke bezinning.

De hoogste uiting van het streven van de geest naar zelfhandhaving is in doorschouwend inzicht, als wat is, te begrijpen.

Hoe meer de mens op de weg van doorschouwend inzicht is voortgeschreden, des te beter zal hij zichzelf en God verstaan en des te voorkomender zal hij zijn.