|
SPINOZA: GOD-WERELD-LEVEN MENSBESCHOUWING De mens denkt. De mens bestaat uit geest en lichaam. 's Mensen macht is zeer beperkt en
wordt door de machten buiten hem oneindig overtroffen. 's Mensen geest kan slechts in twee
wezenskenmerken Gods (Denken en Aanschouwing) inzicht erlangen. Verband van mens en God. De mens is wezenlijk in God en kan
niet zonder God bestaan noch begrepen worden; hij is een openbaringswijze, waarin het
goddelijk Wezen zich op een bepaalde en eindige wijze uitdrukt. Het wezen van de mens, voor zover hij
denkt, is een openbaringswijze van het goddelijk Denken. Onware ideeën bestaan alleen in
zoverre in 's mensen geest als hij een deel is van een denkend Wezen, welks ideeën nu
eens geheel, dan slechts gedeeltelijk in 's mensen geest leven. 's mensen geest is een deel van het
'oneindige Verstand' Gods (de goddelijke Rede).
's Mensen kennis. De eerste soort van kennis is
inbeelding, de tweede soort het verstandelijk weten en de derde soort het doorschouwend
inzicht (intuïtie). De op inbeelding berustende kennis is
de enige bron van onwaarheid, de tweede en derde soort van kennis sluiten noodwendig
waarheid in. Wie een ware idee heeft, weet, dat
hij een ware idee heeft en kan aan de waarheid daarvan niet twijfelen. De ware begrippen, welke de mens
vormt, zijn in zijn wezen en deszelfs wetmatigheid gegrond. Uit het doorschouwend inzicht
ontspringt de hoogste bevrediging des geestes. Het doorschouwend inzicht is gegrond
in het eeuwig wezen des geestes. 's Mensen streven naar
Zelfhandhaving. Al wat is, vloeit noodwendig uit Gods
wezen voort en komt door de noodwendigheid van het goddelijk wezen op een bepaalde wijze
tot bestaan en ontplooiing. Al wat is, kon door God op geen
andere wijze noch in andere orde tot aanzijn gebracht worden dan gelijk is. Al wat is, openbaart als deszelfs
grond Gods vermogen tot zelf-ontplooiing op een vaste en bepaalde wijze; aldus vloeit
noodwendig uit alles een gevolg voort. Het streven naar zelfhandhaving is het wezen van al wat is, zich uitend in het vermogen tot zelf-ontplooiing. De mens streeft naar zelfhandhaving
uitsluitend krachtens eigen wezenswetmatigheid. Uit het wezen van al wat op een
bepaalde wijze bestaat, vloeien noodwendig bepaalde gevolgen voort. De drang des geestes naar zelfhandhaving uit zich in redelijke bezinning. De hoogste uiting van het streven van
de geest naar zelfhandhaving is in doorschouwend inzicht, als wat is, te begrijpen. Hoe meer de mens op de weg van doorschouwend inzicht is voortgeschreden, des te beter zal hij zichzelf en God verstaan en des te voorkomender zal hij zijn.
|