|
THOMAS EVANGELIE
DIE VOOR U STAAT (91)
Zij zeiden tot hem:" Zeg
ons wie gij zijt opdat wij in U geloven." Hij sprak tot hen:" Gij leest het
gelaat van hemel en aarde. Er gij hebt niet degene die voor u is herkend. en gij weet niet
dit moment te lezen."
Stel je voor dat er iemand opstaat die zegt dat hij verlicht is, wie moet hij zeggen dat hij is? Waaraan zullen de mensen hem herkennen? Hoe moeten de leerlingen weten dat ze zijn woorden moeten geloven en hoe weten ze dat het waar is wat hij zegt? LEES VERDER
|