|
KRISHNAMURTI: LAAT HET VERLEDEN LOS
ANGST = DE GANG VAN HET BEKENDE NAAR HET ONBEKENDE Angst is een van de grootste
levensproblemen. Een geest die gevangen is in angst
leeft in verwarring, in conflict en moet daarom gewelddadig zijn, verwrongen en agressief. Hij durft zijn eigen denk-patronen
niet los te laten en dat kweekt huichelarij. Al beklimmen we de hoogste bergen en
vinden we allerlei soorten goden uit, totdat we vrij zijn van angst zullen we steeds in
het duister blijven. Levend in een corrupte, stompzinnige
maatschappij als de onze, opgevoed in wedijver die de angst in het leven roept, worden we
allen belast met diverse soorten van angst en angst is iets afschuwelijks, dat verdraait,
bedriegt en onze dagen somber maakt. Er bestaat een lichamelijke angst,
maar dat is een reactie die wij geërfd hebben van de dieren. Het zijn psychologische angsten waar
we ons nu mee bezighouden, want als we de diep-gewortelde psychologische angsten
begrijpen, zullen we in staat zijn het hoofd te bieden aan de dierlijke angsten, terwijl
als wij ons eerst bezighouden met de dierlijke angsten, dit ons nooit zal helpen de
psychologische te begrijpen. We zijn allen bang voor iets;
er bestaat geen angst in abstracto. Ze bestaat altijd met betrekking tot iets. Kent u uw eigen angsten - angst om uw
betrekking te verliezen, angst voor te weinig voedsel of geld, of voor wat uw buren of de
buitenwereld over u denken, angst om geen succes te zijn, om uw positie in de maatschappij
te verliezen, om veracht of bespottelijk gemaakt te worden - angst voor pijn en ziekte,
voor overheersing, om nooit te zullen weten wat liefde is of nooit liefgehad te worden, om
je vrouw of kinderen te verliezen, voor de dood, om te moeten leven in een wereld die
gelijk de dood is, voor de uiterste verveling, om niet te kunnen beantwoorden aan het
beeld, dat je van jezelf gemaakt hebt, om je geloof te verliezen - al deze en onnoemelijk
veel andere angsten? En wat doet u er meestal mee? U vlucht ervoor, nietwaar, of u vindt
ideeën en beelden uit om ze te bedekken. Maar vluchten voor angst betekent
haar alleen haar vergroten. Een van de hoofdoorzaken van angst is
dat we onszelf niet willen zien zoals we zijn. Dus moeten we, evenals de angsten
zelf, ook het netwerk van ontsnappingen onderzoeken, dat we ontwikkeld hebben om aan de
angst te ontkomen. Indien de geest, de hersens
inbegrepen, de angst probeert te overwinnen, te onderdrukken, in bedwang houden, te
beheersen om te zetten in termen van iets anders, ontstaat er wrijving, conflict is
verspilleng van energie. Het eerste wat wij onszelf dan moeten
afvragen is: wat is angst en hoe ontstaat ze? Wat bedoelen we met het woord angst
zelf? Ik vraag mijzelf af, wat angst is,
niet waar ik angst voor heb. Ik leid een bepaald soort leven; ik
denk volgens een bepaald patroon; ik geloof in bepaalde dingen en dogma's en ik wil niet
dat deze bestaanpatronen verstoord worden, want ik heb er mijn wortels in. Ik wil ze niet verstoord hebben,
omdat deze storing een staat van niet-weten teweegbrengt en daar heb ik een afkeer van. Als ik weggerukt word van al datgene
wat ik weet en geloof, wil ik er redelijk zeker van zijn naar welke staat van dingen ik
toe ga. De hersencellen hebben dus een
patroon geschapen en deze cellen weigeren een ander patroon te vormen waar ze niet zeker
van zijn. De gang van zekerheid naar
onzekerheid noem ik angst. Op dit speciale moment, zoals ik hier
zit, ben ik niet bang; ik ben op dit moment niet bang, er gebeurt niets met me, niemand
bedreigt me of wil me iets afnemen. Maar achter dit huidige moment is een
diepere laag in de geest die er bewust of onbewust over denkt, wat er zou kunnen gebeuren
in de toekomst, of zich bezorgd er over maakt dat iets uit het verleden mij zal
achterhalen. Ik ben dus bang voor het verleden en
voor de toekomst. Ik heb de tijd verdeeld in verleden
en toekomst. Het denken bemoeit zich ermee en
zegt: wees voorzichtig dat het niet nog eens gebeurt, of: wees voorbereid op de toekomst. De toekomst kan gevaarlijk voor je
zijn. Je hebt nu iets, maar je zou het kunnen verliezen. Misschien sterf je morgen, je vrouw
gaat er vandoor, je kunt je betrekking verliezen. Misschien word je nooit beroemd. Misschien zul je eenzaam zijn. Je moet heel zeker zijn van morgen. Neem nu eens uw eigen speciale vorm
van angst. Kijk ernaar. Sla je reacties erop gade.
Kun je ernaar kijken zonder enige
poging tot ontvluchten, tot rechtvaardigen, tot veroordelen of tot onderdrukken? Kun je naar angst kijken zonder het
woord dat de angst veroorzaakt? Kun je bijvoorbeeld naar de dood
kijken zonder het woord dat de angst voor de dood opwekt? Het woord zelf brengt een trilling,
nietwaar, zoals het woord liefde een eigen trilling, een eigen beeld oproept. Is het nu dat beeld dat er in uw
geest bestaat van de dood, de herinnering aan zovele sterfgevallen die u heeft meegemaakt
en de associatie van jezelf met deze voorvallen - is het dat beeld dat die angst
veroorzaakt? Of is u echt bang aan uw einde te
komen, niet voor het beeld dat dit einde schept? Bezorgt het woord dood u angst, of
het werkelijke einde? Indien het dat woord of de
herinnering is, die de angst bij u veroorzaakt, dan is het helemaal geen angst. Laten we nu veronderstellen dat u
twee jaar geleden ziek was en dat de herinnering aan die pijn, die ziekte, blijft, en dat
de nu werkzame herinnering zegt voorzichtig, wordt niet opnieuw ziek. Het zijn dus de herinneringen en haar
associaties die de angst opwekken, maar dat is helemaal geen angst, omdat u op dit moment
werkelijk gezond is. Het denken, dat altijd oud is, omdat
het denken het antwoord is op de herinnering en herinneringen altijd oud zijn - het denken
schept in de tijd het gevoel dat je bang bent, wat in feite niet zo is. Het feit is dat je gezond bent. Maar de ervaring, die in je geest is
achtergebleven als herinnering, wekt de gedachte 'Wees voorzichtig, word niet opnieuw
ziek'. We zien dus dat het denken een soort
angst voortbrengt. Bestaat er echter, los daarvan,
angst? Is angst altijd het resultaat van het
denken en als dat zo is, bestaat er dan nog een andere vorm van angst? We zijn bang voor de dood - dat is
iets dat morgen of overmorgen, na verloop van tijd, gaat gebeuren. Er is een afstand tussen het heden en
wat er gaat gebeuren. Het denken nu heeft deze toestand
ervaren; doordat het de dood heeft gadegeslagen zegt het: 'ik zal sterven'. Het denken wekt de angst voor de dood
en als het dit niet doet, bestaat er dan eigenlijk wel angst? Is angst het gevolg van denken? Zo ja, dan is de angst, evenals het
denken, ook altijd oud. We zeiden het reeds: er bestaat geen
nieuw denken. Als we het herkennen is het oud. Waar we dus bang voor zijn, is de
herhaling van het oude - voor wat het denken over wat geweest is in de toekomst
projecteert. Daarom is het denken verantwoordelijk
voor angst. Je kunt zelf zien dat dit zo is.
Wanneer je ergens onmiddellijk mee
geconfronteerd wordt, is er geen angst. Alleen wanneer het denken zich ermee
gaat bemoeien, is er angst. Onze vraag is daarom nu of het de
geest mogelijk is om geheel, volledig, in het heden te leven. Alleen zulk een geest kent geen
vrees. Om dit te verstaan, dient u echter de
samenstelling van het denken, de herinnering en de tijd te begrijpen. Als u dit begrijpt, niet
verstandelijk, niet letterlijk, maar in werkelijkheid met je hart, je geest, met al wat in
je is, dan zult u vrij zijn van angst. Het denken is, evenals het geheugen,
natuurlijk onmisbaar in het dagelijks leven. Het is het enige instrument dat wij
bezitten voor communicatie, bij onze beroepsbezigheden, enz. Het denken is het antwoord op de
herinnering; de herinnering verzamelt door ervaring, kennis, traditie, tijd. Vanuit de achtergrond der herinnering
reageren wij en dit reageren is denken. Het denken is dus essentieel op
bepaalde niveaus, maar als het zich op het psychologische vlak projecteert als toekomst en
verleden, angst zowel als genoegen opwekt, dan wordt de geest dof gemaakt en is stilstand
onvermijdelijk. Dus vraag ik mijzelf met klem af:
'waarom, waarom, waarom toch denk ik aan de toekomst en het verleden in termen van
genoegen en pijn, wetend dat zulke gedachten angst verwekken. Is het, psychologisch gesproken, niet
mogelijk het denken te beëindigen, omdat anders de angst nooit zal ophouden? Een van de functies van het denken is voortdurend met iets bezig zijn. De meesten van ons willen onze geest
ook aan een stuk bezig zien, opdat dit zal verhinderen, dat we onszelf zien, zoals we
inderdaad zijn. We zijn bang voor de leegte. Wij zijn bang onze angsten onder de
ogen te zien. Je kunt je angsten bewust gewaarzijn,
maar ben je ze gewaar in de diepere lagen van je geest? Moet de angst verdeeld worden in
bewuste en onbewuste angst? Dat is een zeer belangrijke vraag.
De specialist, de psycholoog, de
psychiater hebben de angst verdeeld in diepliggende en aan de oppervlakte liggende lagen,
maar als u volgt wat de psycholoog zegt, of wat ik zeg, begrijpt u wel onze theorieën,
onze dagma's, onze kennis, maar niet jezelf. U kunt u zelf niet begrijpen op grond
van een uitleg, die Freud of Jung of ik u geven. Aan jezelf moet je de vraag
stellen of angst verdeeld moet worden in een bewuste of onderbewuste. Of bestaat er slechts angst die je in verschillende vormen vertaalt? Er is slechts een verlangen; er is
alleen verlangen. Je verlangt. De voorwerpen van het verlangen
veranderen, maar het verlangen is altijd gelijk. Misschien bestaat er dus - op
dezelfde wijze - alleen angst. Je bent bang voor allerlei dingen,
maar er is slechts een angst. Als u zich realiseert dat angst niet
verdeeld kan worden, zult u inzien dat u dit probleem van het onderbewuste geheel
weggewerkt hebt en zo de psychologen en psychiaters hebt beetgenomen. Als u begrijpt dat angst een
afzonderlijke beweging is die op verschillende wijzen tot uitdrukking komt en wanneer u de
beweging ziet en niet het voorwerp waar de beweging op gericht is, dan ziet u een immense
vraag onder de ogen; hoe kunt u ernaar kijken zonder de verbrokkelheid die de geest heeft
aangekweekt? Er is alleen maar totale
angst, maar hoe kan de geest, die in fragmenten denkt, dit totale beeld waarnemen? Kan hij dat? We hebben een leven van verbrokkeling
geleefd en kunnen slechts naar die totale angst kijken door middel van het fragmentarisch
denk-proces. De gehele gang van de denk-machine is
erop gericht alles in kleine stukjes te verdelen; ik hou van je en ik haat je, je bent
mijn vijand, je bent mijn vriend; mijn betrekking, mijn positie, mijn prestige, mijn
vrouw, mijn kind, mijn land en jouw land, mijn God en jouw God - dat alles is de
verbrokkelheid van het denken. En dit denken kijkt naar de totale
toestand van angst, of tracht dit althans en herleidt haar tot fragmenten. Daarom zien we dat de geest alleen
naar die totale angst kan kijken, wanneer er geen beweging is in het denken. Kunt u de angst gadeslaan zonder
enige gevolgtrekking, zonder enige inmenging van de kennis die u erover vergaard heeft? Zo niet, dan is datgene wat u
gadeslaat het verleden, niet de angst; zo ja, dan slaat u de angst voor het eerst gade
zonder inmenging van het verleden. U kunt slechts gadeslaan als de geest
zeer rustig is, precies zoals u alleen kunt luisteren naar datgene wat iemand zegt, als uw
geest niet met zichzelf aan het kwetteren is, niet met zichzelf een dialoog houdt over
eigen problemen en verlangens. Kunt u op deze zelfde manier naar uw
angst kijken zonder te trachten die op te lossen, zonder het tegengestelde, moed, in het
geding te brengen - dus werkelijk ernaar te kijken zonder te trachten eraan te
ontvluchten? Als u zegt: 'ik moet het in bedwang
hebben, ik moet hem kwijt zien te raken, ik moet hem begrijpen', dan tracht u eraan te
ontsnappen.
Je kunt een wolk of een boom of de
beweging van een rivier met een vrij rustig gemoed gadeslaan, omdat ze niet zo belangrijk
voor je zijn, maar jezelf bekijken is veel moeilijker, omdat daarbij de eisen zo praktisch
zijn, de reacties zo snel. Als je dus direct in contact bent met
angst of wanhoop, eenzaamheid of jaloezie of een andere lelijke geestestoestand, kunt u
die dan zo volledig bekijken dat uw geest rustig genoeg is hem te zien? Kan de geest de angst waarnemen en
niet de verschillende vormen ervan - dus de totale angst - niet dat waar u bang voor bent? Als je alleen maar naar de onderdelen
van de angst kijkt of tracht uw angsten een voor een aan te pakken, dan zult u nooit tot
de kern van de zaak komen, d.i. met de angst leren leven. Samenleven met een levend iets zoals
angst vereist een buitengewoon subtiel verstand en hart, die geen conclusies trekken en
dus elke beweging van de angst kunnen volgen. Dan, als je hem gadeslaat en ermee
leeft - en dat behoeft geen hele dag te nemen, het behoeft niet meer dan een minuut of een
seconde te duren om de ganse aard van de angst te leren kennen - als je er dus zo volledig
mee leeft, zul je onvermijdelijk vragen: 'wie is het wezen dat met de angst leeft. Wie is het die de angst gadeslaat,
let op alle bewegingen van de verschillende vormen van angst en bovendien het centrale
feit van angst gewaar is? Is die toeschouwer een dode entiteit,
een statisch wezen, dat een massa kennis en gegevens heeft vergaard over zichzelf en is
het dat dode iets dat de beweging van de angst gadeslaat er ermee leeft? Is de toeschouwer het verleden of is
hij een levend iets? Wat is uw antwoord? Antwoord niet mij, maar uzelf. Is u, de toeschouwer, een dode entiteit die een levend ding gadeslaat? Want in de toeschouwer bestaan beide
toestanden. De toeschouwer is de censor die geen
angst wil; de toeschouwer is het geheel van al zijn ervaringen met angst. De toeschouwer staat dus los van
datgene, wat hij angst noemt; er is ruimte tussen hen; hij is altijd weer aan het proberen
hem te overwinnen of te ontvluchten, vandaar deze eeuwigdurende strijd tussen hem en de
angst - de strijd, die zo'n verspilling van energie is.
Als je erop let, kom je er achter,
dat de toeschouwer niet meer dan een bundel denkbeelden en herinneringen zonder enige
waarde of inhoud is, maar dat angst een werkelijkheid is en dat je probeert een feit te
begrijpen met een abstractie, wat natuurlijk niet mogelijk is. Maar verschilt de toeschouwer, die
zegt: 'ik ben beng', in feite zoveel van datgene wat gadegeslagen wordt nl. de angst? De toeschouwer is die angst en
wanneer men zich dat realiseert, is er verder geen verspilling van energie meer in de
poging om de angst kwijt te raken; de tijd-ruimte-afstand tussen de waarnemer en het
waargenomene verdwijnt. Als je ziet, dat je een deel van de angst bent, en er niet los van staat - dat jezelf de angst bent - dan kun je er niets aan doen; dan neemt de angst volledig een einde.
|