|
KRISHNAMURTI: VRIJHEID EN MEDITATIE DE DENKER EN DE GEDACHTE In al onze ervaringen ligt steeds
iets van degene die ervaart, die observeert, die voor zichzelf steeds meer verzamelt of
afwijst. Is dit geen verkeerd proces en is het
niet een streven, dat geen scheppende toestand oproept? Indien het een verkeerd proces is,
kunnen we het dan volkomen uitwisselen en terzijde stellen? Dit is alleen mogelijk wanneer ik
ervaar, niet zoals een denker ervaart, maar wanneer ik gewaar ben van het onware proces en
zie, dat er alleen een toestand bestaat, waarin de denker de gedachte is. Zolang ik ervaar, zolang ik 'wordende' ben, moet deze dualistische handeling bestaan; er moeten de denker en de gedachte zijn, twee afzonderlijke processen tegelijk in werking; er is geen integratie, er is altijd een centrum dat door de wil van handeling het 'zijn' of 'niet-zijn' bewerkstelligt, collectief, individueel, nationaal, enz. Dit is in het algemeen het proces.
Zolang inspanning verdeeld is in
ervaring en degene die ervaart, moet er ontaarding zijn. Integratie kan alleen bestaan,
wanneer de denker niet langer de waarnemer is. D.w.z. wij weten nu, dat de denker,
dat de denker en de gedachte beide bestaan, degene die waarneemt en het waargenomene,
degene die ervaart en het ervarene; er zijn twee verschillende toestanden. Ons streven is nu, deze twee samen te
voegen. De wil tot handelen, is altijd
dualistisch. Is het niet mogelijk om boven die
wil, welke verdeling veroorzaakt, uit te gaan en een toestand te leren kennen, waarin deze
dualistische handeling niet bestaat? Dat kunnen wij alleen ontdekken,
wanneer we direct de toestand ervaren, waarin de denker de gedachte is. Nu denken we dat de gedachte
afzonderlijk staat van de denker, maar is dat wel zo? Wij zouden gaarne aannemen, dat het
zo is, omdat de denker iets door middel van zijn gedachte kan uitdrukken.
De denker tracht meer, of minder, te
worden; en daarom zit in die strijd, in die handeling van de wil, in dat 'worden' altijd
een ontaardende factor; wij volgen een onwaar en niet een waar proces. Is er onderscheid tussen de denker en
de gedachte? Zolang zij gescheiden, verdeeld zijn,
is ons pogen nutteloos, wij jagen een onwaar proces na, dat vernietigend werkt en dat de
ontaardende factor is. Wij menen dat de denker afgescheiden
is van zijn gedachte. Wanneer ik weet dat ik hebzuchtig,
bezitszuchtig, grof ben, denk ik, dat ik dit alles niet zou moeten zijn. Dan tracht de denker zijn gedachten
te veranderen en daarom spant hij zich in om te 'worden'; in dit wordingsproces echter
jaagt hij de onjuiste illusie na, dat er twee onderscheiden processen zijn, terwijl er
maar een proces is. Ik meen dat daarin de fundamentele
factor van ontaarding ligt. Is het nu mogelijk die toestand te
ervaren, wanneer er slechts een entiteit is en geen twee afzonderlijke processen: degene
die ervaart en de ervaring?
Want dan zullen we misschien
ontdekken, wat het betekent, scheppend te zijn en welke de toestand is, waarin nooit
ontaarding is, in welke verhouding de mens zich ook bevindt. Ik ben hebzuchtig. Ik en hebzucht zijn geen twee
verschillende toestanden; er is maar een ding en dat is: hebzucht. Als ik gewaar ben, dat ik hebzuchtig
ben, wat gebeurt er dan? Ik doe mijn best niet hebzuchtig te
zijn, hetzij om sociale of om godsdienstige redenen; die poging zal steeds binnen een
bepaalde kleine cirkel blijven, ik moge die cirkel verwijden, maar hij blijft altijd een
beperking. Daardoor is er dan die ontaardende
factor. Wanneer ik evenwel wat dieper kijk en
nader onderzoek, zie ik, dat degene die zich inspant, de oorzaak is van hebzucht, dat hij
die hebzucht zelf is; en ik zie ook dat 'ik' en 'hebzucht' niet afzonderlijk bestaan, doch
dat alleen hebzucht bestaat. Indien ik besef dat ik hebzuchtig
ben, dan er geen waarnemer bestaat die hebzuchtig is, doch dat ik zelf hebzucht ben, dan
is ons hele vraagstuk totaal anders; onze reactie erop zal totaal anders zijn; onze
inspanning is dan niet vernietigend. Wat doet gij wanneer uw gehele wezen
hebzucht is, wanneer iedere handeling op hebzucht wijst?
Helaas denken we niet langs deze
lijn. Er bestaat het 'ik', de superieure
entiteit, als de soldaat die bedwingt, die overheerst. Volgens mij werkt dit proces
vernietigend. Het is een illusie en wij weten,
waarom wij die volgen. Ik verdeel mijzelf in het hogere en
het lagere, teneinde voort te bestaan. Indien er alleen hebzucht is,
volkomen, niet een 'ik', dat hebzucht teweegbrengt, doch ik een en al hebzucht ben, wat
gebeurt er dan? Dan is er onmiskenbaar een totaal
ander proces in werking, er doet zich een totaal ander probleem voor. En dat probleem is scheppend, in dat
probleem is er geen sprake van een 'ik', dat overheerst, dat wordt, hetzij in positieve of
negatieve zin. Wij moeten tot die toestand
komen, willen we scheppend zijn. In die toestand is er niemand, die
zich inspant. Het is hier niet de zaak om dit in
woorden uit te drukken of trachten te ontdekken, wat die toestand is; indien gij het zo
aanpakt, zult ge verliezen en het nooit vinden. Het is van groot belang in te zien,
dat degene, die zich inspant en het object, waarvoor hij zich inspant, een en hetzelfde
zijn. Het vraagt om een enorm ruim begrip,
grote waakzaamheid, te zien, hoe de geest zich in het hogere en het lagere verdeelt -
terwijl het hogere dan betekent de veiligheid, de blijvende entiteit - doch dit blijft
steeds een denkproces en is daarom een tijdsproces. Indien wij dit als directe ervaring kunnen begrijpen, dan zult ge zien, dat er een totaal andere factor in werking treedt. |