|
KRISHNAMURTI: DE WERELD - DAT BEN JIJ DENKEN IS DE WEERKLANK VAN DE HERINNERING Wat is angst? Men is bang voor het verleden, voor
het heden, of voor iets dat misschien morgen zal gebeuren. Angst is verbonden met tijd. Men is bang voor de dood; dus voor de
toekomst. Of men is bang voor iets, dat in het
verleden is gebeurd. Of men vreest de pijn, die men gehad
heeft toen men ziek was. Volg dit alsjeblieft oplettend. Angst heeft te maken met tijd; men is
ergens bang voor, bijvoorbeeld voor pijn, die men gehad heeft en die wel weer eens terug
zou kunnen komen.
Men is bang voor iets, dat morgen
misschien zal gebeuren, dus in de toekomst. Of men is bang voor het heden. Het heeft altijd met tijd te maken. Psychologisch gesproken zou er, als
er geen gisteren of heden of morgen zou bestaan, ook geen angst zijn. Angst is niet alleen verbonden met
tijd, het is ook het product van het denken. Dat wil zeggen, als ik denk aan wat
gisteren gebeurd is - wat pijnlijk was - dan denk ik, dat het vandaag misschien wel weer
zou kunnen gebeuren. Het denken verwekt angst. Denken kweekt angst: denken over de
pijn, denken over de dood, denken over teleurstellingen, over successen, over wat
misschien zal gebeuren, over hoe het zou moeten zijn, enz, enz. Het denken brengt angst voort en
blaast het voortbestaan van de angst leven in. En wanneer u denkt over iets, wat u gisteren zoveel genoegen heeft verschaft, houdt dat denken dat genot in stand en laat het voortduren.
Op die wijze kweekt, onderhoudt en
voedt het denken niet alleen de angst, maar ook het genot. Observeer dit alsjeblieft in jezelf
en zie dan wat er in feite in je omgaat. Je hebt een prettige, zogenaamde
verheugende ervaring gehad, en je zit daarover te denken. Je wilt die sekservaring of een
andere nog eens beleven. Je zit te denken over dat plezierige
moment en je wilt dat het zich herhaalt of voortduurt. Het denken is dus niet alleen
verantwoordelijk voor angst maar ook voor genoegen. Je ziet de waarheid van het feit, dat
het denken het genot in stand houdt en angst voedt. Het denken kweekt zowel angst als
genot; die twee hangen met elkaar samen. Waar verlangen naar genot is, is ook angst; die twee zijn onafscheidelijk, omdat zij beide en product van het denken zijn. Vergeet alsjeblieft niet, dat ik
niets wil opdringen, ik maak nergens propaganda voor. God
beware me! Propaganda maken is liegen. Als iemand je tracht te overtuigen,
laat je dan niet overreden.
Wij houden ons hier bezig met iets
dat veel ernstiger is dan overtuigd worden, of meningen ten beste geven, of oordelen
vellen. We houden ons bezig met de feiten; en
feiten die je observeert behoeven geen mening. Men hoeft je niet te vertellen wat
het feit is; dat staat voor je, als je maar in staat bent het te observeren. We zien dus, dat het denken zowel de
angst als het genot voedt. We willen, dat genot voortduurt; we
willen steeds meer genot. Het toppunt van genot voor de mens is
om uit te vinden of er in de hemel een permanente toestand is, die God is; voor hem is God
de hoogste vorm van genot. En als je eens kijkt naar de sociale
moraal - die in feite immoreel is - dan zul je zien, dat die gebaseerd is op genot en
angst, op beloning en straf. Als men dit als een bestaand feit
ziet - dus niet de beschrijving ervan, niet in woorden, maar het feit dat beschreven
wordt, het werkelijke feit dat het denken hiervan de bron is - dan rijst de vraag: 'is het
mogelijk dat er aan het denken ooit een eind komt?' De vraag klinkt tamelijk dwaas, maar
dat is zij toch niet. Je zag gisteren een zonsondergang.
De heuvels waren wondermooi verlicht
door de avondzon en er was een gloed, een schoonheid, die je een grote vreugde verschafte. Kan men zo in die vreugde opgaan, dat
die ten einde komt en dat het denken en het niet meeneemt naar morgen? En kan men de angst - als er
tenminste zoiets als angst bestaat - recht in de ogen zien? Dat is alleen te begrijpen, wanneer
men de hele structuur en de aard van het denken doorziet. Dus vragen we: wat is denken? Voor de meesten van ons is denken
buitensporig belangrijk. We realiseren ons nooit dat denken
altijd oud is; het denken kan nooit nieuw zijn, het kan nooit vrij zijn. We spreken wel over vrijheid van denken, maar het is je reinste onzin. Dat wil zeggen, dat een mens alles
tot uiting mag brengen, wat er in hem opkomt en mag zeggen wat hij wil. Maar het denken zelf is nooit vrij;
het is immers de weerklank van de herinnering. Je kunt dat bij jezelf nagaan.
Het denken is de weerklank van de
herinnering, de ervaring en de kennis. Kennis, ervaring en herinnering zijn
altijd oud en dientengevolge is het denken altijd oud. Daarom kan het denken nooit iets
nieuws zien. Kan de geest het probleem van de
angst bekijken zonder dat het denken tussenbeide komt? Begrijp je die vraag? 'Ik ben bang. Er is angst voor iets
wat ik heb gedaan.' Ben je je daar ten volle helder van
bewust zonder het denken tussenbeide te laten komen - en is er dan nog wel angst? Zoals we zeiden, angst wordt door de
tijd in het leven geroepen en tijd is denken. Dat is geen filosofie en niet een of andere mystieke ervaring. Observeer het maar in jezelf,
objectief, efficiënt, logisch en gezond, dan zul je het zien. Men realiseert zich dat het denken
moet functioneren.
we naar kantoor gaan, of wat
ook onze bezigheden mogen zijn, moet het denken in werking zijn; anders kunnen we niets
beginnen. Maar zodra het denken genot en angst
gaat aankweken of instandhouden, beantwoordt het niet meer aan zijn functie. Het denken maakt, dat de menselijke
verhoudingen onvruchtbaar worden en daarmee zijn ze de bron van conflicten. Men komt zo tot de vraag of er aan
het denken in de ene richting een einde kan komen, terwijl tegelijkertijd anderzijds het
denken tot zijn uiterste capaciteit functioneert. Nu willen we weten of het denken
afwezig kan zijn, wanneer de geest de zonsondergang in al haar schoonheid ziet.
Want alleen dan kun je die schoonheid
in je opnemen en niet wanneer je geest vol is met gedachten, problemen en geweld. Dat wil zeggen, als je werkelijk hebt
geobserveerd, was in het ogenblik dat je de zonsondergang zag, het denken afwezig. Je kijkt naar het wonderbaarlijke
licht over de bergen en schept daar grote vreugde in en op dat ogenblik speelt het denken
geen rol.
Maar het volgende ogenblik zegt het
denken: 'wat was dat prachtig, wat een schoonheid. Ik wou dat ik dat kon schilderen; ik
wou dat ik er een gedicht over kon schrijven; ik wou dat ik mijn vrienden kon vertellen
hoe ontroerend mooi dat was.' Of het denken zegt: 'ik zou die
zonsondergang morgen wel weer willen zien.' Dan begint de kwade invloed van het
denken, want dan zegt het denken: 'ik wil morgen weer dat genot hebben'; en als dat dan
niet gebeurd is er verdriet. Dat is heel eenvoudig en juist omdat
het zo eenvoudig is, ontglipt het de aandacht. We willen allemaal bijzonder knap
zijn. We zijn allemaal zo wereldwijs; we
zijn intellectueel en we lezen zoveel. De hele psychologische geschiedenis
van de mensheid (niet wie er koning was en wat voor soort oorlogen er geweest zijn en de
absurditeit van het bestaan van diverse nationaliteiten) ligt in onszelf. Wanneer je dat in jezelf kunt
aflezen, dan heb je begrepen.
Dan ben je jezelf een licht, dan
bestaat er geen autoriteit, dan ben je waarlijk vrij. Onze vraag is dus: kan het denken nu
eens niet langer tussenbeide komen? Het is namelijk dat ingrijpen dat de
tijd schept. Neem bijvoorbeeld de dood. De dood behelst grote schoonheid en
die schoonheid kan men onmogelijk begrijpen, zolang er ook maar een spoor van angst is. Er is alleen maar zulk een angst voor
de dood, omdat die in de toekomst zal gebeuren en omdat hij onverbiddelijk is. Het denken denkt er dus over en
schuift hem van zich af. Of het denken denkt over angst, die men heeft gehad, over de pijn en radeloosheid en over het feit dat die zich misschien kunnen herhalen. We zitten opgescheept met dat wat het denken heeft misdreven. Tegelijkertijd beseft men het
onschatbare belang van het denken.
Als je je werk op kantoor doet, of je
beoefent een of ander technisch vak, moet je denken en kennis benutten. Wanneer je het hele proces vanaf het
begin van ons gesprek tot aan waar we nu zijn, ziet en we overzien het in z'n geheel, dan
vragen we ons af: kan het denken ook zwijgen? Kan men naar een zonsondergang kijken
en geheel verdiept zijn in de schoonheid daarvan, zonder dat het denken daar de kwestie
van 'genieten' bijhaalt? Volg dit alsjeblieft. Dan wordt het gedrag rechtschapen. Het gedrag wordt alleen dan
deugdzaam, wanneer het denken niet dat aankweekt wat het als deugd beschouwd, want juist
daardoor wordt die deugd ontheiligd en lelijk. Deugd is noch van de tijd noch van
het denken en dat betekent, dat deugd geen product is van genot of van angst. Nu wordt dus de vraag: hoe is het
mogelijk naar de zonsondergang te kijken zonder dat het denken er genot of leed omheen
weeft? Kan men naar deze zonsondergang
kijken met zulk een aandacht, met zulk een complete overgave aan die schoonheid, dat
wanneer we die zonsondergang gezien hebben, het daarmee ook beëindigd is en niet door het
denken als een genot wordt overgedragen naar morgen? Is er communicatie tussen ons?
Werkelijk? Goed, dat doet me plezier, maar wees
niet al te vlug met je antwoord: ja. Want dit is werkelijk een moeilijk
probleem. Een zonsondergang gadeslaan zonder
dat het denken ingrijpt, vraagt enorm veel discipline; niet de discipline van
gelijkvormigheid, niet de discipline van onderdrukking of beheersing. Het woord 'discipline' betekent
'leren' - niet aanpassen, niet gehoorzamen, maar leren omtrent het hele denkproces en wat
daarvan de plaats is. Het negeren van het denken vraagt
scherp observeren en daarvoor is vrijheid noodzakelijk. In deze vrijheid weet men hoe het denken beweegt en dan is het leerproces actie.
|