|
KRISHNAMURTI: LAAT HET VERLEDEN LOS
ELKE MINUUT PSYCHOLOGISCH STERVEN Neem bijvoorbeeld de kwestie van de
dood, die voor de meeste mensen een geweldig probleem vormt. Je kent de dood, hij wandelt elke dag
aan je zijde. Is het mogelijk hem zo volledig
tegemoet te treden, dat je er helemaal geen probleem van maakt? Om dit te kunnen doen moeten alle
geloof, alle hoop, alle angst ervoor tot een einde komen, anders treed je het buitengewone
tegemoet met een conclusie, een beeld, met een voorbedachte onrust en dus met de tijd. De tijd is het interval tussen de
waarnemer en het waargenomene. Dat betekent: de waarnemer, u, bent
bang dit iets dat dood heet te ontmoeten. U weet niet wat het betekent; u heeft
er allerlei verwachtingen van en theorieën over; u gelooft in reïncarnatie of
opstanding, of in iets dat de ziel genoemd wordt, het atman, een geestelijk wezen dat
tijdloos is en dat u verschillende namen geeft. Heeft u voor uzelf ontdekt of er
eigenlijk wel een ziel bestaat? Of is een denkbeeld dat u
doorgekregen hebt? Is
er iets blijvends, iets dat voortbestaat, dat boven het denken uitgaat? Als het denken erover denken kan,
bevindt het zich op het gebied van het denken en kan het dus niet blijvend zijn, omdat er
niets blijvends op het gebied van het denken is. Ontdekken dat er niets blijvends is,
is geweldig belangrijk, want alleen dan is de geest vrij, dan kunt u kijken en daarin ligt
grote vreugde.
U kunt niet bang zijn voor het
onbekende, want je weet niet wat het is en dus is er niets om bang voor te zijn. Dood is een woord en het is het
woord, dit beeld, dat de angst oproept. Kunt u naar de dood kijken zonder het
beeld van de dood? Zolang dat beeld waaruit het denken
voortspruit, bestaat, moet het denken altijd angst scheppen. Dan probeert u uw vrees voor de dood
te rationaliseren en weerstand te bieden aan het onvermijdelijke, of u verzint talloze
geloven, om u te beschermen tegen de dood. Vandaar ontstaat er een gaping tussen
uzelf en dat waar u bang voor bent. In dit interval van tijd-ruimte moet
conflict zijn, d.w.z. angst, onrust en zelfbeklag. Het denken, dat de vrees voor de dood
aankweekt, zegt: laten we hem uitstellen, laten we hem ontlopen, hem zoveel mogelijk op
een afstand houden, laten we niet aan hem denken - maar u denkt er toch aan. Als u zegt: 'ik zal er niet aan
denken', heeft u al bedacht hoe u hem kunt ontlopen. De dood jaagt u angst aan, omdat u
hem uitgesteld hebt. We hebben het leven gescheiden van de
dood en het interval tussen het leven en de dood is angst. Leven is onze dagelijkse foltering,
onze dagelijkse belediging, smart en verwarring, met zo af en toe het openen van een raam,
dat uitzicht geeft, op betoverde zeeën. Dat is wat we leven noemen en we zijn
bang om te sterven, wat zeggen wil een einde maken aan deze ellende.
We klampen ons liever vast aan het
bekende, dan het onbekende onder ogen te zien - het bekende is ons huis, onze meubels,
onze familie, ons karakter, ons werk, onze kennis, onze roem, onze eenzaamheid, onze goden
- dat kleine iets dat onophoudelijk in zichzelf ronddraait met zijn eigen begrensde
patroon van een verbitterd bestaan. We denken dat leven altijd in het
heden geschiedt en dat sterven iets is dat ons wacht in een ver-verwijderde tijd. We hebben onszelf echter nooit
afgevraagd of de strijd van het alledaagse leven eigenlijk wel leven is. We willen de waarheid weten omtrent
reïncarnatie, wij willen een bewijs van het voortbestaan van de ziel, we luisteren naar
de beweringen van helderzienden en naar de conclusies over het psychisch onderzoek, maar
we vragen nooit, nooit, hoe we moeten leven - elke dag leven met genoegen,
verrukking en schoonheid. We hebben het leven aanvaard zoals
het is met al zijn folteringen en wanhoop en zijn eraan gewend en denken aan de dood als
aan iets dat zorgvuldig vermeden moet worden. Maar de dood lijkt buitengewoon veel
op het leven als we weten hoe we moeten leven. Je kunt niet leven zonder sterven. Je kunt niet leven als je niet elke
minuut psychologisch sterft. Dit is geen intellectuele paradox. Om volkomen, voluit te leven, iedere
dag, alsof die van een nieuwe liefelijkheid is, moet men sterven voor alles van gisteren,
anders leeft je mechanisch en een mechanische geest kan nooit weten wat liefde of wat
vrijheid is. De meesten van ons zijn bang om te
sterven, omdat we niet weten wat het betekent te leven. We weten niet hoe we moeten leven,
daarom weten we niet hoe we moeten sterven. Zolang we bang zijn voor het leven, zullen we bang zijn voor de dood. De mens, die niet bang is voor het
leven, is niet bang om volledig onzeker te zijn, want hij begrijpt dat er innerlijk,
psychologisch, geen zekerheid bestaat. Wanneer er geen zekerheid is, is er
een eindeloze beweging en dan zijn leven en dood hetzelfde. De mens, die zonder conflict leeft,
die met schoonheid en liefde leeft is niet bevreesd voor de dood, omdat liefhebben sterven
is. Indien je sterft voor alles, wat je
weet en kent, inclusief je familie, je herinnering, alles wat je gevoeld hebt, dan is de
dood een reiniging, een verjongingproces; dan brengt de dood onschuld en het zijn alleen
de onschuldigen die hartstochtelijk zijn, niet zij die geloven, of willen ontdekken wat er
gebeurt na de dood.
Om te ontdekken wat er eigenlijk
gebeurt als je sterft, moet je sterven. Dit is geen grap. Je moet sterven - niet lichamelijk,
maar psychologisch, innerlijk, sterven voor de dingen die je gekoesterd hebt en voor de
dingen waarover je bitter gestemd bent. Indien je gestorven bent voor een van
je genoegens, het kleinste of het grootste, natuurlijkerwijs, zonder enige dwang of
beredenering, dan zul je weten wat het betekent te sterven. Sterven is een geest hebben die
geheel ontbloot van zijn dagelijkse verlangens, genoegens en folteringen. Dood is een vernieuwing, een mutatie,
waarin het denken in het geheel niet functioneert, omdat het denken oud is. Wanneer er dood is, is er iets
volkomen nieuws. Het verleden loslaten is dood, en dan leef je.
|