|
KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER HET DAGBEWUSTZIJN De eerste fase in de ontwikkeling van
het bewustzijn is te vergelijken met een reis langs de omtrek van een cirkel. De tweede fase is een reis naar het
middelpunt. Elk punt op de omtrek ligt even ver
van het middelpunt af. Vanaf dit middelpunt kan iedere
gebeurtenis op de omtrek worden gezien met dezelfde centrale, getransformeerde blik. Mijn ervaring is dat veel mensen, als
ze eenmaal worden geconfronteerd met het soort denken dat bijvoorbeeld in het werk van
Krishnamurti te vinden is, zien dat ze inderdaad in de greep van het bekende verkeren. Dat kan een heel desoriënterende
ervaring zijn.
Het is alsof ze met een voet in het
centrum staan en met andere op de omtrek. Wat is daaraan te doen? Hoe worden we een stiltepunt in een
ronddraaiende wereld? Als het probleem in religieuze
oplossingen adequaat zijn. Het probleem kan worden benaderd in
het licht van de afwezige God. Was God maar wel aanwezig! De religieuze wegen waarlangs de
aanwezigheid van God voelbaar wordt zouden hier hulp kunnen bieden. Maar als het probleem niet in die zin
wordt opgevat? Het is verleidelijk te denken dat er
een directe remedie moet zijn, vergeleken waarmee de religieuze oplossing analoog
is, maar dat is onmogelijk. Er is geen taal of systeem van
begrippen waarin we over de werkelijkheid kunnen spreken zoals zij is.
Er is geen objectieve
uitdrukkingsmogelijkheid, geen op begrippen gebaseerde methode of instrument buiten
onszelf, die we kunnen gebruiken om onszelf te transformeren. Ik zou om dit te verduidelijken een
beeld willen nemen dat Ramana Maharishi ooit gebruikte. Begrippen die worden aangedragen om
de vormen en de veelheid te doorbreken, of het nu gaat om het 'ik' of het 'zelf', zijn als
de stokken waarmee de brandstapel bij een begrafenis wordt opgepord. Er schijnt in het denken geen
duidelijk afgebakende weg te zijn, waarlangs we onszelf kunnen bevrijden. We kunnen de indruk hebben dat de
traditionele, religieuze denkwijzen ons vervreemden van de realiteit, maar zelfs de meest
eigentijdse en aardse opvattingen vertellen ons niet hoe en wat de wereld is, vrij
van vooroordelen - het bekende. We kunnen beseffen dat begrippen
andere begrippen niet kunnen opheffen en desondanks geneigd zijn Krishnamurti's
onmogelijke vraag te stellen: hoe kan de geest zich bevrijden van het bekende? Is het iets wat ik kan doen? Kan het goedbedoelende ik het
gehypnotiseerde ik transformeren?
Dat kunnen we proberen maar iedere
poging schijnt op frustratie uit te lopen. Om R.H. Blyth's vergelijking te gebruiken: we staan op het punt de vlieg dood te slaan, als hij opvliegt en landt op de vliegenmepper. Ram Das komt tot deze conclusie: Vroeg of laat breekt het besef door
dat niets wat je kunt bedenken succes zal hebben. Niets wat je ervaart is het. Omdat je geest denkt over de dingen
en jij het ding iets afzonderlijke zijn; er is een haardunne sluier, als een triljoenste
van een seconde, tussenjou en datgene waarover je denkt. En als je iets voelt of een ervaring
opdoet is er het onderscheid tussen de ervaring en degene die ervaart en dat is een heel
dunne sluier, maar het geeft niet hoe dun die is, hij is ondoordringbaar als staal en
scheidt je altijd van de plaats waar het gebeurt. We kunnen nooit een object zijn voor
onszelf, daarom is alles wat we over onszelf denken - ik, mij - een leugen die we
onszelf voorhouden, een idee, meer niet.
Het merkwaardige is echter dat gezegd
moet worden dat we ons dit niet zouden realiseren als we niet zouden proberen en falen. Het streven naar zelfverbetering is
juist een symptoom van onze illusoire toestand. Het verlangen naar verlichting is een
behoefte van het misleide zelf, maar het zegt ons iets. In een van zijn lezingen beschrijft
Alan Watts de manier waarop water zich gedraagt als het wordt uitgegoten op een oneffen
bodem. Het steekt vingers uit en stroomt
terug als de helling te steil is. Stel dat het water zou kunnen spreken. Zou het verzuchten: 'ik heb gefaald',
als het terug zou vloeien? Watts merkt op dat we het water dan als neurotisch zouden bestempelen. De bodemgesteldheid vertelt het water
gewoon hoe de werkelijkheid is, en het water gedraagt zich natuurlijk. Zo hebben onze pogingen iets te doen wat onmogelijk is ons iets te zeggen: transformatie kan niet langs deze weg worden verwezenlijkt. Langs welke weg dan wel? Een antwoord zou kunnen zijn: kijk.
Neem gewoon waar wat er gebeurt,
zonder dat je probeert te classificeren en te oordelen. Velen zullen dit een onmogelijke eis
vinden. We zijn dwangmatige denkers, die de
directe ervaring vertalen in symbolen. Het is echter mogelijk naar onze
gedachten te luisteren zoals we luisteren naar het verkeerslawaai, dwz. Alleen als geluid. In die zin zouden we onze
'innerlijke' gedachten waarnemen, op dezelfde manier als we het gewoonlijk menen de
'uiterlijke' wereld te observeren. We zouden onze 'subjectieve'
gevoelens en gedachten als 'uiterlijke' gebeurtenissen benaderen. De klassieke term voor deze staat van
bewustzijn is natuurlijk meditatie. Dit dient echter niet te worden
opgevat als een techniek om een doel te bereiken, iets wat moet worden nagestreefd.
Krishnamurti verwerpt, zoals men zich
zal herinneren, meditatie als methode tot zelfverbetering. Het kan gewoon een subtiele vorm van
hebzucht zijn, zoals het verhaal van de beroeps mediteerder-illustreert. Een koning bood zijn yogi het mooiste
paard uit zijn koninkrijk aan, als hij zich een jaar lang levend zou laten begraven in een
staat van diepe samdhi - contemplatie -, voorbij het dualisme van het zelf en de ander. De yogi werd begraven volgens de
regelen der kunst, maar werd al snel vergeten toen het land in een oorlog verwikkeld
raakte en de koning ten val werd gebracht. Na een jaar of tien werd de yogi
ontdekt, nog steeds in samadhi; hij werd gewekt met de heilige klank 'Om'. Het eerste wat de yogi zei was: 'waar
is het paard?' Krishnamurti's houding ten aanzien
van meditatie lijkt op het eerste gezicht ambivalent en zelfs paradoxaal. Hij verwerpt meditatie als een
techniek die men kan beoefenen, maar propageert haar als een permanente
geestesgesteldheid.
Steeds weer laat hij zich kritisch
uit over het mediteren. De sympathiserende lezer merkt echter
dat hij onwillekeurig aan het mediteren is, terwijl hij de kritiek op het mediteren leest. De greep van het bekende wordt op
subtiele wijze ontkracht, terwijl Krishnamurti toont hoe het mediteren zelf een berekende,
op het bereiken van iets gerichte techniek kan worden. Wat, kunnen we vragen, is het doel van dit alles? Waar leidt het toe? De antwoorden zijn: niets en nergens,
maar dit is niet nihilistisch en deprimerend bedoeld. Als meditatie opzettelijk is, is het
geen meditatie. Een vooropgezet doel leidt ons af van
de beschouwing van het hier en nu. 'Opzet' en 'doel' zijn daarom niet de
juiste woorden. Misschien is 'de zin ervan' beter. De zin ervan is dat men de wereld
gewoon ziet zoals zij is, wat Mahayana-boeddhisten haar zodanigheid noemen, 'tathata
in het Sanskriet.
Als de wereld of het leven zo gezien
wordt is het niet langer iets problematisch, waaraan een subjectieve aanwezigheid, 'ik' of
'mij' genaamd, het hoofd moet bieden. 'Ik' ben geen afzonderlijke
werkelijkheid. Er is natuurlijk gewaarzijn. Zoals James opmerkte: 'ik' is een
woord dat een positie aangeeft en dat 'gewaarzijn hier' betekent. Het is veeleer een gewaarzijn dat
centraal staat in de werkelijkheid dan een entiteit die de werkelijkheid 'onder ogen
ziet'. Het denken geeft ons het bedrieglijke
gevoel dat we feitelijk tegenover de wereld staan. Om Ram Dass nogmaals te citeren: Gedachten hullen zich voortdurend in
allerlei zijde en opschik en zeggen: 'ik ben niet zomaar een gedachte... ik ben jou. Je weet: ik ben echt. Dit
oordeel is de werkelijke gedachte'.
Maar het is alleen maar de zoveelste
gedachte. Dit hele spel is alleen maar
gedachte. Om op een beeld terug te komen dat ik
al eerder gebruikte: de gedachten die we over onszelf hebben behoren tot de omtrek van de
cirkel, het gesloten circuit van tramrails waarlangs we gedachten over gedachten over
gedachten hebben. Gezien vanuit het middelpunt van de
cirkel kan de omtrek er eerder magisch dan vicieus uitzien. De cirkel is een oud symbool van de
eeuwigheid en in religieuze zin is het gewaarzijn dat ik beschrijf dat van het eeuwig
'nu', waarbij het leven wordt gezien vanuit het centrum. Een gecentraliseerd bewustzijn, een
leven in het eeuwig 'nu' - noem het zoals u wilt - staat altijd in dezelfde relatie tot
elk punt op de omtrek. De afstand tussen de verschillende
punten op de omtrek kan variëren, maar de afstand tot het middelpunt blijft altijd
gelijk. Uitgedrukt in wat we praktische
bewoordingen plegen te noemen is het ongeveer dit. De wereld zoals zij gewoonlijk wordt
ervaren schijnt ergens naar toe te gaan. Sommige denken wellicht dat zij haar
ondergang tegemoet gaat, andere menen dat zij een veelbelovender bestemming heeft.
Hoe dan ook, zij heeft een bepaalde
geschiedenis en loopbaan. Voor ons persoonlijk gaat het daarbij
om het gevoel dat we hebben als we menen dat het later en later wordt in ons leven. Mensen hebben het doorgaans over
leven van dag tot dag. Het gecentraliseerde gewaarzijn
daarentegen ziet de tijd als een illusie, als een manier om een beweging te meten, meer
niet. Er is een spoor beweging, zeker, maar
niet die van een trein die langs een spoorbaan rijdt. Het is veeleer alsof alles dit moment
binnen-stroomt. Er is leven en beweging, maar de
wereld bevindt zich tegelijk op het eindpunt. Het normale bewustzijn categoriseert een
ervaringsgebied - als een zoeklicht in de duisternis - en wordt ertoe gebracht dit op
een of andere manier als onvolledig en geïsoleerd te zien. Het is echter onze manier van kijken
die de gewaarwording van verdeeldheid doet ontstaan. Het gecentraliseerde bewustzijn
daarentegen - dat we geen zoeklicht, maar daglicht zouden kunnen noemen - beseft dat de
afbakeningen puur denkbeeld zijn. In werkelijkheid valt alles samen. Wat 's nachts door het zoeklicht wordt geïsoleerd, blijkt overdag tot het geheel te behoren.
|