|
KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER HET MENU EN DE MAALTIJD Een leven
dat zich geheel in het 'nu' afspeelt, het gevoel dat er in het leven niets te bereiken
valt wat er niet al is, kan gezien worden als het uiteenvallen van het leven in
fragmentarische tijd-stippen, een opeenvolging van zinloze tegenwoordige momenten. Dit is een indruk die gemakkelijk ontstaat bij het lezen van K.'s werk. Als we dit aanvullen met wat Watts
schrijft, kunnen we zien dat deze reactie op een misvatting berust. Als we het denken uitschakelen,
verdwijnen de abstracties van het verleden en de toekomst als droombeelden. Als we alleen naar de toekomst kijken
en zien, zonder voor onszelf te gaan symboliseren, realiseren we ons dat we leven in dit
tegenwoordige moment. Dit besef hoeft dat wat we de zin van
het leven zouden kunnen noemen echter niet te vernietigen.
In dit moment 'nu' zijn we ons bewust
van wat de boeddhisten 'hoedanigheid' noemen. Er is dit gebeuren, nu. Zoals de zendende Dogen zei: het
brandhout wordt geen as; de lente wordt geen zomer. Er is brandhout en er is as. Toch kunnen we in de winter sporen
van de lente zien; in de lente kunnen we de sporen van de zomer zien. We zien een boom en leiden daaruit af
dat er een zaadkorrel was; we zien sporen op het zand en leiden daaruit af dat er een
vogel was. Het verleden en de toekomst zijn
vervat in het heden. Hoewel alleen dit tegenwoordige
moment er is, omvat het een wereld van betekenis. Er is geen tegenstrijdigheid tussen
het leven in het nu en het omgaan met het verleden en de toekomst. Onze herinneringen en verwachtingen
bevinden zich altijd in het nu. Desondanks kunnen we ons verheugen in de continuïteit van
een verleden dat we ons herinneren en een toekomst waarvoor we plannen kunnen maken.
Als we eenmaal de illusie van het
verleden en de toekomst hebben ingezien kunnen we in het heden leven en in de illusie
opgaan. Hieraan moet iets worden toegevoegd
omtrent een ander mogelijk misverstand met betrekking tot K.'s leer. Hij spoort ons aan, ons te bevrijden
van ons denken. Als we Mao Tse Tunngs Rode Boekje
lezen, waarin hij zegt dat 'het van essentieel belang is om denkrimpels te hebben', lijkt
mij K.'s aanbod beslist aantrekkelijk. Een leven zonder denken schijnt
echter de mogelijkheid uit te sluiten van oprechte spontaniteit in het denken over het
denken. Nogmaals, dat zou een misvatting
zijn. Zoals we zagen in het eerste
hoofdstuk, kunnen we door het denken het feest mislopen. We rationaliseren het moment en eten
het menu in plaats van de maaltijd. Toch moet gezegd worden dat woorden
hun eigen werkelijkheid hebben, evengoed als bloemen en wolken. Niets in de wereld is onnatuurlijk. Gedachten over het denken zijn op hun
manier reëel.
Ze leiden ons weliswaar af van de
ervaring in het nu, maar dat hoeft niet ervaren als zo te zijn. Als we een woord of gedachte niet
ervaren als een obstakel, dan is er geen reden waarom we niet spontaan in het nu zouden
leven als we denken over het denken. De intellectueel is niet automatisch
gedoemd te verhongeren, doordat hij te laat komt op het feest. Een andere reden waarom ik dit hier
aanstip is, dat het een kader vormt voor het volgende hoofdstuk, dat zich met name
bezighoudt met christelijke geloofsvormen. In het traditionele denken wordt God
gezien als zo 'anders' dan wij, dat praten over vereenzelviging met Zijn
werkelijkheid klinkt als een extreme vorm van megalomanie (=grootheidswaanzin). Het klinkt minder absurd als we zeggen dat we volledig in het nu leven, maar ik geloof toch dat dit grotendeels op hetzelfde neerkomt. Als iemand leeft overeenkomstig de
christelijke beginselen, is dit Gods wereld, en door volledig bewust en ontvankelijk in
het nu te leven, verwezenlijken en verheerlijken we deze werkelijkheid. Daaruit volgt niet dat men zijn of
haar christelijke identiteit zou moeten verloochenen, maar het impliceert wel dat men de
traditionele dogma's niet in praktijk brengt uit een soort plichtsbesef.
Dogma's en credo's kunnen ons doen
overschakelen op automatismen en afleiden van het besef van het hier en nu, zoals iedere
gedachte. Het valt niet te ontkennen dat het
christendom, evenals het jodendom, bij uitstek een religie van de tijd is. Als we echter het traditionele en
illusoire karakter van de tijd gaan doorzien, kan het christendom op een heel onvermoede
manier tot leven komen. Het kan ons daarbij ook openbaren dat
we, door in de tijd te geloven, juist geen tijd hebben. Wij in het Westen leven in hoge mate
in de ban van een bewustzijnstoestand die bijna volledig bestaat uit een massief causaal
verleden en een alles absorberende toekomst. Ons besef van het nu is oneindig
beperkt, het is bedolven onder herinnering en verwachting. Het christendom schijnt in dit
patroon te passen. Het hoopt voortdurend op een toekomst
op grond van een gebeurtenis in de oudheid. In het volgende hoofdstuk zal de
mogelijkheid worden bezien, het christelijk gebeuren radicaal te interpreteren, zodat het
niet in de oudheid wordt geprojecteerd door een blik achterom, maar de verwezenlijking is
van een oneindige diepte in het heden. De vleeswording zou dan betekenen dat
de waarheid diep verborgen in het centrum ligt van onze lichamelijke existentie nu. Dit stond Heinrich Zimmer wellicht
voor de geest bij zijn uitspraken die ik aan het slot van de inleiding citeerde.
De hedendaagse christelijke visie op
de vleeswording dient wellicht te worden opgevat in termen die lijnrecht staan tegenover
de interpretatie die in de gevestigde geloofsleer te vinden zijn. Dit zou kunnen leiden tot een
volledige omverwerping van de traditionele zienswijze. God wordt mens - niet een
mens, maar in principe ieder mens - door een metamorfose van het bewustzijn, als zielen
zichzelf 'leeg maken'. Het verschil tussen God en de mens
moet dan niet worden gezien als een onderscheid tussen radicaal gescheiden goddelijke en
menselijke sferen. Het is het verschil tussen de
bevrijde en in duister gehulde bewustzijnssferen. Jezus ontledigt zichzelf en wordt
goddelijk. Dit hoeft de ereplaats die Hij
inneemt in het hart van de christenen niet aan te tasten. Evenals de avatars in de Indiase
traditie kan hij worden vereerd als iemand die vrij geboren werd en die deze
vrijheid niet hoefde na te streven. Wellicht is dit de betekenis van de maagdelijke geboorte voor diegenen die zich op de tweesprong bevinden waar de moderne geest het pad van de oude traditie kruist.
|