|
KRISHNAMURTI: LEVEN ZONDER GEWELD HET WOORD IS NIET HET DING Als er handelen is en waarnemen
zonder denkbeeld, komt het er aan het centrum, het 'zelf', het 'mij', het 'ik', het 'ego',
het 'libido' - of welk woord je ook wilt gebruiken om het innerlijk te beschrijven - de
waarnemer, de censor, degene die controle uitoefent, de denker, degene die ervaart enz. -
een einde. Het centrum van alle psychologische
ideeënvorming is het 'ik'. (Praktische en wetenschappelijke kennis daargelaten). Als er een uitdaging is, is de
respons van het centrum in de vorm van het 'ik', een respons van het verleden. Terwijl bij onmiddellijke zien en
onmiddellijke handelen, het 'zelf' helemaal geen rol speelt. Het centrum is de hindoe, de arabier,
de jood, de christen, de communist, enz.; als dit centrum reageert, is het een reactie van
vroegere conditioneringen, het product van duizenden jaren religieuze en sociale
propaganda, en als dit reageert moet er conflict zijn.
Als je iets heel helder ziet en
handelt is er geen verdeeldheid. Je leert dit niet door middel van
boeken; het is iets dat je alleen door zelfkennis, direct, niet uit tweede hand kunt
leren. Kan een mens, de vergankelijkheid van
alles beseffend, iets ontdekken wat niet het product van tijd is? Het brein is het product van tijd;
het is duizenden jaren lang geconditioneerd. Wat het bedenkt is de respons van het
geheugen, van kennis en van ervaring. Dit denken kan nooit iets nieuws
ontdekken omdat het uit deze conditioneringen voortvloeit, het is altijd oud; het kan
nooit vrij zijn. Alles wat dit denken projecteert valt
binnen de sfeer van tijd; het kan God bedenken, een tijdloze toestand, een hemel, maar het
blijft zijn eigen schepping en is daardoor het product van tijd, van het verleden en niet
echt. We zien dus, als we het wezen van
tijd begrijpen - de psychologische tijd waarbij het denken zo'n buitengewoon belangrijke
rol speelt - dat de mens altijd gezocht heeft naar iets hogers. Hij begint hiernaar te zoeken;
vervolgens raakt hij gevangen in geloof; op basis van angst bedenkt hij een almachtige
God.
Misschien probeert hij het aan de
hand van een meditatiesysteem, een vorm van routine, waardoor de geest enigszins rustig
wordt en afgestompt raakt. Misschien herhaalt hij eindeloos
mantra's. Door dit herhalen wordt de geest
mechanisch, ongevoeliger; hij verheft zich misschien tot iets mystieks, iets paranormaals,
iets transcendentaal wat hij zelf projecteert. Dit heeft niets met meditatie te
maken. Meditatie veronderstelt een geest die
zo buitengewoon helder is dat er aan elke vorm van zelfmisleiding een einde komt. Je kunt jezelf eindeloos voor de gek
blijven houden, en doorgaan is meditatie, zogenaamde meditatie, een vorm van zelfhypnose -
het opwekken van visioenen op grond van je conditioneringen. Het is zo simpel; als je christen
bent zul je Christus zien, als je hindoe bent zul je Krishna zien of welk van de ontelbare
goden die er zijn dan ook. Maar meditatie heeft hiermee niets te
maken; zij is de totale stilte van de geest, de volkomen onbeweeglijk van het brein. De grondslag van meditatie moet in
het dagelijks leven worden gelegd; in hoe je je gedraagt, in wat je denkt.
Je denkt niet gewelddadig zijn en
mediteren; dat heeft geen zin. Als er psychologisch ook maar enige
vorm van angst bestaat, is meditatie niet anders dan een vlucht. Voor geestelijke stilte is een
buitengewone discipline nodig, niet de discipline van onderdrukking, van conformisme, van
het volgen van een bepaalde autoriteit, maar de discipline van leren die de hele dag
voortduurt, leren omtrent elke beweging van denken; van hieruit kan een handelen ontstaan
waarin geen tegenstrijdigheid bestaat. Wat is binnen dit alles de rol van
dromen? De geest is nooit stil; de
ononderbroken activiteit van overdag wordt tijdens de nacht voortgezet. Het gepieker, het gezwoeg, de angsten
en de genoegens duren tijdens de slaap voort; ze worden op directe wijze in dromen
gesymboliseerd. Kan de geest tijdens de slaap
volkomen stil zijn?
Dit is mogelijk, maar alleen als het
gezwoeg van alledag begrepen wordt er een einde aan komt, zodat er geen sporen achter
blijven. Als je wordt beledigd of een
compliment krijgt, reken er dan direct mee af, zodat de geest voortdurend vrij is van
problemen. Als je dan slaapt ontstaat er een
andere gesteldheid, de geest verkeert dan in volslagen rust, je neemt de gebeurtenissen
van overdag niet met je mee, je beëindigt ze met de dag. Als je dit allemaal begrepen hebt,
zie je dat met meditatie die gesteldheid van de geest wordt bedoeld, waarin volslagen
vrijheid is van elke kennis - zo'n geest maakt alleen gebruik van kennis; omdat hij vrij
is van het 'bekende', kan hij van het 'bekende' gebruik maken. Als hij van het bekende gebruikt
maakt doet hij dat op een gezonde, objectieve, onpersoonlijke en ondogmatische wijze. En zo gebeurt het dat er in de stilte
van de geest een toestand optreedt die tijdloos is. Maar, zoals we hebben gezegd, is de
verklaring, de beschrijving niet het verklaarde of beschrevene. De meesten van ons stellen zich
tevreden met verklaringen en beschrijvingen; je moet vrij zijn van het woord, want het
woord is niet het ding. Als je op deze wijze leeft, krijgt het leven een andere schoonheid; er is dan grote liefde die noch genot noch begeerte is; want genot en begeerte hangen samen met denken, en liefde is niet het product van denken.
|