|
KRISHNAMURTI: VRIJHEID EN MEDITATIE OP HET ZELF GERICHTE ACTIVITEIT Om te begrijpen wat die op het 'zelf'
gerichte activiteit is, moet men haar vanzelfsprekend onderzoeken, haar beschouwen en
gewaar zijn van het gehele proces. Indien men ervan gewaar kan zijn,
bestaat de mogelijkheid haar op te heffen; maar dit ervan gewaar zijn vereist een zekere
mate van begrip, een zekere doelbewustheid om het ding onder het oog te zien, zoals het is
en het niet te verklaren, noch te wijzigen of te veroordelen. Wij moeten gewaar zijn wat we doen,
van alle activiteit welke ontspringt aan die op het 'zelf' gerichte toestand; wij moeten
er ons bewust van zijn. Een onzer primaire moeilijkheden is,
dat zodra we ons bewust zijn van die activiteit, wij er een vorm aan wensen te geven, haar
wensen te beheersen, te veroordelen of haar willen wijzigen; daarom zijn we zelden in
staat, haar rechtstreeks onder ogen te zien. En wanneer dat het geval is, zijn nog
zeer weinigen onder ons in staat te weten, wat te doen.
Wij beseffen, dat op het 'zelf'
gerichte activiteiten nadelig zijn, dat ze vernietigend werken en dat elke vorm van
vereenzelviging, zoals b.v. met een land, met een bijzondere groep, met een speciale
begeerte, het zoeken naar een resultaat hier of in het hiernamaals, de verheerlijking van
een denkbeeld, het najagen van een voorbeeld, van deugd enz. in wezen de activiteit van
een op het 'zelf' gerichte persoon is. Al onze verhoudingen, met de natuur,
met mensen, met denkbeelden, zijn de uitkomst van die activiteit. Wanneer wij dit alles weten, wat
moeten we dan doen? Al dergelijke activiteit moet
vrijwillig tot een eind komen - niet door zelfbedrog, niet door beïnvloeding, niet onder
leiding. De meesten onzer zijn gewaar, dat
deze op het 'zelf' gerichte activiteit onheil en chaos veroorzaakt, maar wij zijn daarvan
slechts gewaar in bepaalde richtingen. Of wij merken haar op in anderen en
zijn onbewust van onze eigen activiteit, of, indien we in onze verhoudingen tot anderen
gewaar zijn van onze op eigen zelf gerichte activiteit, dan wensen wij deze te
transformeren, er iets anders voor in de plaats te stellen, er bovenuit te gaan. Voordat wij eraan kunnen beginnen,
moeten we weten, hoe dit proces ontstaat, nietwaar?
Ik ben mij slechts bewust van deze
activiteit van het 'ik', wanneer ik in verzet kom, wanneer het bewustzijn wordt
gedwarsboomd, wanneer het 'ik' begerig is om een resultaat te bereiken, nietwaar? Of ik ben mij bewust van dat centrum,
wanneer genot voorbij is en ik naar meer verlang; dan is er verzet en een doelbewust
instellen van de geest op een bijzonder einddoel, hetwelk mij een verrukking, een
voldoening zal geven; ik ben gewaar van mijn 'zelf' en van mijn activiteiten, wanneer ik
bewust naar deugd streef. Een mens, die bewust naar deugd streeft, is stellig niet deugdzaam. Nederigheid kan niet worden nagestreefd en dit is de schoonheid ervan. Dit proces van op het 'zelf' gericht
zijn is het resultaat van tijd, nietwaar? Zolang dit centrum van activiteit
bestaat, in welk richting ook, bewust of onbewust, is er verloop van tijd en ben ik mij
bewust van het verleden en van het heden in verband met de toekomst.
De op het zelf gerichte activiteit van het 'ik' is een tijdsproces. Kan de geest vrij zijn van dit alles?
Het mag op zeldzame ogenblikken
mogelijk zijn; het kan de meesten onzer overkomen wanneer wij onbewust, zonder bepaald
doel, onopzettelijk een handeling verrichten; maar is het voor de geest mogelijk om ooit
volkomen vrij te zijn van op het 'zelf' gerichte activiteit? Dit is een zeer belangrijke vraag,
welke we onszelf moeten stellen, omdat gij in die vraag zelf het antwoord zult vinden. Indien gij gewaar zijt van het totale
proces van deze op het 'zelf' gerichte activiteit, bekend met de werking ervan in
verschillende lagen van uw bewustzijn, dan zult ge uzelf ongetwijfeld moeten afvragen, of
het mogelijk is, dat er een einde komt aan die activiteit. Is het mogelijk, om niet te denken in
termen van tijd, niet aan mijzelf te denken als wat ik zal zijn, wat ik was en wat ik ben? Want met zulk denken begint het hele
proces van de op het 'zelf' gerichte activiteit; daarmede begint ook de vastberadenheid om
te worden, de vastberadenheid om te kiezen en te vermijden, hetgeen alles tot het
tijdsproces behoort.
In dat proces zien we eindeloos
onheil, ellende, verwarring, verdraaiing, ontaarding. Het tijdsproces is stellig niet
revolutionair. In het proces van tijd is geen transformatie; er is slechts voortzetting en geen beëindiging in, er is niets dan herkenning. Alleen wanneer u in het tijdsproces,
de activiteit van het zelf, volkomen eindigt, is er revolutie, transformatie, de geboorte
van het nieuwe. Wat staat de geest te doen, wanneer
hij gewaar is van dit totale proces van het 'ik' in zijn activiteit? Slechts bij vernieuwing, slechts bij revolutie - niet door evolutie, niet doordat het 'ik' iets wordt, maar doordat het 'ik' volkomen eindigt - is er het nieuwe.
|