|
KRISHNAMURTI: VRIJHEID EN MEDITATIE VERSCHIL TUSSEN GEWAARZIJN EN INTROSPECTIE Vraag: wat is het verschil tussen
gewaarzijn en introspectie? En wie is gewaar bij gewaarzijn? Krishnamurti: Laat ons eerst onderzoeken, wat we
bedoelen met introspectie. We bedoelen met introspectie: kijken
in zichzelf, zichzelf onderzoeken. Waarom onderzoekt men zichzelf? Teneinde beter te worden, teneinde te
veranderen, teneinde te wijzigen. Gij 'introspecteert', teneinde iets
te worden, anders zou ge u niet overgeven aan introspectie. Gij zou uzelf niet onderzoeken,
indien er in u geen verlangen was om een wijziging te ondergaan, om te veranderen, om iets
anders te worden dan, wat gij zijt.
Dit is blijkbaar de reden voor
introspectie. Ik ben boos, en ik sla mijzelf
innerlijk gade, onderzoek mijzelf, teneinde die boosheid kwijt te raken, of de boosheid om
te zetten of te veranderen. Waar introspectie is, hetgeen het
verlangen is om de beantwoordingen, de reacties van het zelf te wijzigen of te veranderen,
is daar altijd een einddoel in zicht; wanneer dit einddoel niet bereikt wordt, is er
humeurigheid en neerslachtigheid. Ik weet niet, of ge hebt opgemerkt,
dat bij introspectie, wanneer ge binnen in uzelf kijkt, teneinde uzelf te veranderen, er
altijd een golf van neerslachtigheid over u komt. Er is altijd een golf van
zwaarmoedigheid, waartegen ge hebt te strijden; ge moet uzelf nogmaals onderzoeken om die
ontstemming kwijt te raken, enz. Introspectie is een proces, waarin geen vrijmaking ligt, omdat het een proces is van transformeren wat is, in iets, wat het niet is. Ontegenzeglijk is dit precies, wat er
plaats grijpt, wanneer wij onszelf introspecteren', wanneer wij ons aan deze eigenaardige
handeling overgeven. Deze handeling omvat altijd het
proces van 'iets verzamelen', het 'ik', dat iets onderzoekt, teneinde het te veranderen,
er ontstaat dus altijd een dualistisch conflict, en daarom een proces van teleurstelling.
Er is nimmer bevrijding; en, door het
beseffen van deze teleurstelling, ontstaat er neerslachtigheid. Gewaarzijn is totaal iets anders. Gewaarzijn is waarnemen zonder
veroordelen. Gewaarzijn brengt begrijpen mede,
omdat er geen veroordelen of vereenzelvigen is, doch een stil gadeslaan. In dien ik iets wens te begrijpen,
moet ik gadeslaan, moet ik het niet bekritiseren, moet ik het niet veroordelen, moet ik
het niet najagen als genot of het vermijden als geen-genot. Er moet slechts het zwijgende
observeren van een feit zijn. Er is geen einddoel in zicht, maar
een gewaarzijn van alles, zoals het opkomt. Dit gadeslaan en het begrijpen van
die observatie houden op, wanneer er veroordeling, vereenzelviging, of rechtvaardiging is. Introspectie is zelfverbetering en
daarom is introspectie zelf-middelpuntigheid. Gewaarzijn is geen zelfverbetering.
Integendeel, het is de beëindiging
van het 'zelf', van het 'ik', met al zijn bijzondere eigenaardigheden, zijn herinneringen,
eisen en najagen. In introspectie zit vereenzelviging
en veroordeling. In gewaarzijn zit geen veroordeling
of vereenzelviging; en daarom is er geen zelfverbetering. Er bestaat dus een groot verschil
tussen deze twee. Hij, die zichzelf wenst te verbeteren, kan nooit gewaarzijn, omdat verbetering veroordelen en het bereiken van een resultaat omvat. Daarentegen ligt in gewaarzijn een
waarnemen zonder veroordelen, zonder loochenen of aannemen. Dat gewaarzijn begint met uiterlijke
dingen, door gewaar te zijn van, in contact te zijn met voorwerpen, met de natuur. Eerst bestaat er een gewaarzijn van
de dingen rondom zich, dat is, gevoelig zijn voor voorwerpen en voor de natuur; daarna
voor mensen, hetgeen verhouding betekent; en dan is er een gewaarzijn van denkbeelden. Dit gewaarzijn, dit gevoelig zijn
voor dingen, voor de natuur, voor mensen, voor denkbeelden, bestaat niet uit afzonderlijke
processen, doch het is een verbonden proces.
Het is het voortdurend gadeslaan van
alles, van elke gedachte, elk gevoel en elke daad, als deze binnen het zelf opkomen. Daar gewaarzijn niet veroordeelt,
verzamelt het ook niet. Ge veroordeelt alleen, wanneer ge een vastgestelde norm hebt, hetgeen betekent, dat er bijeengaren en daardoor verbetering van het zelf is. Gewaarzijn is het begrijpen van de
activiteiten van het zelf, van het 'ik', in verhouding tot mensen, tot denkbeelden en tot
dingen. Dit gewaarzijn is van ogenblik tot
ogenblik en kan daarom niet beoefend worden. Wanneer ge iets beoefent, wordt het
een gewoonte, en gewaarzijn is geen gewoonte. Een geest, die er gewoonten op
nahoudt, is ongevoelig en een geest, die functioneert in de groeve van een persoonlijke
handelswijze en onplooibaar, terwijl gewaarzijn aanhoudende plooibaarheid en waakzaamheid
vereist. Dit is niet moeilijk. Dit doet ge inderdaad, wanneer ge in
iets geïnterneerd zijt, wanneer ge belang stelt in het waarnemen van uw kind, uw vrouw,
uw planten, van de bomen, de vogels.
Zonder veroordeling, zonder
vereenzelviging neemt ge dan waar; daarom is er in die waarneming volledige gemeenschap;
de waarnemer en het waargenome zijn in volledige gemeenschap. Dit gebeurt inderdaad, wanneer ge diep en innig in iets belang stelt. Er is dus een groot verschil tussen
gewaarzijn en de expansieve verbetering van het zelf door introspectie. Introspectie voert naar
teleurstelling, tot meer en groter conflict, terwijl gewaarzijn een proces is van
vrijmaking van de handelingen van het zelf; het is gewaar zijn van uw dagelijkse
bewegingen, van uw gedachten, van uw daden en gewaar zijn van een ander, terwijl ge hem
gadeslaat. Ge kunt dit alleen doen, wanneer ge iemand liefheb, wanneer ge diep in iets geïnterneerd zijt. Wanneer ik mijzelf wens te kennen,
mijn gehele wezen, alles wat in mij is en niet slechts een of twee lagen, dan moet er
klaarblijkelijk geen veroordeling bij zijn. Dan moet ik open staan voor elke gedachte, voor elk gevoel, voor alle gemoedgesteldheden, voor alle onderdrukking; en, wanneer er dan meer en uitgebreider gewaarzijn ontstaat, is er ook steeds grotere vrijheid van alle verborgen bewegingen der gedachten, motieven en strevingen.
Gewaarzijn is vrijheid, het geeft
vrijheid, het brengt vrijheid voort; terwijl introspectie strijd aankweekt, het proces van zelf-ingeslotenheid; daarom ligt daarin altijd teleurstelling en vrees opgesloten. De vrager wenst ook te weten, wie er
gewaar is. Wanneer ge een diepe ervaring van iets hebt, wat heeft er dan plaats? Wanneer er zulk een ervaren is, zijt ge dan gewaar dat ge ervaart? Wanneer ge boos zijt, juist precies op het ogenblik van boosheid, jaloezie of vreugde, zijt ge dan gewaar, dat ge blij of boos zijt? Alleen, wanneer de ervaring voorbij
is, is er degene, die ervaart en het ervarene. Dan neemt degene, die ervaart, het
ervarene, het object van de ervaring waar. Op het ogenblik der ervaring, is er
noch de waarnemer noch het waargenomene: er is slechts het ervaren. De meesten onzer ervaren niet. Wij staan immers buiten de toestand van ervaren en daarom stellen we die vraag, wie is de waarnemer, wie is het, die gewaar is?
Ongetwijfeld is een zodanige vraag
een foutieve vraag. Op het ogenblik, dat het ervaren
plaats grijpt, is er noch de persoon, die gewaar is, noch het object, waarvan hij gewaar
is. Er is noch de waarnemer noch het
waargenomene, doch slechts de toestand van ervaren. De meesten onzer vinden het uitermate
moeilijk om in een tostand van ervaren te leven, omdat dit een buitengewone plooibaarheid,
vlugheid, en een hoge graad van gevoeligheid vereist; en deze worden verloochend, wanneer
wij een resultaat najagen, wanneer wij wensen te slagen, wanneer wij een einddoel in het
oog hebben, wanneer we berekenend zijn - dit alles brengt ons teleurstelling. Hij die niets vraagt, die geen doel
nastreeft, die niet onderzoekt tot hij een resultaat heeft met alles, wat daaraan vastzit,
zo iemand is in een toestand van voortdurend ervaren. Alles is dan in beweging, en heeft
betekenis; niets is oud, niets is vergaan, niets is herhaling, omdat wat is, nimmer
oud is. De uitdaging is altijd nieuw. Alleen de reactie op de uitdaging is
oud, het oude veroorzaakt steeds nieuwe neerslag, welke herinnering is, de waarnemer, die
zichzelf van het waargenomene, van de uitdaging, van de ervaring afscheidt.
Ge kunt hiermede voor uzelf zeer
gemakkelijk en eenvoudig experimenteren. Sla u zelf gade, de volgende maal,
dat ge boos, jaloers, hebzuchtig, heftig of wat ook zijt. In die toestand is 'gij' er niet. Dan is er slechts die staat van
'zijn'. Een ogenblik, een seconde daarna,
noemt ge het, geeft ge er een naam aan en noemt het jaloezie, boosheid, hebzucht; en zo
hebt ge onmiddellijk de waarnemer en het waargenomene gecreëerd, degene die ervaart en
het ervarene. Wanneer deze beide er zijn, dan
tracht degene die ervaart de ervaring te wijzigen, zich er dingen over te herinneren, enz,
en daarom handhaaft hij de verdeling tussen hemzelf en het ervarene. Indien gij aan dat gevoel geen naam
geeft - hetgeen betekent, dat ge geen resultaat zoekt, niet veroordeelt en dat gij in
stilte gewaar zijt van het gevoel - dan zult ge zien, dat in dat gevoelen, van ervaren, er
geen waarnemer en niets waargenomen is, omdat de waarnemer en het waargenomene een
gezamenlijk verschijnsel vormen en er dus alleen het ervaren is. Daarom zij introspectie en gewaarzijn totaal verschillend. Introspectie leidt tot
teleurstelling, tot verdere strijd, want er ligt de begeerte naar verandering opgesloten,
en verandering is louter gewijzigde voortzetting.
Gewaarzijn is een toestand, waarin
geen veroordelen, geen rechtvaardiging of vereenzelvigen bestaat, en daarom is er inzicht;
in die toestand van passief, waakzaam gewaarzijn bestaat noch hij, die ervaart noch het
ervarene. Introspectie, welke een vorm is van
zelfverbetering, van zelfexpansie, kan nooit tot waarheid leiden, omdat het altijd een
proces van zelf-ingeslotenheid is; gewaarzijn daarentegen is een toestand, waarin waarheid
tot aanzijn kan komen, de waarheid van wat is, de eenvoudige waarheid van het
dagelijkse bestaan. Slechts, wanneer wij de waarheid van
ons dagelijks bestaan begrijpen, kunnen we ver gaan. Gij moet dichtbij beginnen om ver te
kunnen gaan, maar de meesten onzer wensen te springen en ver te beginnen, zonder begrip
van wat dichtbij is. Als wij het dichtbije begrijpen,
zullen we ontdekken, dat ertussen het dichtbije en het verre geen afstand is. Er bestaat dan geen afstand - het begin en het einde zijn één.
|