|
OSHO: JAREN VAN VOORBEREIDING
DE HYPOTHETISCHE ENTITEIT "IK" Mij werd gezegd dat ik mijzelf niet
kon observeren, want de plek van waaruit ik observeerde (nu liefdevol en ja-zeggend) en
mijzelf, waren één. Zelf-liefde is dus nog taal die een dualiteit tot uitdrukking brengt. Ik was mijzelf. Ik werd geconfronteerd met een
basis-illusie die de mens kenmerkt en die hij in zijn gewone zelf-observatie overeind
blijft houden. Het is de illusie dat er zoiets zou
bestaan als een hypothetische entiteit 'ik', van waaruit dan gekeken zou kunnen worden
naar... mijzelf. Dat is zelfbedrog. Waar ik van doordrongen werd is, dat
het niet zo is dat ik er ben en er daarnaast angst, verdriet, en gedachten en gevoelens
zijn, strevingen en verlangens. Ik moet zien dat 'ik' die gedachten,
gevoelens en verlangens ben. Dat alles ben ik. Als er haat is, dan ben ik dat, op
dat moment. Mij werd voorgehouden dat er niet
zoiets bestaat als een structuur (ik), die dan gedachten of gevoelens uitspuugt, om
vervolgens die geproduceerde gedachten en gevoelens aan een nader onderzoek te
onderwerpen.
Toch is dat de illusie waarin de mens
leeft, veroorzaakt door de voortgaande beweging van het denken die een denkbeeldig centrum
heeft geschapen. Dat word dan ervaren als de
centrum-sensatie 'ik'. Door het voortgaande denken is een illusoire splitsing ontstaan tussen 1. de gedachtestroom en 2. iets wat meent op zichzelf staande te zijn, iets wat zich als het ware buiten de gedachtestroom bevindt. Dat is de kernsplitsing in het
bewustzijn, door Krishnamurti altijd de splitsing tussen de observeerder en het
geobserveerde genoemd. Die splitsing moet uiteindelijk
worden opgeheven en in het opheffen van die splitsing ligt het geheim van een diepere
integratie van het bewustzijn en het ontbloeien van een ander type, zuiver observerend
bewustzijn. Zelf-liefde en alle beschouwingen
daaromtrent zijn dus een deel van de voorbereiding tot iets anders. Uiteindelijk moest het tot een inzicht in deze kernsplitsing komen. Wanneer ik observeerde vanuit de
observeerder, vanuit die denkbeeldige 'instantie', dan bleek dat ik altijd iets met het
geobserveerde (gedachten, gevoelens en verlangens) deed. Zelfs zonder dat ik me daar bewust
van was, manipuleerde en controleerde ik ze op een subtiele manier. Ik kon nog zo hartgrondig 'ja' zeggen
in de act van mijn observatie, er bleef altijd die splitsing op zichzelf die reeds een
vorm van verstoring van eenheid was. Zodra ik dus bezig was mijzelf te
observeren, vertekende, manipuleerde en controleerde ik daarmee het geobserveerde. Ik liet gevoelsopwellingen of wat dan
ook hun verhaal niet vertellen.
Ik bleef interveniëren, bleef me er
op een subtiele manier mee bemoeien. De vraag werd of er een mogelijkheid
bestond om te observeren en zonder dat die denkbeeldige entiteit die 'de observeerder'
werd genoemd, werd ingeschakeld. Kon er pure observatie zijn, zonder
dat deze observatie vanuit een bepaalde richting (die als observeerder word aangeduid)
plaatsvond. Nogmaals, ik ontdekte dat de
uitdrukking 'ik heb gevoelens' onjuist was. Ik en mijn gevoelens zijn één. Ik ben op een bepaald moment angst,
ik ben op een bepaald moment razernij, ik ben soms jaloezie en ik ben evenzo de
voortdurende gedachtestroom. Als ik dus zou kijken naar jaloezie,
dan zou... jaloezie kijkt naar jalousie. Als ik naar gedachten kijk, dan
kijken... gedachten naar gedachten. De splitsing in het bewustzijn blijft dan gehandhaafd. De basisillusie was... de
observeerder. Er was niet zoiets als een 'ik', al
was ik mijn leven lang bereid die illusie overeind te houden en daarvoor te vechten.
Als Bhagwan(Osho) zei: 'In unity is
the ending of pain', dan zei deze uitspraak dat deze illusie van observeerder en het
geobserveerde de grondoorzaak van de pijn was. Als ik mij voortdurend deelde in
twee, zou ik, vanuit het deel dat wilde observeren (zelf-observatie) altijd tot een
subtiele beoordeling van de energieën (die gevoelens of gedachten worden genoemd) komen.
Daarom was de slag, de truc, om
observerend bewustzijn te zijn zonder dat daarbij de observeerder enige rol speelde. Als ik zeg 'ik ben niet de pijn', dan
schept die dualiteit juist de pijn. Die splitsing is al een vorm van
conflict. Ik was dus niet de observeerder. Ik was ook niet het geobserveerde. Ik was beide. Degene die ervoer was de ervaring. Die splitsing ('the real cause of all
misery', zoals Bhagwan(Osho) eens zei) voerde mij telkens weer tot de vraag of er
observatie mogelijk was, waarin ik niet oordeelde of iets goed of slecht was, waarin er
geen enkel verlangen was of doelstelling ten aanzien van dat wat zich in het bewustzijn
aandiende, waarin geen neiging voorkwam om er een etiket op te plakken, er weerstand tegen
te bieden of er aan gehecht te raken. Zolang de tweedeling: observeerder en
het geobserveerde bestond was er conflict ('division is conflict' is de steeds herhaalde
uitspraak van Krishnamurti) en dat betekende dat veel energie verloren ging.
Als het conflict door een diep
inzicht zou worden opgeheven kwam die energie vrij. Pas dan kon ik niets meer doen met
datgene wat zich in het bewustzijn aandiende. Het onderwerp dat hier in slechts enkele bewoordingen wordt aangegeven, was genoeg voor vele jaren van luisteren en begrijpen. Bhagwan(Osho)had, vaak op poëtische
wijze over dit punt gesproken. Zijn beschouwingen over 'de Getuige', 'Getuige-Bewustzijn' (Witnessing consciousness' of 'the witnessing self'), over de 'watcher on the hills' (uitkijkpost op de heuvel observerend bewustzijn), vormden voor mij de bouwgrond waar Krishnamurti de heipalen trachtte in te slaan. De laatste was het die dit punt:
observeren zonder de observeerder tot een kern van zijn teaching maakte. Het grote gevaar van zijn
beschouwingen is dat het begrijpen (of inzichtelijk proces) verbaal-intellectueel blijft. Dan wordt het een mentale realisatie,
geen echte. Van dat gevaar was ik me zeker bewust
maar toch zag ik er geen bezwaar in mij voortdurend te laten bombarderen door zijn visie
zonder mijzelf de illusie te geven dat echte realisatie een feit was geworden. Een ding werd me duidelijk. Zolang de observeerder in werking was
(en daarmee de splitsing) werden alle manifestaties (bijv. boosheid) steeds weer her-kend. Een seconde nadat woede ontstaat zegt
men dan, her-kennend, dit is woede. Dat kan men ook zeggen omdat men
woede al eens eerder heeft meegemaakt. Ze werd geregistreerd en dit is deel
van het geheugen geworden. De observeerder is dat geheugen in de
zin van het totaal van in het verleden geregistreerde en benoemde zaken. Het verleden is een voorraadschuur
van etiketten. Voor mezelf trachtte ik het zo uit te
drukken: er komt een gevoel op (bijv. woede of angst). In de eerste momenten weet je
absoluut niet wat het is. Het is alleen... een sensatie. Adrenaline! Dan ren je naar je voorraadschuur van
de herinneringen (naar het verleden dus), doet de deur open, grabbelt in een kist met
etiketten tot de juiste benoeming, het juiste woord gevonden is, rent dan terug naar de
sensatie (het moment nu) en hangt er snel het etiket aan: (bijv. woede of angst).
Deze procedure d.w.z. dit benoemen
vanuit het verleden (de observeerder) versterkt gevoelens en daarbij - deze snelle uitstap
naar de voorraadschuur is ook een (tijdelijk) niet volledig attent zijn. Men is immers even weg, een
ondeelbaar ogenblik (als men naar de voorraadschuur rent). Het gaat er om volledig hier-en-nu
attent te blijven op dat wat verrijst, wat zich aandient in het bewustzijn en pas dan is
men in volledige communio met dat wat is (en wat telkens weer iets anders is). Het gadeslaan (of gewaar-zijn) van
het eigen zelf, in al zijn bewegingen (en in relatie), is waar het in laatste instantie
telkens weer om gaat. Het is de discipline en ook de
betekenis van de uitdrukking: 'wees een Licht voor jezelf' (of 'Ken uzelf'). Dat Licht (dat Kennen) is niet een
analyseren. Het is letterlijk een ver-Lichten, de
veelvuldigheid van tendenties, gewoonten, gevoelsopwellingen, gedachten en verlangens in
een Schijnsel plaatsen. Dat Schijnsel oordeelt niet, kiest
niet en benoemt niet. Het boek van het 'zelf' kan zo worden
gelezen en de enige vraag die centraal staat is: hoe gebeurt dat? Hoe is dat Schijnsel, dat ver-Lichten, hoe ontstaat die pure observatie?
|